Nieuws, Politiek, Vakbond, Vrede vzw, Latijns-Amerika, OAS, Manuel Zelaya, Porfirio Lobo -

Honduras weer opgenomen in de Organisatie van Amerikaanse Staten

Honduras heeft, sinds de verkiezing van Manuel Zelaya tot president in 2005, woelige jaren gekend. Onlangs werd een akkoord gesloten dat de politieke betrekkingen in Honduras moet normaliseren.

donderdag 28 juli 2011 10:55
Spread the love

In november 2005 won Manuel Zelaya, leider van de Partido Liberal, de presidentsverkiezingen in Honduras van Porfirio Lobo, leider van de Partido Nacional. Zelaya werd ingehuldigd als president op 27 januari 2006, maar in de zomer van 2009 volgde een staatsgreep.

Het land kreeg daarop een aantal internationale sancties te verwerken. Via nieuwe, gecontesteerde verkiezingen in november 2009 kwam Porfirio Lobo aan de macht. Lobo en Zelaya sloten recent een akkoord over een normalisering van de politieke betrekkingen in Honduras. Met dit akkoord proberen ze de staatsgreep achter zich te laten.

De blauwen van de Partido Nacional (Nationale Partij) vertegenwoordigen eerder de oude rijken in de Hondurese maatschappij: de grootgrondbezitters en de agro-exporteurs. De leden van de Partido Liberal (Liberale Partij) staan vooral voor de nieuwe rijken: industriëlen en internationale handelaars.

De beroepspolitici van beide partijen wisselen elkaar al 25 jaar af aan de macht. Ze zien in het politiek systeem vooral een bron van inkomsten voor zichzelf, hun familie en hun vrienden: een garantie op ongestoorde verrijking.

Plotse ommekeer

Manuel Zelaya was zelf de zoveelste exponent van die politieke roadshow: een rijke cowboy met daarnaast flinke belangen in de bos(roof)bouw en de internationale houthandel. Hij was eveneens een fervent aanhanger van het vrijhandelsakkoord met de Verenigde Staten.

Tijdens zijn ambtstermijn maakte hij echter een vreemdsoortige ommezwaai. Hij nam plots een aantal sociale maatregelen, zoals het optrekken van het wettelijk minimumloon met 60 procent, het doorvoeren van een gevoelige loonopslag voor het onderwijzend personeel, het uittrekken van meer overheidsgeld voor armoedebestrijding en milieubescherming enzovoort.

Tegelijkertijd zocht hij ook toenadering tot de Bolivariaanse Alliantie voor de Volkeren van Ons Amerika (ALBA), een internationale samenwerkingsorganisatie gebaseerd op de idee van sociale, politieke en economische integratie tussen de landen van Latijns-Amerika en de Caraïben.

Omdat ALBA een poging is om regionale economische integratie te bewerkstelligen via een visie van sociale welvaart, het uitwisselen van goederen en diensten en wederzijdse economische hulp, in plaats van via handelsliberalisering en vrije handelsakkoorden, wordt het geassocieerd met socialistische en sociaal-democratische regeringen.

Toch keurde het Hondurese parlement op 9 oktober 2008 de toetreding tot ALBA goed. Honduras voegde zich op die manier bij Venezuela, Cuba (de initiatiefnemers), Bolivia, Nicaragua, Antigua en Barbuda, Dominica, Saint Vincent en de Grenadines. Vlak voor de staatsgreep in Honduras verwelkomde ALBA Ecuador nog als nieuw lid.

De atypische – want sociale – beslissingen van Zelaya konden op niet veel sympathie rekenen bij de elites van het land. Zowel in de Partido Nacional als in zijn eigen Partido Liberal groeide het ongenoegen.

Staatsgreep

Op 28 juni 2009 werd president Manuel Zelaya uit zijn ambt gezet door het leger. Dat gebeurde officieel omdat hij besloten had de bevolking een niet-bindende enquête voor te leggen met de vraag of er in november 2009 een referendum moest komen over het al dan niet samenroepen van een grondwettelijke vergadering, met het oog op de hervorming van de grondwet. Zelaya, de verkozen president, werd zelf beschuldigd van het schenden van de grondwet met dit voorstel.

De militairen zouden ‘de grondwettelijke orde’ herstellen door hem af te zetten en hem te verbannen naar Costa Rica. Het geheim arrestatiebevel kwam van het Hooggerechtshof, op basis van een aanklacht van de procureur-generaal. Maar de beslissing om president Zelaya het land uit te zetten kwam van de militairen en zij wisten maar al te goed dat ze de grondwet hiermee met de voeten traden. Artikel 102 verbiedt immers de uitlevering aan of verbanning naar het buitenland van Hondurese burgers.

Amper enkele uren na de deportatie van Zelaya werd Roberto Micheletti, wettelijk de tweede in lijn voor het presidentschap, aangeduid door het parlement en ingezworen. Micheletti was net als Zelaya lid van de Liberale Partij en probeerde in het verleden al meermaals de nominatie in de wacht te slepen van kandidaat voor het presidentschap van de Liberale Partij.

Hoewel hij na de staatsgreep de facto aan de macht was, werd hij door geen enkele andere regering of internationale organisatie erkend als de president de jure. De machtsgreep werd publiekelijk veroordeeld door de Europese Unie, de Verenigde Naties, de Verenigde Staten en heel Latijns-Amerika. Het resultaat was dat Honduras uit de Organisatie van Amerikaanse Staten (OAS) werd gestoten.

Deze regionale organisatie, met tegenwoordig als voornaamste doelstellingen de economische samenwerking en het ondersteunen van vredes- en democratiseringsprocessen, heeft haar hoofdkwartier in Washington en de 35 onafhankelijke staten van het Amerikaans continent zijn er allen lid van.

Vanuit zijn verplichte verblijfplaats in Costa Rica liet Zelaya weten dat hij letterlijk door militairen uit zijn bed gelicht was op 28 juni. Hij werd overgebracht naar de militaire luchtmachtbasis van Hernan Acosta Mejia en van daaruit ging het rechtstreeks richting San José, de hoofdstad van Costa Rica. Nadat Zelaya verdreven was, volgden er hevige straatrellen tussen zijn aanhangers en de ordetroepen.

Waar Zelaya tot dan toe niet had voor kunnen zorgen, daar gaf putsch-leider Micheletti nu de aanzet toe: de eenmaking van de volksbeweging. Dag na dag vulde een massa mensen de straten van de grote steden. De junta werd geen seconde rust gegund. De putschisten trokken dan ook alle repressieve registers open.

Ze zetten honderden opposanten achter de tralies, vaardigden een uitgaansverbod en een samenscholingsverbod uit, zelfs tot in privé-woningen toe. Ze sloten radio- en tv-stations, lieten journalisten arresteren, intimideerden Cubaanse hulpverleners, enzovoort.

Verkiezingen

Zelaya kwam in november 2009, clandestien en zeer tegen de zin van de nieuwe machthebbers, terug naar zijn land. Hij zocht zijn toevlucht in de Braziliaanse ambassade in de Hondurese hoofdstad Tegucigalpa. Brazilië weigerde hem over te dragen aan de nieuwe machthebbers.

De standvastigheid van Brazilië in dit dossier vormde één van de verschillende pijnpunten tussen Obama en de voormalige Braziliaanse president Lula da Silva. President Obama had de coups in eerste instantie verbaal afgekeurd, maar de VS streefde in de praktijk al gauw naar een normalisering van de situatie.

Hoewel er geen harde bewijzen bestaan dat de VS effectief betrokken was bij de staatsgreep en kidnapping van Zelaya, deden Obama en Clinton er alles aan om de regering Micheletti te helpen overleven en het nieuwe regime te laten legitimeren via officiële verkiezingen.

Deze verkiezingen, die uiteindelijk doorgingen op 29 november 2009, verliepen enigszins merkwaardig. De campagne startte zo’n drie maanden voor de verkiezingsdatum. Gedurende één maand van deze campagneperiode (van 22 september tot 19 oktober) was het decreet PCM-M-016-2009 van kracht.

Dit decreet, ingesteld door de Micheletti-regering, schortte maar liefst vijf grondwettelijke rechten tijdelijk op: het recht op persoonlijke vrijheid, de vrijheid van meningsuiting, de vrijheid van beweging, de vrijheid van verenigen en het habeas corpus (het recht op juridische verdediging tegen onwettige opsluiting en willekeurige actie van de staat).

Over de uitslag van de verkiezingen en over de aanduiding van de nieuwe president zelf was er veel minder commotie dan over de participatiegraad van de burgers. De oppositie had immers opgeroepen tot een boycot van de verkiezingen. Er werden cijfers gelanceerd en verdedigd die de electorale opkomst schatten op 60 à 65 procent van de kiesgerechtigden. Uiteindelijk werd het officiële opkomstcijfer teruggebracht naar 49 procent.

De twee belangrijkste kandidaten voor het presidentschap – Porfirio Lobo van de Nationale Partij en Elvin Santos van Zelaya’s eigen Liberale Partij – hadden beiden hun steun verleend aan de 28 juni-coup die de wettelijk verkozen president afzette. Lobo sleepte uiteindelijk de overwinning in de macht. Hij verzamelde 56 procent van de uitgebrachte stemmen.

Porfirio Lobo meet zichzelf het imago aan van de verzoener binnen de Hondurese samenleving. Op 20 januari 2010, een week voor hij officieel zijn nieuwe functie opnam, sloot Lobo een akkoord met de Dominicaanse Republiek, waarin bepaald werd dat Manuel Zelaya vanuit de Braziliaanse ambassade in de Hondurese hoofdstad Tegucigalpa zou worden overgebracht naar Santo Domingo.

Daar zou de afgezette president kunnen leven onder een soort veredelde verbanning. Lobo stelde zich persoonlijk garant voor de vrijgeleide en de eerbare manier waarop Zelaya zou worden overgedragen. Hij had hierover een akkoord gesloten met de andere presidentskandidaten voor de Hondurese verkiezingen.

In een gezamenlijke mededeling vroegen alle kandidaten ook dat de isolerende internationale sancties tegen Honduras zouden worden opgeheven, meer bepaald de uitsluiting uit de Organisatie voor Amerikaanse Staten (OAS) en de stopzetting van de steun door de Inter-Amerikaanse Ontwikkelingsbank, de Europese Unie, de Wereldbank, het IMF en de VS.

Zelaya verklaarde zich akkoord met zijn verbanning naar de Dominicaanse Republiek, maar zijn omgeving bevestigde dat hij politiek actief zou blijven en dat hij hoopte later een rentree te kunnen maken op het politieke toneel van zijn vaderland.

Normalisering

De coup in Honduras was vrij eensgezind veroordeeld in de rest van de wereld, maar die internationale gelijkgezindheid begon aanzienlijk te tanen wat de erkenning van de verkiezingsgang betrof. De verkiezingen van november 2009 werden in eerste instantie enkel erkend door Costa Rica, Colombia en Peru, alsook door de VS en Spanje.

De afbrokkeling van het internationaal front van oppositie tegen de gang van zaken in Honduras ging verder toen Mexico en Chili in augustus vorig jaar aankondigden dat ze hun relaties met het land terug zouden normaliseren. De Midden-Amerikaanse landen beslisten, tegen de mening van Nicaragua in, dat Honduras opnieuw opgenomen zou worden in het Centraal-Amerikaans Integratie Systeem (SICA), een economische, culturele en politieke organisatie van Centraal-Amerikaanse staten.

Dit was de aanleiding voor een diplomatiek offensief vanuit Tegucigalpa om de terugkeer naar de Organisatie van Amerikaanse Staten te proberen bewerkstelligen. Uiteindelijk kwam er schot in deze zaak door de normalisering van de interne politieke situatie: Manuel Zelaya keerde terug naar Honduras en zijn politieke positie werd opnieuw erkend door de andere spelers op de politieke scene.

Op 22 mei 2011 ondertekenden de huidige Hondurese president Porfirio Lobo en de verbannen Manuel Zelaya, in Cartagena in Colombia, een akkoord waarin de definitieve terugkeer van de afgezette president naar zijn thuisland werd vastgelegd. Zes dagen later, op 28 mei 2011, was het dan zover. Zelaya vloog na meer dan een jaar verbanning terug naar Honduras.

Op de luchthaven werd hij onthaald als een held door duizenden aanhangers. Hij hield een verzoenende redevoering waarin hij pleitte voor een politieke dialoog en een verdieping van de democratie in het land. Het akkoord over Zelaya’s terugkeer kon alleen bereikt worden door de lopende aanhoudingsmandaten tegen hem in te laten trekken.

Lobo ging er mee akkoord de processen die het openbaar ministerie had ingeleid af te breken. Het Hooggerechtshof en de openbare aanklager bleken bereid om hun medewerking te verlenen. Tegelijkertijd liet Porfirio Lobo een aantal grondwetsherzieningen stemmen die de inspraak van de bevolking in bepaalde beslissingen vergrootte, onder meer via referenda (de zogenaamde reden van de machtsgreep in 2009).

Internationale actoren

Het pact van verzoening tussen de nieuwe president Lobo en de afgezette Zelaya en onderhandelingsgesprekken tussen Honduras, Colombia en Venezuela resulteerden in de intrekking van het veto van de Venezolaanse president Chavez tegen de herintegratie van Honduras in de Organisatie van Amerikaanse Staten (OAS).

Volgens sommige commentatoren waren deze drie landen trouwens de motor van de snelle ontwikkelingen. Op woensdag 1 juni 2011 werd Honduras officieel terug opgenomen in de OAS, met 32 stemmen voor en 1 stem tegen. Enkel Ecuador was niet akkoord. De Ecuadoraanse president Correa, die zelf het slachtoffer werd van een mislukte poging tot staatsgreep door de politie in zijn land in september 2010, verklaarde publiekelijk dat hij niet kan aanvaarden dat de coupplegers zomaar straffeloos wegkomen met hun misdaad.

De OAS stond gedurende een groot deel van haar geschiedenis onder duidelijke politieke en economische invloed van de Verenigde Staten. Vanaf het einde van de jaren 1970 nam de dominantie van de Verenigde Staten in de OAS geleidelijk aan meer en meer af. Deze hele episode met Honduras en de OAS levert het zoveelste bewijs dat Latijns-Amerika niet langer louter de achtertuin van Washington D.C. is.

De Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken, Hillary Clinton, spande zich al heel vroeg na de coup erg in om Honduras opnieuw te laten opnemen in de Organisatie voor Amerikaanse Staten, maar haar lobbywerk had geen succes. Volgens waarnemers speelde de Gemeenschap van Latijns-Amerikaanse en Caraïbische Staten (CELAC) – waar Canada en de VS niet bij aangesloten zijn – de positieve beïnvloeder in de onderhandelingen, met Colombia en Venezuela als voornaamste en meest actieve spelers in dit dossier.

Nasleep

Sinds de verkiezingen van 2009 en het aantreden van Porfirio Lobo is de mensenrechtensituatie wel een probleem gebleven. De repressie tegen actievoerders en betogers is blijven aanhouden. Human Rights Watch citeerde vorig jaar in een rapport onder meer de moord op acht journalisten en tien leden van het Nationaal Verzetsfront sinds Lobo president is geworden.

Het rapport klaagde eveneens de straffeloosheid aan van de mensenrechtenschenders uit de regering Micheletti. Niet zo lang geleden werden journalisten nog letterlijk onder vuur genomen in Honduras, met twee doden tot gevolg. Paramilitaire groepen hebben tijdens het bewind van Lobo al 40 landarbeiders gedood. Ook vakbondsmensen werden vermoord.

Dit artikel verscheen eerder al in nummer 410 van Vrede – tijdschrift voor internationale politiek – voor meer informatie over het tijdschrift & abonnementen zie www.vrede.be

dagelijkse newsletter

take down
the paywall
steun ons nu!