Nieuws, Samenleving, België, Stampmedia, Fedasil, Bijzondere Jeugdzorg, Ankie Vandekerckhove, Bruno Vanobbergen, Vera Jans, John Crombez, Saskia Van Nieuwenhove, Watmet -

Bijzondere Jeugdzorg dreigt kopje onder te gaan

In 2009 ving Bijzondere Jeugdzorg 24.422 minderjarigen in nood op. Dat zijn er 7.000 meer dan in 2004. Tegelijk worden ze steeds jonger. De Bijzondere Jeugdzorg kan de vraag niet volgen. De mazen van het opvangnet zijn te groot: het welzijn van duizenden jongeren staat op het spel.

maandag 24 januari 2011 10:17
Spread the love

Jongeren die op hun weg naar volwassenheid in de problemen komen, hebben recht op degelijke opvang en ondersteuning. Tot zover de theorie, want de verschillende kanalen die hiervoor instaan, vertonen pijnlijke gebreken. Om naar antwoorden te zoeken werd 11 jaar geleden de Commissie Bijzondere Jeugdzorg in het leven geroepen. Toen een “praatbarak,” aldus Ankie Vandekerckhove, kinderrechtencommissaris van 1998 tot 2009. John Crombez (sp.a) en Vera Jans (CD&V) verdedigen het werk van de huidige Commissie.

Overbelasting

Jaarlijks wagen kinderen en jongeren de tocht naar België op zoek naar een betere toekomst. In 2009 waren zij met meer dan drieduizend. De laatste jaren komen zij vooral uit Afghanistan, Irak en Iran. Sommigen doen dit alleen, zonder ouders of familie. De Dienst Voogdij van de Federale Overheidsdienst Justitie wijst hen een voogd toe. Hij of zij staat in voor opvang en ondersteuning. Volgens kinderrechtencommissaris Bruno Vanobbergen verwatert deze opvangstructuur echter steeds meer. “Er zijn te weinig voogden om al deze jongeren goed op te vangen”, verklaart hij. “Je ziet bijvoorbeeld dat één voogd verantwoordelijk is voor soms wel tien jonge vluchtelingen en asielzoekers. Laatst sprak ik met jongeren (asielzoekers, nvdr.) op hotel. In de twee maanden dat zij daar zaten, hadden een aantal maar één keer hun voogd ontmoet.” In Terzake van 6 december 2010 vertelde Laurence Bruyneel van Caritas Internationaal over haar ervaringen als voogd. Zij begeleidt vijfentwintig jongeren.

Door de overbelasting van de opvangstructuur is de controle miniem. Jongeren belanden zo in allerlei lugubere situaties. “In het Klein Kasteeltje bijvoorbeeld (federaal opvangcentrum, nvdr.) is de verleiding om te gaan zwartwerken ongeloofelijk groot”, vertelt Vanobbergen. “Elke ochtend, op de straathoek, bieden allerlei figuren aan volwassenen én minderjarigen zwartwerk aan. Als je met twaalf in één slaapzaal zit, dan is werken een aantrekkelijk alternatief.”

Als antwoord op de problematiek richtte Fedasil in samenwerking met verschillende OCMW’s de Lokale Opvanginitatieven (LOI) op. De OCMW’s verbonden zich ertoe asielzoekers te voorzien in materiële hulp (onderdak en voeding), maar ook in medische en sociale begeleiding. Na tien jaar hebben echter ook de LOI’s hun maximale capaciteit bereikt. Hierdoor komen veel jongeren terecht in volwassenencentra en hotels.

Daarnaast belanden een aantal jonge vluchtelingen en asielzoekers in Vlaamse jeugdinstellingen. Hier wonen zij vaak samen met kinderen uit een problematische opvoedingssituatie. De begeleiding die beide groepen nodig hebben, verschilt echter sterk. “Bijgevolg komt niet enkel hun zorg, maar ook de zorg van de andere bewoners in het gedrang”, stelt John Crombez (sp.a), Vlaamse Volksvertegenwoordiger en lid van de Commissie Bijzondere Jeugdzorg.

Weg met de hokjes

Dergelijke ‘oneigenlijke plaatsingen’ zijn echter geen alleenstaand feit. John Crombez: “In de gemeenschapsinstelling De Kempen in Mol bijvoorbeeld zitten maar de helft van de jongeren op de goede plaats om de zorg te krijgen die ze nodig hebben.” De oorzaak hiervoor is de beperkte capaciteit van de instellingen. Dit leidt tot een zorgverlening die te veel aanbodgericht is. Niet zelden plaatst men een jongere in een instelling die niet de juiste zorg biedt, omdat er nergens anders plaats is. Maar ook de samenwerking tussen de verschillende domeinen zoals bijzondere jeugdbijstand, gezondheidszorg en psychiatrie moet beter. “Jongeren kunnen niet gecategoriseerd worden onder één van deze sectoren. Zij hebben vaak aangepaste hulp nodig van zowel Bijzondere Jeugdzorg als psychiatrie. Doordat men de jongere echter categoriseert onder één naam, is dit voor de andere sectoren soms een excuus om er niet meer naar om te zien”, aldus Crombez. Volgens Bruno Vanobbergen leidt het gebrek aan een gedifferentieerd zorgaanbod ertoe dat bepaalde groepen, zoals jong mentaal gehandicapten met een gedragsstoornis, vandaag nergens terecht kunnen.

Focus op de instroom

Moeten we de instellingen dan uitbreiden om het plaatsgebrek op te vangen? Volgens Vera Jans (CD&V), parlementslid en lid van de Commissie Bijzondere Jeugdzorg, is het te eenvoudig om enkel voor meer bedden te zorgen. “Ondanks de investeringen en de uitbreiding van het aanbod, blijft de hulpvraag toenemen. We moeten focussen op de instroom. Hoe komt het dat er steeds meer jongeren met problemen zijn?”
Vera Jans: “Ik ben ervan overtuigd dat we kinderen die nu in een POS-situatie zitten, eerder hadden kunnen opvangen, bijvoorbeeld via Kind en Gezin”.
John Crombez stemt hiermee in: “Men reageert enkel wanneer een probleem aan de oppervlakte komt, bijvoorbeeld wanneer de jongere een winkeldiefstal pleegt. Men moet onderzoeken waarom de jongere dergelijk gedrag stelt en dát aanpakken.”

In wezen is het onderscheid tussen POS en MOF (zie kader, nvdr.) dan ook arbitrair. Een misdrijf is vaak een uitlaatklep van de jongere voor een miserabele gezinssituatie, vertelt journaliste Saskia Van Nieuwenhove die de problematiek al jaren opvolgt. “Een MOF-jongere zonder problematische gezinssituatie is zeer uitzonderlijk.”
Volgens Crombez focust men te vaak op de daden of misdrijven die de jongere stelt. Dit leidt tot een foute diagnose van het probleem en bijgevolg een foute hulpverlening. “Vaak geeft de jongere met de daad een signaal, een roep om hulp. Maar naar dat signaal wordt niet gekeken. Men kijkt naar wat de jongere nú heeft gedaan en op basis daarvan biedt men zorg.”

Jonge crimineeltjes

Niet enkel de sector zelf, maar ook het publieke debat over jeugdzorg legt de nadruk te sterk op delinquentie. En dan moeten we als journalisten ook in eigen boezem kijken, vindt Saskia Van Nieuwenhove. Als we kijken naar het aantal delinquente jongeren in de Bijzondere Jeugdzorg (zie kader, nvrd.) is de aandacht die deze groep krijgt in de media volledig overroepen. Waarom is het geen groot nieuws als het gaat om een POS-jongere die wegens plaatsgebrek niet weg kan uit een gezinssituatie met bijvoorbeeld een drugverslaafde moeder?

Volgens John Crombez zenden de media een beeld uit over de Vlaamse Jeugdzorg dat absoluut niet strookt met de werkelijkheid. “Tijdens mijn bezoeken aan instellingen ontmoette ik fantastische jongeren met veel goede wil. Het stoort mij daarom verschrikkelijk dat de media hen altijd afschildert als jonge delinquenten.”
De oorzaak van de foute beeldvorming ligt volgens Saskia Van Nieuwenhove bij de complexiteit van het thema. “Als journalisten POS en MOF kunnen onderscheiden, is het al veel. Als men de materie niet begrijpt, is het moeilijk om jeugdzorg eens op een andere manier te brengen.”
Ook het Kinderrechtencommissariaat (KRC) stelt vast dat er veel onwetendheid heerst bij journalisten. Intern wordt er bij het KRC dan ook gedacht aan manieren om de kennis van journalisten bij te sturen. Bijvoorbeeld door journalisten vormingen te geven over de Bijzondere Jeugdbijstand. “Dit kan een mogelijkheid zijn om de stigmatisering van jongeren tegen te gaan”, aldus Bruno Vanobbergen.

Dat er een stigma kleeft op jongeren en volwassen met een verleden in de jeugdzorg, staat buiten kijf. “Het woord ‘instelling’ is door de beeldvorming maatschappelijk gekoppeld aan misdrijven. Als het om instellingen gaat, denken we meteen aan jonge crimineeltjes”, stelt Saskia Van Nieuwenhove. Dat terwijl het bij de overgrote meerderheid gaat om jongeren die in een problematische opvoedingssituatie zitten, vult John Crombez aan.

En als het dan werkelijk om ‘jonge crimineeltjes’ gaat, dan zijn het nog altijd kinderen en jongeren. Minderjarigen met vaak een verleden van problemen en ongeluk. In hoever geven we hen ruimte voor nieuwe kansen? “De impact van de plaatsing in een instelling op de jongere is enorm. We moeten opletten dat we hen zo niet in een pad van miserie duwen”, besluit Crombez.

Ideaalbeeld durven wijzigen

Wanneer jongeren een instelling verlaten op hun achttiende, stopt het leven niet. Vanaf dat moment moeten ze zelf gaan bouwen aan hun toekomst. Voor velen is dit een grote stap en kunnen ze daarbij zeker hulp of begeleiding gebruiken. Deze is helaas niet altijd voor handen. Goede nazorg verschilt van instelling tot instelling, maar Bruno Vanobbergen ziet toch een algemene tendens. “Wij merken hoe moeilijk het is om jongeren geleidelijk aan op het leven na hun achttiende verjaardag voor te bereiden.” Ook op dit vlak is een gebrek aan aanbod dus een probleem. Volgens hem komt dit onder andere omdat men halsstarrig vasthoudt aan een bepaald ideaalbeeld. “Men hanteert nog altijd heel sterk de idee dat thuis de ideale plek is voor kinderen en jongeren. Men wil daarom altijd proberen om jongeren thuis te plaatsen. Dat is iets waar je continu op botst en waar men van af moet stappen”, aldus de kinderrechtencommissaris.

Kritiek op de Commissie

In een interview met StampMedia, verwijt Ankie Vandekerckhove, de vorige kinderrechtencommissaris, de parlementaire Commissie voor Bijzondere Jeugdzorg “gepalaver” waar op het terrein niets mee gebeurt. Het feit dat de afronding van de werkzaamheden die voorzien was voor half januari nu verlegd wordt tot Pasen lijkt die kritiek te bevestigen. John Crombez (sp.a): “Ik vind het een bijzonder fatalistische reactie van iemand die de zaak goed kent. Je moet weten dat tussen 2004 en 2009 zevenduizend jongeren méér belandden bij bijzondere jeugdzorg (in vergelijking met voorgaande jaren, nvdr). Dit toont aan dat na de vorige commissie een aantal zaken prangender werden. Maar dat een aantal doelstellingen van de vorige commissie op een foute wijze zijn geïmplementeerd, is toch geen excuus om nú niets meer te ondernemen?” Wat is er dan nog niet gebeurd het afgelopen half jaar dat in de komende maanden tot aan Pasen wel nog aan bod moet komen? Vera Jans (CD&V): “De werkzaamheden worden gewoon voortgezet. Er worden nog een aantal mensen gehoord, o.m. uit het algemeen welzijnswerk en uit de pleegzorg. We spraken ook met mensen over echt vernieuwende projecten, om een totaalbeeld te krijgen. We gaan afwerken met een maatschappelijke beleidsnota. Ik denk dat de commissie zeer zinvol en goed werk doet, ja. Persoonlijk leer ik daar ook veel uit bij en ik krijg wat meer grip op de mogelijke oplossingen voor het probleem.” Crombez voegt er nog aan toe: “Ik volg Ankie dat we er nu wel voor moeten zorgen dat de besluiten van de commissie in de praktijk worden omgezet.”

Bijzondere Jeugdzorg in een notendop

In 2009 hielp Bijzondere Jeugdzorg 24.422 minderjarigen in Vlaanderen. In werkelijkheid is deze groep nog veel groter dan de cijfers aangeven. Voordat kinderen zorg krijgen, moeten zij vaak lange wachtlijsten doorlopen. Hun werkelijk aantal wordt geschat tussen de 30.000 en 40.000.
Men maakt een onderscheid tussen MOF- en POS-jongeren. De eerste zijn jongeren die een ‘als misdrijf omschreven feit’ (MOF) pleegden. Zij zijn echter het topje van de ijsberg. Veel groter is de tweede groep: jongeren die in een moeilijke gezinssituatie verkeren, in vaktermen een ‘problematische opvoedingssituatie’ (POS). Zij representeren 85% van de jongeren die hulp krijgen van Bijzondere Jeugdzorg.

Wellicht is een gesloten of open instelling de bekendste vorm van zorgverlening, maar dat is maar één van de negen voorzieningen waar jongeren terecht kunnen. In 2009 werden 4.215 jongeren opgevangen in begeleidingstehuizen, een residentiële opvang voor kinderen die thuis (even) niet terecht kunnen. De gemeenschapsinstellingen in Mol, Everberg en Ruislede – vooral voor jonge delinquenten – vingen 1.080 jongeren op. Andere vormen van hulpverlening zijn bijvoorbeeld pleegzorg, begeleid zelfstandig wonen en gezinsbegeleiding.

Elk jaar stromen meer jongeren toe in de Bijzondere Jeugdzorg. Ten opzichte van 2000 is deze groep met 65% gestegen.

© 2011 – StampMedia/Lessius – Laurie Gadeyne en Sebastiaan Verecken

take down
the paywall
steun ons nu!