Het Hooggerechtshof heeft gisteren (maandag) bevestigd dat het strafbaar blijft steun te verlenen aan organisaties die de VS als terroristisch beschouwen. De zaak was voor het Hooggerechtshof gebracht door het Humanitarian Law Project en andere organisaties die de Koerdische Arbeiderspartij (PKK) in Turkije en de Tamiltijgers in Sri Lanka willen bijstaan op het vlak van mensenrechten en conflictoplossing. De PKK en de Tamiltijgers worden sinds 1997 als terreurorganisatie beschouwd in de VS.

“We zijn ontgoocheld dat het Hooggerechtshof een wet heeft bevestigd die het werk van groepen die zich inzetten voor mensenrechten en conflictoplossing onmogelijk maakt”, zei Jimmy Carter. Diens Carter Center is zo’n organisatie. De uitspraak bedreigt volgens hem vooral organisaties die “rechtstreeks in contact komen met groepen die geweld gebruiken”. “Door het vage taalgebruik in de wet vragen we ons af of we vervolgd zullen worden voor ons werk om vrede en vrijheid te stimuleren.”

Materiële steun

Het Hooggerechtshof stelde dat het verbod niet vaag is en geen schending van de vrije meningsuiting en de vrijheid van vereniging inhoudt.

Het verbod vloeit voort uit de zogeheten Patriot Act, die tot stand kwam na de 9/11-terreuraanslagen. Wie “materiële steun” verleent aan buitenlandse terroristische organisaties, kan tot vijftien jaar cel krijgen, ook al past de steun in een opdracht met vreedzame, wettelijke doelstellingen.

Volgens de American Civil Liberties Union (ACLU), een prominente burgerrechtenorganisatie, “dwarsboomt de uitspraak de pogingen van mensenrechtenorganisaties om gewelddadige actoren ervan te overtuigen af te zien van geweld of hun mensenrechtenschendingen te stoppen.”

Grondwetspecialist David Cole (Georgetown Law Center), die de organisaties verdedigde, vergelijkt de uitspraak met de jaren vijftig, toen senator McCarthy op communisten jaagde. Hij vraagt dat het Amerikaanse Congres de wetgeving aanpast

William Fisher | IPS