Foto http://www.flickr.com/photos/atbaker/
Verslag, Nieuws, Wereld, Europa, Economie, Griekenland, Economische crisis, Euro -

Kan 110 miljard euro Europa behoeden voor nachtmerrie?

Oef, de euro is gered. Griekenland gaat niet failliet. Maar wat zal er gebeuren als ook grotere landen in het vizier komen, vraagt Mathias Bienstman zich af.

dinsdag 4 mei 2010 08:40
Spread the love

Het Grieks bankroet lijkt voorlopig afgewend. De eurozone en het IMF lenen op 3 jaar tijd respectievelijk 80 en 30 miljard euro aan Griekenland. Nu private investeerders het Grieks schatkistpapier niet langer lusten, springen de overheden in de bres. De gigantische interventie illustreert de onderlinge solidariteit in de eurozone. Maar zal die solidariteit standhouden als deze tweede fase van de crisis ook op de staatsfinanciën van grotere landen uit de eurozone inbeukt?

Griekenland sleurt net als België al lang een hoge staatsschuld mee. Ondanks een sterke economische groei in het voorbije decennium, kon het land zich niet van die schuld ontdoen. Begrotingstekorten liepen vaak op, onder andere door de dure Olympische spelen in Athene in 2004.

Tussen 2004 en 2009 was de rechtse, conservatieve partij van Kostas Karamanlis aan de macht. Karamanlis was gedurende een aantal jaar tevens vice-voorzitter van de Europese Volkspartij (EVP), die onder leiding staat van de Belgische oud-premier Wilfried Martens. Als regeringsleider slaagde Karamanlis er nauwelijks in de schuld af te bouwen, ondanks een neoliberaal pakket van privatiseringen, belastingsverlagingen en aanvaringen met de vakbonden over sociale rechten. Dat de rijke Grieken notoire belastingontduikers zijn en dat een aanzienlijk deel van de Griekse economie zich in de schaduw afspeelt, hielp daarbij niet.

Tussen 2005 en 2007 trad er toch een lichte daling op van het begrotingstekort van rond de 5 procent naar ongeveer 3,5 procent per jaar, wat nog altijd boven de 3 procentnorm van de eurozone lag. In dezelfde periode nam de staatsschuld uitgedrukt in percentage van het BNP lichtjes af, door de sterke groei van de economie. Maar vanaf 2008 explodeerde het tekort en de schuld weer door de bankencrisis en de economische neergang die erop volgde. In 2009 komt het tekort uit op een duizelingwekkende 13,6 procent. De staatsschuld liep op tot 115 procent van het nationaal product.

De Europese instanties, maar ook de Griekse bevolking, werden stelselmatig misleid over de ware omvang van de begrotingsproblemen. Regerende politici poetsten de werkelijke cijfers op met de hulp van buitenlandse banken. Al in 2001, bij de toetreding tot de euro, maskeerde Griekenland haar werkelijke begrotingstekort. In een schimmige transactie met de Amerikaanse zakenbank Goldman Sachs verkocht ze toekomstige inkomsten van de luchthavens en de loterij. Volgens de New York Times verdiende Goldman Sachs 300 miljoen dollar aan die deal.

Speculatie voedt de Griekse rentesneeuwbal

Met haar slechte overheidsfinanciën kon Griekenland niet lang onder de radar van de markten blijven. Staatsobligaties, ook de Griekse, zijn traditioneel in handen van voorzichtige beleggers zoals andere overheden, pensioenfondsen, verzekeringsmaatschappijen en banken. Kortom, investeerders die afkerig zijn van risico of die met die obligaties een meer risicovolle portefeuille in evenwicht brengen.

Sommigen verzekeren zich zelfs tegen de – onder normale omstandigheden erg kleine – kans op wanbetaling door de Griekse overheid. Op die markt van verzekeringscontracten tegen faling door de Griekse staat (CDS-markt), startte de onrust. Speculatieve beleggers zoals hedge funds geloofden dat Griekenland er slecht voor stond. Een prooi liep in de kijker. Ze stookten een vuurtje op de CDS-markt, in de hoop dat de rook zichtbaar was tot op de obligatiemarkt.

Dat is een diepe markt: er gaat erg veel geld in om. Er kunnen dan ook stevige winsten geboekt worden. Maar ze is moeilijk rechtstreeks te beïnvloeden door speculatie. Hefboomfondsen kunnen op de afgeleide CDS-markt met minder geld meer in beweging zetten. Ze hoeven zelfs geen Griekse obligaties te bezitten om er een verzekering voor af te sluiten.

De speculanten gokten succesvol op een stijging van de kost voor een verzekering op Grieks staatspapier. Zoals George Soros beklemtoont in zijn analyse van de Griekse crisis, laat de structuur van de afgeleide markt toe dat degene die op faling speculeert bevoordeeld is tegenover degene die op het tegenovergestelde gokt.

Het leidde ertoe dat de grotere, risicoschuwe partijen op de obligatiemarkt de negatieve analyse van de speculanten op de CDS-markt meer en meer begonnen te delen. Aangezien de verzekeringspremie steeg, wilden ze slechts nieuwe Griekse obligaties kopen als de risicopremie die de Griekse overheid aan hen betaalde, ook steeg. Het verschil tussen wat de Grieken en de Duitsers aan de markten betaalden voor vers geld nam met procentpunten toe. Daardoor werd het voor de Griekse overheid duurder en steeds moeilijker om de staatsschuld te financieren.

Bovendien verslechterden de vooruitzichten. Ratingagentschappen konden die verslechtering relatief eenvoudig berekenen: elke rentestijging schoof de datum waarop Griekenland blut zou gaan naar voren. Ze verlaagden de rating voor Griekenland. De kans dat (een deel van) de obligatiehouders hun geld niet terug zou zien, vergrootte. Die beleggers vroegen op hun beurt opnieuw een hogere rente om het risico af te dekken, waardoor de positie van Griekenland verder verslechterde. Een schuldencrisis tekende zich af, ditmaal niet in Afrika of Latijns-Amerika, maar in de kern van Europa, in de eurozone.

Na de banken, Griekenland gered met overheidsgeld

Om de paar maanden moeten er miljarden euro Griekse staatsschuld gefinancierd worden. Ofwel lukt dat op de markt aan een redelijk tarief, ofwel niet. In dat laatste geval kunnen de obligatiehouders niet terugbetaald worden. Een land faalt in haar verplichtingen, gaat bankroet. In dat geval zou Griekenland een paria worden. De Griekse bevolking zou snel verarmen. De gevolgen voor de vele obligatiehouders van Griekse staatsschuld zouden nauwelijks te overzien zijn. De EU, de landen van de eurozone en de euro zouden hun geloofwaardigheid kwijtspelen. Daarom werd er naarstig naar een andere oplossing gezocht.

De meest logische oplossing: andere landen uit de eurozone, die wel nog kunnen lenen aan normale tarieven, helpen Griekenland. Ze ontlenen geld op de markt en lenen dat dan uit aan Griekenland. Op dezelfde manier hebben verschillende landen, waaronder België, hun banken gered.

In het eerste krediet van 45 miljard voor Griekenland, waarover een overeenkomst werd gesloten op 11 april, komt er 30 miljard van de landen van de eurozone. Griekenland zou het geld aan 5 procent krijgen en niet aan de marktrente, die voor hen boven de 7 procent uitschiet. Maar de Duitsers bijvoorbeeld ontlenen dat geld aan 3 procent. Op het eerste zicht winnen alle partijen.

De Duitsers halen op de lening 2 procent marge. De Grieken zijn 2 procent goedkoper af dan op de markten. Met de interventie kan de speculatie tegen de Griekse schuld doorbroken worden. Griekenland kan dan haar begroting in evenwicht brengen, schuld afbouwen en terugkeren naar rustiger economisch vaarwater.

De schuldencarrousel in de eurozone

Drie nadelen van deze redding bemoeilijkten de concrete uitwerking en goedkeuring. De eerste is dat ze slecht begrotingsgedrag lijkt te belonen. Politici weten van elkaar dat ze maar al te graag geld uitgeven. Zelfs verkiezingen durven ze afkopen met populaire maar dure maatregelen. Als politici meer geld uitgeven dan er binnenkomt, loopt het deficit en vaak ook de schuld van een land op.

Omdat zoiets afgestraft wordt door de markten, die de schuld financieren, houden politici zich ietwat in toom. Maar als die disciplinering wegvalt, door met goedkoop geld over de brug te komen als het fout loopt, is er een vrijgeleide voor onverantwoord gedrag. De spilzuchtige landen in de eurozone gaan dan op de kap leven van de zuinige. Dat lijkt niet erg rechtvaardig. Heel wat economen, die het gewoon zijn met de markt mee te denken, beklemtoonden dat gezichtspunt.

Een tweede nadeel leunt daarbij aan. Eenmaal de sterkere overheden aan de Grieken ontlenen, hebben ze er alle belang bij dat die haar schuld kan terugbetalen, of ze scheuren er zelf hun broek aan. Dat betekent dat ze op termijn het hele Griekse probleem moeten aanpakken. De andere landen van de eurozone kunnen dan niet anders dan de bijkomende miljarden op te hoesten, of ze zien de eerder verstrekte leningen nooit meer terug. Andere landen dragen niet graag zo’n verantwoordelijkheid voor de staatsfinanciën van de Grieken.

Het derde probleem is het moeilijkste. Griekenland is slechts het topje van de ijsberg. De markt gaat ervan uit dat als Portugal, Italië, Ierland, Spanje op een gelijkaardige manier in de problemen komen, de andere landen uit de eurozone ook klaar zullen staan om bij te springen. Want waarom de Grieken helpen, maar niet de Portugezen?

Enkel: bij de Grieken gaat het om 273 miljard staatsschuld in 2009. Neem daar Portugal en Ierland maar vooral Spanje en Italië bij en het gaat over een heel ander bedrag: 2,8 biljoen euro, of ruim tien maal zoveel. Dat betekent dat honderden miljarden euro’s staatsschuld andere schouders zoeken in een poging het vertrouwen te herstellen in een schuldencarrousel aangedreven door een angstige markt.

Dat vooruitzicht zal op de koers wegen van de euro, op de rentepremies voor overheidsschuld van de sterkere landen en op de mogelijkheid om een stimulerend economisch beleid te voeren. Denk aan België: het land staat er al niet te best voor en zou haar staatsschuld nog eens aanzienlijk zien oplopen door miljarden bij te lenen voor de redding van de zuiderse landen en Ierland.

Daardoor loopt België meer in het oog om hetzelfde lot te ondergaan: wantrouwen van de markten en een rentesneeuwbal op de overheidsschuld. De markten weten tenslotte dat de grootste kosten er nog aan komen: de klimaatverandering, de vergrijzing en mogelijk een tweede economische dip als weerslag van de crisis in de eurozone. Kortom: de eurozone kwam door de bankencrisis in de problemen met haar overheidsschuld, probeert die wat door te schuiven naar elkaar, maar krijgt ze vooralsnog niet weggetoverd.

Redding met overheidsgeld: de minst slechte oplossing

Ondanks die drie nadelen vinden de landen in de eurozone andere opties, zoals de Grieken bankroet laten gaan of ze uit de muntunie kegelen, nog slechter. In het eerste geval zouden de banken en andere financiële instellingen enorme verliezen moeten slikken op hun Grieks staatspapier. De Belgische banken hebben bijvoorbeeld voor 138 miljard euro belegd in obligaties van riskante landen als Griekenland, Portugal, Spanje, Italië en vooral Ierland. Dat is dik 21 procent van hun totale obligatieportefeuille.

Een land uit de euro zetten zou niet alleen een openlijke verklaring van onvermogen zijn. Het zou ook een ongeziene logistieke nachtmerrie betekenen en het zou alle last van de crisis bij de Griekse bevolking leggen. De Europese politici beseffen in tegenstelling tot schreeuwerige  economen uit de rijkere landen dat zoiets onrechtvaardig zou zijn. Mocht de Griekse bevolking de voornaamste schuldige zijn omdat ze verkeerde politici heeft verkozen, en mocht Griekenland niet in de eurozone thuis horen omdat de Griekse economie niet voldoende sterk is, waarom wachtte men dan tot nu om daar paginalange opinies over te schrijven?

Een blik op de exploderende begrotingsschuld in alle landen van de eurozone na 2008 toont duidelijk aan dat de bankencrisis de eerste oorzaak is van de schuldencrisis in de eurozone. Misstappen van landen en hun politici komen pas op de tweede plaats. Griekenland had de pech de eerste te zijn die in beeld liep. Als slechtste leerling van een klas die in haar geheel gebuisd is. In 2009 liep de schuld als percentage van het BNP van de eurozone op tot 80 procent, of een derde boven de eigen norm van 60 procent.  

Als de vijf voornoemde landen tenslotte samen door een diep dal gaan, dan is het met de enorme export vanuit de sterke landen naar die zuiderse landen ook gedaan. In ons land wees professor De Grauwe er meermaals op hoe vervlochten de economieën in de eurozone zijn: een daling van de vraag in het ene land luidt al snel een daling van de export in een ander land in.

Uiteindelijke uitkomst Griekse crisis blijft onzeker

Door de complexe afweging tussen de belangen van de Griekse bevolking, de eigenaars van Griekse obligaties en de bevolking van de andere landen van de eurozone, is de uitkomst van de schuldencrisis nog verre van zeker. De recente reddingsoperatie van 110 miljard euro is een stap in de goede richting. De regeringsleiders uit de eurozone verklaren zich solidair op een belangrijk moment.

Maar de lening gaat gepaard met erg pijnlijke besparingen voor de Grieken. De eurozone wil daar mee aantonen dat de normen van 3 procent voor het begrotingstekort en 60 procent van het BNP voor de staatsschuld nageleefd moeten worden, anders kan de weg naar meer integratie niet verder bewandeld worden. Toch ligt er ergens een grens aan wat mogelijk is. Zal de Griekse bevolking de hardvochtige politiek tolereren? Zal de economie door de draconische bezuinigingen opnieuw in een recessie terechtkomen?

Verschillende alternatieve voorstellen circuleren. Bijvoorbeeld één waarin aan iedere obligatiehouder 25 procent minder wordt terugbetaald en een ander waarbij de hele Griekse staatsschuld wordt omgezet in een ander schuldpapier van een Europees fonds. Zulke onderhandelde oplossingen met de obligatiehouders kunnen minder erg zijn dan een regelrecht bankroet, maar zullen in de meeste gevallen toch een serieuze aderlating zijn voor de schuldeisers.

Naar een sociaal en duurzaam Europa?

De schuldencrisis in de eurozone is een dramatisch gevolg van 30 jaar neoliberaal beleid. Niet alleen stortten de gedereguleerde banken de economie in een diepe crisis. De schulden die ervoor en erdoor gemaakt werden, kwamen terecht bij de overheid. Terwijl de private banken terug miljardenwinsten boeken, doordat ze het geld haast gratis krijgen, vrezen regeringen in de eurozone dat ze niet meer het geld om hun beleid te financieren, zullen vinden.

Ze worden door de markten gedwongen om snel de schulden af te bouwen. Niet alleen riskeren de overheden door de besparingen een tweede recessie uit te lokken. Ze riskeren ook sociale verworvenheden overboord te gooien en nauwelijks werk te maken van de dure maar cruciale transitie naar een groene economie.

Velen die het spektakel gadeslaan, moeten toegeven dat er nog weinig doelmatigs aan het hele gebeuren is. Overheden, bedrijven en individuen zijn een speelbal geworden van marktkrachten, wiens kompas van risico- en  rendementsoverwegingen keer op keer de kapitaalkrachtigen feilloos naar de winsten leidt, maar de meerderheid geen stap dichter brengt bij een duurzame, sociaal rechtvaardige en vrije orde.

Mathias Bienstman is medewerker van Netwerk Vlaanderen vzw.

dagelijkse newsletter

take down
the paywall
steun ons nu!