Jan Blommaert

 

Opinie, Nieuws, Politiek, Jan Blommaert, Socialisme, Ronde tafel van socialisten, Dag van het socialisme -

Na de Dag van het Socialisme: Politiek als beweging

We waren op zaterdag 20 maart met zo’n zevenhondervijftig in de Vooruit. Zevenhonderdvijftig mensen van alle generaties en alle mogelijke achtergonden, beginners, herbeginners of gevorderden in het socialisme, en allemaal enorm enthoesiast over het gebeuren. Het was een fantastische dag, zeker ook voor de Ronde Tafel van Socialisten, de initiatiefnemers. Maar het echte werk begint nu pas.

zondag 21 maart 2010 17:57
Spread the love

De Dag van het Socialisme is nu al een brokje geschiedenis: een moment van samenhorigheid, een dag waarop de oude linkse passie plots terugkeerde, de dag waarop links uit zijn lange winterslaap ontwaakte na twee decennia stilte. De Dag betekende, zeker voor de initiatiefnemers, een breuk met het verleden. Klein Links is dood, groot links is terug. Gedaan met de cultuur van kibbelen en vliegen afvangen, en resoluut het spoor op van de dialoog, van pluralisme, samenwerking en solidariteit, en terug naar de essentie. Wie naar de bekvechtende liberalen luistert merkt trouwens dat zij nu Klein Rechts geworden zijn; de kibbelcultuur laten we dus gaarne aan hen.

Het was een fantastisch moment. Maar één ding is duidelijk: het mag geen socialisme voor één dag blijven. Na deze hoogmis moet een volgehouden en doorgedreven werking in de breedte en de diepte ontwikkeld worden. Hiervoor kunnen we enkele grote lijnen schetsen en wat volgt is een voorzet in die richting. Ik zie ze zelf als de lessen die ik persoonlijk heb getrokken uit de Dag van het Socialisme.

1. We moeten werken aan een politieke beweging.
Die beweging moet en zal intens samenwerken met georganiseerde structuren zoals partijen en vakbonden. Haar werking mag er echter niet toe herleid worden. Politiek als beweging betekent immers lange termijn politiek, geen politiek die zich enkel richt op het onmiddellijke electorale resultaat, en evenmin een politiek die zich veel moet gelegen laten aan vragen zoals die naar opportuniteit (‘is dit wel het juiste moment?), aansluiting bij de dominante ideeën en structuren, de zoektocht naar macht en zo meer. Dat betekent eveneens dat dit soort politiek principieel is, en zich niet hoeft te laten leiden door pragmatische berekening.

We zijn de laatste decennia dit model van politiek als beweging kwijtgeraakt., want de professionele politiek heeft zichzelf geherorganiseerd als een permanente campagne-machine die bestendig verkiezingen voorbereidt en zich derhalve enkel door marktstudies en opiniepeilingen laat leiden. Men heeft in dezelfde beweging het middenveld opgegeven en aan de media overgeleverd. Die media eisen nu de rol op van het vroegere middenveld, bombarderen dat middenveld met infotainment en leggen daardoor de kern van het middenveld lam: de kracht en de wil om zichzelf te informeren en op basis van die informatie in actie te komen. Die kracht en die wil zijn historisch altijd de grote kwaliteiten van het middenveld geweest.

Het feit dat dit laatste nog kan, dat dit broodnodig is, en dat dit het verschil kan maken, werd aangetoond tijdens het Lange-Wapper Referendum van afgelopen jaar. Daar kwam een beweging in actie, gevoed door uitmuntende expertise en een goede verspreiding van informatie, en aangedreven niet door forse kapitaalsinjecties van het VBO, de havenbonzen en UNIZO (de vroegere werkgever van Kris Peeters, zoals we weten), maar aangedreven door gemotiveerde vrijwilligers. Als we socialisme terug op de kaart willen zetten, en als we socialisme terug als reële politieke macht willen herstellen, dan moeten we dit model volgen. We zullen het immers niet moeten hebben van UNIZO; we moeten het hebben van mensen die zich verenigen rond een aantal duidelijke idealen.

2. We moeten informeren en aan standpunten-ontwikkeling doen.
Twintig jaar stilte rond socialisme en zijn Marxistische instrumenten hebben ertoe geleid dat vele mensen gewoon niets afweten van dit ideeëngoed. Dat geldt voor een groot deel van de jeugd, maar ook voor heel veel leerkrachten en voor het overgrote deel van de journalisten die ik ken. We moeten mensen informeren over socialisme als idee en als brok geschiedenis, hen informeren over onze argumenten, en hen zo in staat stellen om rond de grote thema’s van deze tijd eigen en afwijkende standpunten op te bouwen – standpunten die een echt alternatief bieden voor de pensée unique die thans domineert en haar failliet voortdurend bewijst. Dat is een essentieel socialistisch beginsel: dat we mensen zelf in staat moeten stellen om hun eigen analyse van de realiteit te maken, daar hun eigen plek in te vinden en hun eigen belangen leren te zien. ‘Mannekens, ga eens terug Marx lezen’ is dus een uitspraak die we dikwijls (en zonder schaamte of schuchterheid) zullen herhalen.

In zo een project van informering en standpuntenbepaling moeten we niet rekenen op de grote media. Zij zijn niet ons doelpubliek, en wij zijn voor hen ook niet meteen hip en hot als socialistische beweging. Een initiatief zoals De wereld Morgen daarentegen is cruciaal in dit alles. Het is daar dat we terug anders kunnen informeren, een andere reeks argumenten kunnen laten horen en een ander doelpubiek kunnen aanspreken. Samenwerking met dit medium vind ik dan ook van kapitaal belag (forgive the pun) voor deze beweging.

Het is eveneens een essentieel socialistisch standpunt dat we net daardoor werken aan een betere, complete democratie. Een democratie kan enkel gebouwd worden op kritische, goed geïnformeerde en autonoom denkende burgers. Dus niet op doodgewerkte workoholics voor wie het leven bestaat uit steeds meer stresserend werk, onderbroken door lange uren televisiekijken en occasionele consumptie-explosies. Die ‘One-dimensional Man’, zoals Marcuse hem benoemde, is wat anderen als ideale democratische burger zien. Dat ligt voor de hand, want een dergelijke burger is eindeloos te manipuleren en uit te buiten. Wij willen werken aan een ander burgerschap, gebaseerd op mensen die zichzelf compleet kunnen ontplooien als mens, niet enkel als arbeidskracht. Het is die visie die onze kritiek op het huidige arbeidsklimaat aanjaagt, op de ‘actieve welvaartstaat’ waarin gepensioneerden eindeloos moeten bijklussen omdat de pensioenen ontoereikend zijn, en op het onderwijs dat steeds meer evolueert naar een productielijn voor grotendeels afgewerkte producten voor de arbeidsmarkt. We hebben echte mensen nodig, geen murw geslagen robotten.

3. We moeten mensen weer ideologisch helpen denken.
Dat wil zeggen: we moeten ze helpen denken in termen van een Groot Verhaal, niet van een veelheid aan kleine verhaaltjes. Die kleine verhaaltjes hebben de politiek vanaf de jaren 1990 volledig gedomineerd: alle partijen praten nu nog enkel over ‘concrete en haalbare oplossingen’ en ‘antwoorden’ op vragen die ze zelf hebben bedacht, en die in zoveel gevallen een zeer dubieuze realiteitswaarde hebben. Het is door die verschuiving dat we heel wat sociale kwesties – denk aan armoede, marginalisering en dakloosheid – nu onder ‘veiligheidsbeleid’ laten schuilgaan. De grote en diepe bewegingen, de systeem-eigenschappen, die aan dergelijke fenomenen ten grondslag liggen – die zien we niet meer. Het is de samenhang tussen duizend-en-één kleine feiten die we moeten benadrukken, het feit dat al die schijnbaar los staande gevallen samen horen in grotere patronen en bewegingen, en dat men dus een Groot Verhaal nodig heeft om hierin helder te zien. Socialisme is een Groot Verhaal, een fundamentele kritiek, niet van details (‘is Freija nu wéér zwanger’??) maar wel van een groot en allesomvattend systeem dat kapitalisme heet. Daarop moeten we onze pijlen richten.

4. Doorheen dit alles moeten we ons bewust zijn van de diepe invloed van het neoliberalisme.
Twintig jaar pensée unique heeft ervoor gezorgd dat mensen allerhande zaken zonder verdere bedenkingen aanvaarden. Ze nemen termen over zoals ‘de concurrentiekracht van onze bedrijven’, terwijl die bedrijven vanzelfsprekend niet van ons zijn – Opel, Carrefour en zoveel andere gevallen maken dat nu toch wel heel erg duidelijk. Wie dan zegt dat ‘wij onze banken hebben gered’ moet beseffen dat dit inderdaad ‘wij’ zijn – wij moeten de enorme factuur van die reddingsoperatie betalen. Maar het zijn alweer niet ‘onze’ banken: het zijn de banken van de grote aandeelhouders, ze zijn geen eigendom van de samenleving. Mensen spreken ook makkelijk van ‘bedrijfslasten’ terwijl het hier om solidariteitsbijdragen gaat, in een systeem dat er (althans oorspronkelijk) op gericht was allerhande catastrofale eigenschappen van het kapitalisme te verzachten – werkloosheid is daar het duidelijkste element in. Dat soort bijdragen zijn dan ook enkel lasten voor de privé ondernemer; voor de samenleving zijn ze (en vergeef me even deze niet helemaal gelukte woordspeling) lusten en geen lasten.

Die diepe invloed van het neoliberalisme zal ons parten blijven spelen in heel wat van de standpuntenbepaling die we moeten uitvoeren. In de media, bij de overheid, in het onderwijs en in de volksmond is het neoliberale jargon het standaardpatroon geworden. Iedereen vindt het de normaalste zaak van de wereld dat een journalist of een minister spreekt over ‘het redden van het bedrijf’ wanneer dat bedrijf honderden mensen afdankt, en weinigen stellen de vraag wie of wat er hier eigenlijk ‘gered’ wordt. Hier is flink wat werk aan de winkel, maar ook hier hebben wij (als enigen) een echt alternatief te bieden. Als we dit alternatief ingang kunnen doen vinden, dan zullen we echt aan de bevrijding van de mensen hebben gewerkt. En daar doen de nieuwe socialisten van de Dag van het Socialisme het voor.

take down
the paywall
steun ons nu!