Essay: Hoofddoekenkwestie strandt op onwetendheid
Essay, Samenleving, Hoofddoek, Islamisme, Islam, Hoofddoekenverbod, Etienne Vermeersch, Tmd -

Essay: Hoofddoekenkwestie strandt op onwetendheid

Dit essay is een reactie op de tekst rond het hoofddoekdebat van Etienne Vermeersch. Zijn essay bevat onwetenschappelijke stellingen, halve waarheden, uit de context gerukte feiten en meningen die gebaseerd zijn op onwetendheid. Het is daardoor een aanfluiting voor iemand die bekend staat als ‘Vlaanderens grootste intellectueel‘ en die een stem heeft in dit debat.

dinsdag 16 maart 2010 21:41
Spread the love

Drie argumenten tegen de hoofddoek

Voorstanders van het hoofddoekverbod hanteren in grote lijnen drie redenen voor een verbod op de hoofddoek: 

  • Ten eerste is de hoofddoek een religieus symbool en een inbreuk op de neutraliteit van het gemeenschapsonderwijs. Dit kan ook worden doorgetrokken naar de ambtenarij.
  • Een tweede argument is dat de hoofddoek geen religieus symbool is, maar een gewoon kledingstuk zoals een pet of hoed. Die mogen ook niet gedragen worden in scholen, op gemeentelijke diensten, enzovoort.
  • Ten derde is de hoofddoek een islamitisch religieus symbool. De islam hoort niet thuis in Europa en is niet gelijkwaardig aan godsdiensten als het jodendom, christendom –die veel rationeler ontwikkeld zijn dan de islam– of de vrijzinnigheid.

 Etienne Vermeersch gebruikt in zijn essay de drie argumenten door elkaar en brengt daarmee verwarring in het huidige complexe debat.

Fundamentalisme, hoofddoek en islam

De term fundamentalisme viert hoogtij in het westen. Ook Vermeersch gebruikt het woord, maar hij gaat hier nog verder in: al wie de hoofddoek draagt is een fundamentalist. Zo blijkt uit onderstaande citaten:  “Rekening houdend met de boven vermelde diversiteit, is het dragen van de hidjab van het al Amira type, met de nadruk op het bedekken van hals en hoofdhaar, zonder enige twijfel een uiting en dus een symbool van een fundamentalistische interpretatie van de koran en de sunnah.” (Etienne Vermeersch: De islam en de hoofddoek in België een bredere benadering, p. 11) “Iedereen heeft het recht fundamentalist te zijn – d.w.z. strikt naar de letter van de koran te leven, volgens een traditionele lectuur ervan – maar als men dat openlijk ten toon spreidt, groeit het vermoeden dat men ook de andere koranverzen fundamentalistisch interpreteert.” (idem, p. 11)

Stigmatiserende stellingen

De term fundamentalisme werd vooral gebruikt voor stromingen binnen het protestantisme die een letterlijke interpretatie van de bijbel volgden. In het westen werd de term vooral gebruikt om het islamisme (de politieke islam) te stigmatiseren[1]. De stromingen in het protestantisme hebben een voornamelijk antiwetenschappelijke kijk op de geschiedenis en het ontstaan van de wereld. Bij het islamisme gaat het daarentegen om de sociale orde, want de koran is in de eerste plaats een heilig boek dat zich bezighoudt met moraal. Het etiket van fundamentalisme op islamisme kleven kan dus niet, laat staan op een interpretatie van de koran. Met zijn stellingen stigmatiseert Etienne Vermeersch een hele bevolkingsgroep van meisjes en vrouwen die de hoofddoek dragen. Hij gebruikt hier een term die niet op de koran kan toegepast worden. Voor alle duidelijkheid: er bestaat niet zoiets als een fundamentalistische interpretatie van de koran, daar het boek zelf het fundament is. De koran interpreteren door middel van de koran is een cirkelredenering die tot niets leidt. Er bestaat wel zo iets als een literaire, rechtsgeleerde of symbolische interpretatie van de koran[2]

Gedragsregels?

Een veel gebruikte retoriek in het hoofddoekdebat is die van normen en waarden. Ook Etienne Vermeersch bezondigt zich hier aan: “Een analoog probleem komt op een meer subtiele wijze tot uiting wanneer het gedragingen of attitudes betreft die velen menen uit de koran of de sunnah (de regels ontleend aan uitspraken en handelingen van de Profeet) te moeten afleiden en die, hoewel niet altijd manifest met onze wetten in strijd, toch ingaan tegen bij ons algemeen aanvaarde gedragregels” (Etienne Vermeersch: De islam en de hoofddoek in België een bredere benadering, p. 4) Een democratische rechtstaat heeft per definitie geen algemeen aanvaarde gedragregels. En hoe ga je dat omkaderen? En als er toch algemene aanvaarbare regels zijn, welke zijn dat dan? De gedragregels van het Vlaams nationalisme? Liberalisme? Islam? Christendom? Vrijzinnigheid? Zelfs bij de vergelijking van het christendom met de islam gaat Vermeersch kort door de bocht. Net als wanneer het over de sharia gaat: “Voor de godsdiensten die in Europa een lange traditie hebben, zoals de diverse christelijke erediensten, blijken deze vrijheden weinig problemen te stellen. De voorschriften ervan hebben vooral betrekking op geloofsinhouden die men moet aannemen, op oefeningen en rituelen die, hetzij in het privéleven, hetzij in gemeenschappelijke ruimten, zoals kerken, worden uitgevoerd en op gedragsnormen die hoofdzakelijk op het privéleven betrekking hebben, of volledig stroken met de hier traditioneel gangbare normen. De islam daarentegen stelt ons in verband met deze rechten voor een totaal nieuw probleem. De voorschriften ervan ordenen het gehele maatschappelijke leven. Daardoor ontstond in de islamlanden een bijzondere vorm van recht en rechtspraak: de sharia.” (idem, p. 2) Het woord sharia is het credo van Etienne Vermeersch geworden, dat vaak opduikt in zijn debatten. Voor Vermeersch staat de sharia voor praktijken waarbij handen worden afgehakt, mensen gestenigd, enzovoort. Hij gebruikt het ook voor een land als Marokko, waar een groot aantal Belgische moslims zijn oorsprong heeft. Daar zijn er inderdaad ook rechtsregels, zoals het erfrecht, die door de islam zijn gekleurd. In de meeste gevallen beroept men zich echter op het Frans burgerlijk recht dat door de Franse bezetter is achtergelaten en het Berberse gewoonterecht[3]. Heel die mix vormt voor Etienne Vermeersch één rechtssysteem onder de naam sharia.

Hoofddoek: Symbool of praktijk?

Net als het jodendom is de islam een orthopraxie, een godsdienst die het accent op de rituelen legt[4]. Het christendom is daarentegen een orthodoxie, die meer belang hecht aan het dogma. Dit betekent niet dat in een orthodoxie rituelen niet belangrijk zijn, of dat er in een orthopraxie geen belang wordt gehecht aan dogma’s. Elk legt gewoon zijn eigen accenten. Dit onderscheid is zeer belangrijk, want de rituelen in de Islam zijn één van de redenen waarom er zoveel over gedebatteerd wordt. Een ander steeds weer opduikend thema is dat van de hoofddoek. De meeste voorstanders van het hoofddoekverbod vereenzelvigen de hoofddoek met de term ‘symbool’. Een symbool is een logo dat men uitdraagt. Het kan van religieuze aard zijn, maar ook politiek of gendergebonden, of gewoon een middel om je van anderen te onderscheiden of om je te binden met andere mensen. Dat verhaal klopt gedeeltelijk, want de hoofddoek is meer dan een religieus symbool, het is een religieuze praktijk. Vrouwen en meisjes die een hoofddoek dragen geven uiting aan een religieuze praktijk die zij genoodzaakt zien te vervullen. Vermeersch spreekt hierover, maar doet dit wel in extreme bewoordingen: “Rekening houdend met de boven vermelde diversiteit, is het dragen van de hidjab van het al Amira type, met de nadruk op het bedekken van hals en hoofdhaar, zonder enige twijfel een uiting en dus een symbool van een fundamentalistische interpretatie van de koran en de sunnah.” (Etienne Vermeersch: De islam en de hoofddoek in België een bredere benadering, p. 11) Er bestaan natuurlijk islamitische symbolen. Een voorbeeld hiervan is de ketting met de islamitische halve maan die sommige moslimmannen dragen. De vergelijking van de hoofddoek met het kruis als religieus symbool is dus niet correct. Artikel 9 van de Europese Verklaring van de Rechten van de Mens is hier duidelijk over: “Een ieder heeft recht op vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst; dit recht omvat tevens de vrijheid om van godsdienst of overtuiging te veranderen, alsmede de vrijheid hetzij alleen, hetzij met anderen, zowel in het openbaar als privé zijn godsdienst te belijden of overtuiging tot uitdrukking te brengen in erediensten, in onderricht, in praktische toepassing ervan en in het onderhouden van geboden en voorschriften.” [5] Duidelijker kan de verklaring niet zijn. Omdat een deel van de moslims het dragen van een hoofddoek beschouwen als een gebod, verplichting of voorschrift, is artikel 9 hier volledig van toepassing. Niet alle moslimvrouwen en meisjes dragen een hoofddoek. Vormt dit een probleem in het debat? Helemaal niet. Het laat zelfs zien dat de islam een dynamische godsdienst is, met een grote diversiteit aan interpretaties en meningen. Etienne Vermeersch is hier schizofreen over en beschouwt een verbod op de hoofddoek als geen inbreuk op de godsdienstvrijheid: “De uitspraken over kledij in de koran hebben, zowel bij de islamgeleerden als in het concrete gedrag van de vrouwen, tot een zo grote diversiteit in interpretatie geleid, dat er van een duidelijk voorschrift geen sprake kan zijn. Het wordt dus heel moeilijk hiernaar te verwijzen om van een inbreuk op de godsdienstvrijheid te spreken.” (Etienne Vermeersch: De islam en de hoofddoek in België een bredere benadering, p. 10) De diversiteit op vlak van kleding toont zich echter ook op andere elementen van de islam. Sijieten en Soennieten beschouwen de vijf gebeden als een elementaire basisplicht maar verschillen van mening over de tijdstippen. Soennieten bidden op vijf verschillende tijdstippen, Sijieten op drie. Als we de argumentatie van Etienne Vermeersch doortrekken, kunnen moslims een verbod op het gebed niet tegengaan door zich te beroepen op godsdienstvrijheid, omwille van het feit dat er een diversiteit van meningen is binnen de islam. Dit is te gek voor woorden.

Andere hoofdbedekkingen

Ik ben verplicht iets te zeggen over de historische achtergrond van de hoofddoek (de hijab in al haar diversiteit). De hoofddoek werd oorspronkelijk gedragen door de vrouwen uit de hogere klassen in de stadscentra. Op het platteland waren de vrouwen meer geneigd om geen hoofddoek te dragen, onder meer omwille van hun stamomgeving.[6] Volgens een hypothese, die nog volop wordt onderzocht door sociologen, antropologen en historici, sijpelde deze praktijk na verloop van tijd door naar de gehele vrouwelijke gemeenschap. Dit heeft echter geen weerslag op het hoofddoekdebat. Het is niet omdat vrouwen duizend jaar geleden nog geen hoofddoek droegen dat je dit nu kan verbieden. Toch spreekt ook Etienne Vermeersch hier over in zijn essay: “Voorstanders van de niqab (gezichtssluier) of de burqa hebben dus de meerderheid van de traditionele islamgeleerden achter zich en van de 12 de tot het einde van de 19 de eeuw was dit type kledij in Noord-Afrika, zij het vooral in de steden, een vrij algemene regel.” De Burqa heeft nooit bestaan in Noord-Afrika en is vandaag onbekend in de regio. Ik durf met absolute zekerheid te zeggen dat het aantal vrouwen dat een Burqa draagt daar nihil is. De Niqab is een ander verhaal. De Niqab wordt gedragen, net als vroeger, al is dat wellicht door vrouwen die geboren werden in de jaren voor de onafhankelijkheid van die landen. Het was vooral een stedelijk fenomeen.De meeste vrouwen droegen een kleed dat bekend staat als de Haik[7]. Die vond je voornamelijk terug in Noord-Afrika. Schrijft Etienne Vermeersch hier opzettelijk onwaarheden of is dit gewoonweg een teken van onwetendheid? Enkele citaten om dit verder te illustreren: “In Kaïro waren rond 1980 de hoofddoeken bijna verdwenen.” (Etienne Vermeersch: De islam en de hoofddoek in België een bredere benadering, p. 9) “Naderhand poogden vrouwonvriendelijke islamgeleerden strenge regels te introduceren. Hierbij was er een dominerende strekking (de Chafeïtische, de Malekitische en de Hanbalitische rechtsscholen): zij stelden dat de vrouw normaal thuis moest blijven en buitenshuis alles moest bedekken (met een kleine opening om te zien). Alleen de Hanefitische school (o.a. Turkije) en de sjiïtische Jafarieten (o.a. Iran) stelden dat gezicht en handen zichtbaar mochten blijven.” (idem, p. 8) “Sinds de gebeurtenissen in Iran (1979) waarbij vrouwen aanvankelijk de chador droegen als teken van verzet tegen de shah, maar nadien, onder bedreiging met 80 zweepslagen, daartoe verplicht werden, is er een fundamentalistische tegenbeweging op gang gekomen. Hoewel Iran sjiïtisch is, werd toch de hele islamwereld gefascineerd door het feit dat zij door het teruggrijpen naar de islamtraditie een echte moslimstaat konden oprichten. Ontgoocheld door de mislukkingen van de socialistisch getinte hervormingen van Nasser en de Baathpartijen, hebben de Egyptische moslimbroeders en de Saoedi-salafisten zich bij die beweging aangesloten.” (idem, p. 9) “Dat het afstand doen van een bepaald kledingstuk gedurende enige tijd een gevoel van vervreemding kan veroorzaken, is juist, maar dat duurt hoogstens een maand.” (idem, p. 16) “Heel veel progressieve, vooral intellectuele vrouwen dragen geen hoofddoek (waaronder de Jordaanse koningin Rania).” (idem, p. 9) Als wetenschapper kan je een mening uitdragen over de hoofddoek. Je mag het zelfs een achterlijke praktijk vinden. Maar feiten bewust verkeerd presenteren of onwaarheden schrijven, zijn niet de kenmerken van een wetenschapper. Ik wil wel benadrukken dat dit maar een selectie van citaten is. De teneur ervan is een constante in het essay van Etienne Vermeersch. Om terug te komen op de Niqab en Burqa, Etienne Vermeersch pleit onomwonden voor een algemeen verbod: “Wel is een algemeen verbod op het dragen van een gezichtsbedekking (niqab of burqa) in de openbare ruimte een dwingende noodzaak.” (idem, blz. 17) “Het gaat hier om een principe van openbare orde: het verbergen van het gezicht vormt een maatschappelijk gevaar: het herkennen van de daders van onwettelijke of immorele handelingen en vijandige uitingen (beledigingen), wordt erdoor onmogelijk gemaakt of ernstig bemoeilijkt.” (idem, blz. 17) Hier heeft Etienne Vermeersch wel een punt. Volgens artikel 9 van het EVRM kan de overheid bepaalde godsdienstige praktijken verbieden indien ze de openbare veiligheid in gedrang brengen. Maar ik stel me dan de vraag: is dit een wezenlijk probleem? Persoonlijk zag ik nog maar één Niqab in heel België. En vrouwen die een Burqa of Niqab dragen zullen zich naar alle waarschijnlijkheid niet zo vaak in het openbaar vertonen.

De hoofddoek, ouders en de meisjes

De ouders zijn volgens het Verdrag inzake de Rechten van het Kind (VRK), primair verantwoordelijk voor de ontwikkeling en de opvoeding van het kind. Dit wordt beoogd door artikel 18 van het VRK: “Ouders of, al naar gelang het geval, wettige voogden, hebben de eerste verantwoordelijkheid voor de opvoeding en de ontwikkeling van het kind. Het belang van het kind is hun allereerste zorg.” [8] Deze verantwoordelijkheid wordt door Etienne Vermeersch met beide voeten getreden omdat hij hun met een verbod op de hoofddoek het recht ontneemt om te bepalen wat de geloofsovertuiging is van hun kinderen: “In het basisonderwijs ligt een verbod van de hidjab voor de hand. Zelfs in veel moslimlanden is het gebruikelijk kledingvoorschriften slechts vanaf het begin van de puberteit op te leggen. De islam kent geen hoofddoekverplichting voor niet geslachtsrijpe meisjes (overigens ook niet voor vrouwen na de menopause: S. 24, 60). Een beroep doen op de godsdienstvrijheid is in deze context dus onmogelijk. Vanuit onze optiek pleegt men ook een inbreuk op de rechten van het kind, als het tijdens die periode van onmondigheid in een keurslijf wordt gedwongen waaraan het zich later moeilijk kan onttrekken. ‘Baas over eigen hoofd’ kan men zo’n kind natuurlijk niet noemen.” (Etienne Vermeersch: De islam en de hoofddoek in België een bredere benadering, p. 19) “de druk van ouders op kinderen om een hoofddoek te dragen” (idem, p. 4) Etienne Vermeersch geeft zelf toe dat de Islam geen verplichting kent van de hoofddoek voor niet-geslachtsrijpe meisjes. Dus waarom zou je die dan verbieden in het basisonderwijs? Zelfs wanneer meisjes uit het basisonderwijs een hoofddoek zouden dragen, wordt het VRK hier niet door geschonden. De overheid kan alleen tussenkomen indien de opvoeding niet in het belang van het kind is.[9]
Samenvattend is een hoofddoekverbod in strijd met het VRK. Als we naar het secundaire onderwijs (in het officieel onderwijs) kijken wordt een ander argument gebruikt, namelijk de schending van het neutraliteitsbeginsel. Het neutraliteitsbeginsel in België zegt echter niet dat de leerling neutraal moet zijn in zijn houding tegenover de school maar wel andersom. Vermeersch heeft hier een bijzondere kijk op: “Opdat alle opinies en gevoeligheden in dezelfde mate aan bod zouden komen, is het gewenst dat geen enkele opinie op een bijzondere wijze in de kijker loopt. Decennia lang waren problemen in dat opzicht onbestaande. Door het opkomen van de hidjab, en alleen daardoor, is deze consensus nu in enkele scholen doorbroken.” (Etienne Vermeersch: De islam en de hoofddoek in België een bredere benadering, p. 19) Hoe kunnen alle opinies en gevoeligheden aan bod komen, als de hoofddoek die door een bepaald deel van de bevolking wordt gedragen, gewoonweg verboden wordt? Het is juist alle uitingen te respecteren en de ruimte te geven aan die overtuigingen om met elkaar in dialoog te gaan. Etienne Vermeersch trekt die redenering echter in het absurde door: “Aanvaarden dat iedereen de eigen levensbeschouwing in zijn uiterlijk mag profileren, heeft tot gevolg dat men ook andere uitingen moet toelaten, (‘eigen volk eerst’) wat de onderlinge rust en tolerantie in het gedrang kan brengen.” (idem, p. 21) Bij mijn weten is ‘eigen volk eerst’ geen uiting van een religieuze overtuiging. Dit is appelen met peren vergelijken. Als Etienne Vermeersch al zijn argumenten heeft opgebruikt, grijpt hij naar het fenomeen sociale druk: “De sociale druk om een hoofddoek te dragen (wordt) vervangen door een systeemdruk om er geen te dragen.”. Die ‘sociale druk’ heeft geen redelijke grond, is een resultaat van dominantie verhoudingen en dus discriminerend en intimiderend, terwijl een degelijk verantwoorde algemene maatregel misbruiken beteugelt en gelijkheid voor iedereen tot stand brengt.” Sociale druk is een fenomeen dat altijd en overal aanwezig is. Toen ik op de lagere school zat was er sociale druk om de toen in de mode zijnde schoenen van het merk Buffalos te dragen. Iets verbieden omwille van sociale druk is veeleer een teken van onwetendheid over de leefwereld van jongeren. Bij een verbod zou er gewoon iets anders in de plaats te komen. 

De school en het schoolpersoneel

Met de ondertekening van het schoolpact in 1958 kwam er een eind aan de levensbeschouwelijke strijd in het onderwijs. Het katholieke onderwijs werd erkend en het officieel onderwijs, dat onder meer bestaat uit het gemeenschapsonderwijs, kreeg ook daar ook een plaats. In het gemeenschapsonderwijs krijgen de leerlingen levensbeschouwelijke lessen zoals islam of zedenleer. De ouders bepalen welk levensbeschouwelijk vak hun kinderen moeten volgen. De gebouwen van het gemeenschapsonderwijs moeten een schijn van neutraliteit hebben. Dit wilt zeggen dat er geen politieke, religieuze of andere symbolen aan de muur mogen hangen. In het vrije onderwijs, dat onder andere bestaat uit het katholiek onderwijs, mag dit wel. Dit is allemaal goed in evenwicht en bied een goed kader. Maar met het volgende citaat geeft Vermeersch een heel nieuwe dimensie aan het neutraliteitsbeginsel: “In een gemeenschapsschool is een lerares gebonden door de neutraliteitsverplichting. Zo kan men een type kleding of een ander kenmerk verbieden dat duidelijk verwijst naar de levensbeschouwing van de betrokkene, hetzij voor leerkrachten en leerlingen in het besloten milieu van een school die hoofdzakelijk minderjarigen ontvangt, hetzij voor ambtenaren tijdens het uitoefenen van hun ambt. Daarnaast kunnen bedrijven (zoals de NMBS of Emirates Airlines) om allerlei redenen een dresscode aan hun personeel opleggen.” (idem, p. 18) Over de leerlingen heb ik het al gehad in het voorgaande hoofdstuk ‘De hoofddoek, ouders en de meisjes’. Voor leerkrachten en ander personeel van een school is het ingewikkelder. Het gemeenschapsonderwijs, of beter gezegd het officieel onderwijs, is geen vrijzinnig onderwijsnet. Het beste bewijs hiervan is het feit dat er meerdere levensbeschouwelijke vakken worden gegeven. Een lerares met een hoofddoek of een leraar met een tulband kan in zijn of haar lessen die neutraliteit perfect behouden. Een uitzondering zie ik hier wel in de levensbeschouwelijke vakken. Een lerares met een hoofddoek die joodse godsdienst zou onderwijzen bijvoorbeeld. Een wiskundelerares met een hoofddoek schendt het neutraliteitsprincipe dus niet. Integendeel zelfs, het neutraliteitsbeginsel in België werd altijd opgevat als ruimte geven voor alle levensbeschouwelijke overtuigingen. Helaas bestempelt het essay vrouwen met een hoofddruk als zelf verantwoordelijk voor de discriminatie die ze moeten ondergaan: “Als volwassen vrouwen later, zonder enige beïnvloeding vanuit hun kinderjaren, na rijp beraad voor een bepaalde kleding kiezen, moet iedereen dat respecteren, zonder daaruit af te leiden dat die keuze beter is dan die van anderen. Als ze daarbij zover gaan een job te weigeren waar een dresscode geldt, dan is dat hun eigen beslissing, inclusief de gevolgen daaraan verbonden.” (idem, p. 16) Het instutionaliseren van discriminatie op basis van religieuze uitingen is s. Het artikel 9 van het EVRM is hier duidelijk over: “De vrijheid zijn godsdienst te belijden of overtuiging tot uiting te brengen kan aan geen andere beperkingen worden onderworpen dan die die bij de wet zijn voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk zijn in het belang van de openbare veiligheid, voor de bescherming van de openbare orde, gezondheid of goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.” [10] De hoofddoek kan niet verboden worden op basis van een dresscode. Dan zouden alle uitingen van levensbeschouwelijke uitingen verboden kunnen worden onder het mom van een dresscode. Het artikel 9 van het EVRM heeft duidelijk uiteengezet in welke omstandigheden een hoofddoek of uiting van een levensbeschouwelijke visie verboden kan worden. 

Conclusie

Dat de aanwezigheid van de islam in België de overheid voor nieuwe uitdagingen stelt is een feit. Maar de islam is tot nu toe het beste voorbeeld van een godsdienst die op een individuele en seculiere manier wordt beleefd. Het is de politieke wereld die hier moeite mee heeft. Het beste voorbeeld ervan is de screening van kandidaten van de Moslimexecutieve. Daarom werden de verkiezingen van de Moslimraad door de grote meerderheid van de Marokkaanse moslims geboycot. De meeste moslims staan huiverig tegenover het idee van een overheid die zich bemoeit met religieuze zaken. De politieke overheid heeft geen controle over de islam en dit geeft veel conflicten.
In België is er sinds de 1950 een proces van ontkerkeling bezig. Omdat de katholieke kerk in velen gevallen gelijk stond met het katholieke geloof, ontstond de perceptie dat het katholicisme werd teruggedrongen en dat vrijzinnigheid terrein won. Dit beeld is echter niet correct, want er werd een andere beweging in gang gezet: de individualisering van het katholicisme. Mensen vullen hun levensbeschouwelijke praktijk meer en meer individueel in. Tegelijk kan de politieke wereld terugvallen op de katholieke kerk als het een gesprek wil aangaan met die godsdienst. Voor de islam is dit niet mogelijk. Moslims hebben geen religieus instituut. Daarom probeert de politieke wereld een Europese Islam of Belgische Islam tot stand te laten komen. Persoonlijk zou ik aanbevelen om het laissez-faire model in te voeren. Dit houdt in dat de overheid zich onthoudt van elk overheidsoptreden waarmee ze de identiteit van mensen wil bepalen. Ze laat dan de levensbeschouwelijke overtuigingen (en ook culturele minderheden) hun gang gaan en treed alleen op wanneer de openbare veiligheid in gedrang komt. In België, met haar bijzondere geschiedenis rond identiteit (Vlaamse beweging, katholieke kerk, enzovoort.) is het meest aanvaardbare model het actief pluralisme dat inclusief werkt. Hierbij worden de levensbeschouwelijke overtuigingen geinstutionaliseerd. Dit houdt onder andere in dat de overheid in België geen hoofddoekverbod kan invoeren. De verschillende beslissingslagen moeten de dialoog tussen levensbeschouwelijke overtuigingen bevorderen. De overheid moet bovendien mensen met een andere levensbeschouwelijke en culturele achtergrond te werk stellen in staatsinstellingen en dergelijke. Willen we naar een maatschappij gaan die zich dynamisch ontwikkelt en die op alle vlakken verdraagzaam is, dan is dit de weg die we moeten volgen.   
[1] Hugh Roberts: Radical Islamism and the Dilemma of Algerian Nationalism: The Embattled Arians of Algiers    Third World Quarterly, Vol. 10, No. 2, Islam & Politics (Apr., 1988), p. 556-589[2] Abdelilah Ljamai: Inleiding tot de studie van de koran: Ontstaansgeschiedenis en methodes van de koranexegese,Meinema (boekencentrum),2005.[3] J.M. Otto, A.J. Dekker, L.J. van Soest-Zuurdeeg: Sharia en nationaal recht in twaalf moslimlanden, 2006: http://www.wrr.nl/dsc?c=getobject&s=obj&!sessionid=18nhbdoWM9x@GwuyBPegM35YuUCWRZ1zySvofxauyo3l50uVxzYXp1K38HdWziQW&objectid=3507&!dsname=default&isapidir=/gvisapi/ [4] Reza Aslan: Geen god dan God: oorsprong, ontwikkeling en toekomst van de islam, Amsterdam, De Bezige Bij, 2005, p197-199.[5] Council of Europe: Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden zoals gewijzigd door Protocol Nr. 11: http://www.echr.coe.int/NR/rdonlyres/655FDBCF-1D46-4B36-9DAB-99F4CB59863C/0/DutchN%C3%A9erlandais.pdf[6] John L. Esposito: Islam: The StraightPath, Oxford University Press, 1998, 3de editie, p 98 -100.[7]http://www.thefreedictionary.com/haik[8] Verdrag inzake de Rechten van het Kind: http://onderwijs.vlaanderen.be/zorgvuldigbestuur/pdf/Kinderrechtenverdrag.pdf[9] Hans van Crombrugge: Ouders in soorten, Garant, 2009, p 22-25.[10] Council of Europe: Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden zoals gewijzigd door Protocol Nr. 11: http://www.echr.coe.int/NR/rdonlyres/655FDBCF-1D46-4B36-9DAB-99F4CB59863C/0/DutchN%C3%A9erlandais.pdf

take down
the paywall
steun ons nu!