Lieve Blancquaert. Foto: Copyright Lieve Blancquaert
Toespraak, Europa, Economie, Milieu, Samenleving, Politiek - Lieve Blancquaert

State of the EU: Europa door de lens van Lieve Blancquaert

9 mei = Europadag. We herdenken het ontstaan van de Europese samenwerking, een actueel thema met de immer sluimerende Brexit. Naar aanleiding daarvan sprak Lieve Blancquaert gisteren haar “State of the European Union” uit in Gent. Aan de hand van anekdotes en eigen ervaringen nam Lieve ons mee in haar beeldend verhaal over Europa. Het werd een kritische, menselijke visie over de Europese Unie zoals ze vandaag is en wat ze moet zijn.

donderdag 9 mei 2019 16:13
Spread the love

Ik ben een Europeaan. 
Lieve Blancquaert

 

Ik ben een Europeaan, Ik ben een Europeaan, Ik ben een Europeaan, Ik ben een Europeaan. Die woorden kwamen enkele dagen geleden plagend als een mantra in mijn droom terug. Ze brachten mij als in een teletijdmachine helemaal terug naar 1989.

Toen, in de nacht van 9 op 10 november, was het ook mijn mantra. Voor het eerst werd voor mij de betekenis van die woorden helder en duidelijk. Toen niet in een droom of nachtmerrie maar wakker. Ik was apetrots en wou het schreeuwen. ‘Ik ben een Europeaan’.



Foto: Copyright Lieve Blancquaert

Die bewuste namiddag van 9 november reed ik met mijn oude volvo 240 van Essen naar Oost Berlijn. In Essen had ik foto’s gemaakt van een wereldberoemd circus. De naam daarvan ben ik nu vergeten. In Oost Berlijn zou ik op 10 november voor Knack een portret maken van een heel beroemd Oost Duitse dichter. Ook zijn naam ben ik nu vergeten.

Maar die dag gebeurde er geschiedenis en die kracht vergeet ik nooit. Het schemerde al toen ik de stad binnenreed maar er was iets aan de hand dat ik op dat moment totaal niet begreep.

Massa’s mensen liepen allemaal in een richting. Ze hadden hun kinderen op de schouders en hielden elkaar vast. De expressies op hun gezichten waren een mengeling van vreugde en ongeloof. Ik begreep het niet. Was er ergens een grote kermis geopend? Hun benen stapten zo snel. Nergens zag ik een aarzeling. Was het een stoet, een mars?

Ik kende de stad een beetje, het Oost blok was al jaren een lucratief gebied voor freelance journalisten. Zoveel beweging had ik er eerder nooit gezien. Altijd viel Oost Berlijn over mij als grijs en donker. Leeg ook, net zoals de etalages van de winkels. Weinig in de aanbieding.

Niet op negen november. De journalist die mij opwachtte was totaal over zijn toeren en schreeuwde het uit “de muur is gevallen“. Het onmogelijke was gebeurd. Gunter Schabowski, de partijsecretaris in oost Berlijn van de SED, de socialistische partij, had zich, die namiddag, zowat versproken op een persconferentie en vertelde aan de halve wereld dat vanaf nu Oost naar West mocht reizen. 

Die dagen zijn voor mij een roes van geluk. Het had iets te maken met de euforie van de Duitsers die ook mij was overvallen. Ik zie nog steeds die duizenden mensen op de muur klimmen. Ik hoor het eindeloze applaus van de West Duitsers voor de Oost Duitsers die de grens over staken.

Maar mijn hart is warm als ik terug denk aan de ontmoeting met Mstislav Rostropovich. De legendarische cellist had zich op een klein stoeltje aan checkpoint Charlie geïnstalleerd en gaf er een concert ter ere van alle mensen die gestorven waren tijdens de vlucht van oost naar west. Hoeveel muurslachtoffers er precies zijn wordt nog steeds betwist maar iedereen hier herinnert zich wel de beelden van mensen die brutaal in hun vlucht getroffen werden. 

Nu denk ik dat het die Rostropovich was die mij het mantra “ik ben een Europeaan” in het hoofd had gestoken. De emotie overviel mij terug tijdens het voorbereiden van deze toespraak waarbij ik me begon te bevragen over mijn gevoel van Europeaan, of beter, Europeër, bewust en trots inwoner van Europa, te zijn.

­­Maar goed, ik zocht alvast op YouTube met de trefwoorden, Berlijn en Rostropovich, en vond een heel kort stukje film. Onder de bekende muurschildering van Mickey Mouse zie ik mezelf een weg banen naar de eerste rij.

Ik herken me aan mijn haar, mijn beweging en de camera in mijn handen. Het zijn maar enkele seconden en verder heeft het geen enkel belang maar wat ik toen voelde kwam heel even terug. We waren daar allemaal samen en geloofden allemaal samen in de kracht van samen zijn. Geen mens die er die dag anders over voelde. Er was zo iets groots gebeurd en de hele wereld wist het. De hele wereld was er ook, in mijn hoofd.

Iedereen wou maar een ding. Echt opnieuw beginnen. De koude oorlog achter ons laten en sterk zijn. Voor mij was dat mijn ‘Hoera, ik ben een Europeaan’-belevenis. Natuurlijk kunnen geschiedkundigen mij hier tegenspreken maar daar gaat het nu niet over. Jullie hebben mij gevraagd om over mijn Europa-gevoel te spreken en voor mij is het daar groots begonnen. Dat historische moment meemaken heeft dat gedaan. Mijn kinderlijke trots over mijn Europa is toen geboren. Dat veilige gevoel in dat warme grote bed. We waren er voor elkaar, zorgden voor elkaar en vochten voor elkaar.

Vandaag is het een zoektocht. Een zoektocht in mijn hart, mijn identiteit en mijn overtuiging. Hou ik nu nog zoveel van dit Europa of is mijn hart gebroken? Het liefdesverhaal voorbij? Ik weet het niet zeker. Het verlangen is er nog steeds maar waar is het fout gelopen en geloof ik nog in dit verhaal?

Hitler zijn ziek plan voor zijn derde rijk en de gruwel die daar mee gepaard ging heeft ons met z’n allen naar elkaar doen groeien. Ons doen inzien dat dit niet des mensen was. Eerst kwam de verschrikking, dan het inzicht en vervolgens de hele lange, lastige, maar ook mooie weg tot waar we vandaag staan. Berg op, wind vaak tegen, maar toch. We waren al ver geraakt en in 1989 haalden we de Berlijnse en in gans Europa het ijzeren gordijn naar beneden.

We bouwden een Europese gemeenschap met 28 of misschien 27 lidstaten. Gaan we al weer berg af? Waar is het voor mezelf mis, ook misschien een beetje berg af beginnen gaan? Wanneer ben ik het verloren? Dat vertrouwen in die EU? Wanneer zijn die grote sterke armen beginnen aanvoelen als een omknelling, de warme hand soms als vuist, soms recht in het gezicht.

Een eerste tik kreeg ik in 2012 in Brussel. Ik maakte er de documentaire Birth Day. Twee vroedvrouwen van de VZW Aquarelle namen me mee in hun kleine auto. We zochten zwangere vrouwen of vrouwen die net bevallen waren. We vonden die op beschimmelde matrassen in natte kelders. Op platgemaakte kartonnen dozen in stations. Op zolders van kraakpanden en met velen leefden ze samen achter onze Brusselse gevels in opgedeelde huizen verhuurd voor teveel geld aan teveel mensen. Europeanen waren het die huisjesmelkers. Europeanen die tekenden en stemden voor onze universele rechten van de mens.

Geld en winst maakt de mens zelden solidair. Ik herinner mij een jonge moeder in het Sint-Pieters ziekenhuis van Brussel. Ze was er door de twee vroedvrouwen, Linda en Martine, geholpen om veilig te bevallen. Linda spoorde mij aan om met haar te praten. Ik noem haar Sabrina. Sabrina kon ik zien zitten door een glazen deur op de afdeling neonatologie. Ze was heel erg jong en bleek. In haar armen en aan haar borst een kleine jongen. Drie dagen oud.

De liefde tussen die twee mensen zo duidelijk. De intimiteit tussen moeder in kind weerhield mij enige tijd om de kamer binnen te stappen. Ik nam mijn moed samen en stapte op hen af. Vertelde haar wie ik was en wat ik daar deed. Of ik met haar wilde praten? Of ik haar even mocht storen en vragen naar haar verhaal.

Lichtblauwe ogen vol tranen keken mij aan en ze ze: “Vrijdag om negen uur ga ik hem afgeven. Dat is nog precies 48u en 36 minuten. Tot die tijd wil ik hem voeden en voelen. Ik wil er zijn voor hem. Elke seconde. Elke kreun en elke zucht wil ik horen. Elke plooi in zijn huid wil ik kennen. Ik wil hem kennen voor ik hem vrijdag om negen uur zal afgeven. Ik heb geen keuze.

Negen maanden lang heb ik hem in mij laten groeien. Negen maanden heeft hij alles van mij genomen. Ik heb me gevoed met voedsel uit de vuilbakken. De lange koude winter heeft hij het warm gehad. In mijn lichaam, in mijn schoot. Het was een harde winter in het Noord Station. Nog nooit had ik op straat geslapen. Ik was doodsbang.

Zijn vader heeft papieren in dit land. Zijn vader heeft een dak boven zijn hoofd. Zijn vader heeft ook een vrouw en kinderen. Zijn vader is oud en dik. Zijn vader heeft een gouden tand en zwarte lederen jas. Zijn vader heeft een uurwerk. De tijd. Het geld. Hij was mijn enige oplossing. Hij duwde zijn vlees in mij. Die oude dikke man heeft mij opgewacht. Ik mocht in zijn huis en hij in mijn vlees. Neen, ik heb geen papieren. Ik mag hier niet zijn. Ik wil hier eigenlijk ook niet meer zijn.

Men zei me dat dit een goed land was. Een land met werk en een toekomst. Dit land is niet goed voor mij geweest. Ik ben een hond. Erger dan een hond. Een rat. Ik ben een rat. Een hond in jullie land krijgt eten en een hok of een mand. Ik kreeg niets. 

Ik kreeg hem. Kijk hoe schoon hij is. Hoe is hij uit mij kunnen geboren worden? Kijk naar mijn huid, die is kapot. Mijn handen zijn kapot. Mijn nagels zijn gebroken mijn tanden uit mijn gezicht geslagen. Ik ben gebroken maar hij is zo schoon en glad, zo proper.

Ik zie hem zo graag. Ik voel de echte liefde voor het eerst. Daarom, omwille van die liefde, geef ik hem weg. Ik heb ook niets te bieden. Ik heb dit gebroken gekraakte kapotte lichaam. Ik heb de lompen aan mijn lijf. Ik heb een kartonnen doos waarop ik slaap.

Niets kan ik hem geven behalve een kans. Een kans op een beter leven. Geen leven van een rat. Misschien kan hij leven als een mens. Dit is mijn kans. Vrijdag om 9u geef ik hem af.

Niemand weet dat ik een mens ben, maar hij, hij is zo schoon, zo perfect. Ik wil hem niet beschadigen. Ik geef hem nog iets mee. Een brief, een kleine boodschap. Mijn angst is groot dat hij ooit zou denken dat ik hem niet graag zag. Dat hij zou denken dat ik hem lelijk vond.

Of heel erg vervelend. Een stinkend kind. Ik wil dat hij het weet. Ik wil dat hij weet dat ik hem gered heb. Daar kwam de eerste grote mokerslag in mijn geloof in ons Europa. Als een keiharde knal hier in het midden tussen mijn twee ogen. Daar waar mijn geloof woont. Het was weg, kapot, verpletterd dat geloof. In een slag door een vrouw. 

Misschien vinden jullie dit nu raar, of heel erg kort door de bocht maar zo was het voor mij. Een golf van grote schaamte overspoelde mij. De schaamte dat wij, mijn Europa, niet in staat was om mensen, verloren gelopen op onze grond, in de basiszorg te voorzien. De schaamte omdat ik door het raam van die gebroken moeder haar kamer in het ziekenhuis het hart van Europa zag blinken. Even lelijk als dure, kille, streng bewaakte gebouwen waarin duizenden zich in maatpakken bewogen van de ene belangrijke vergadering naar de volgende.

Een facade werd het, een klucht van enkelen die in pak en das of in een aansluitende deux pièce hier het mooie weer kwamen maken. Eindeloze plenaire zittingen hielden. Reisden van hot naar her in alle talen voor exorbitante lonen. Voor wat? Voor praat? Voor bedrog? Voor het openlijk schenden van de mensenrechten? Waarom was mijn Europa niet in staat om deze vrouw te horen?

Er was woede en wantrouwen in mij geboren. Wie mij kent weet dat ik woede na verloop van tijd nog kan plaatsen en loslaten, maar wat met wantrouwen? Sabrina heeft haar kind in de veilige handen gegeven van Europeanen die zeker heel goed voor dit jongetje zullen zorgen. Alsof het hun eigen kind was. Onze diensten zijn daartoe in staat. Ze vinden warme ouders in een warm huis. Met veel deuren en een, totaal overbodige, voortuin.

Maar wat gebeurde er met Sabrina? Waar is zij naartoe gevlucht? In welke winstgevende sector is zij terecht gekomen? Wie heeft haar de laatste tanden uit het gezicht geslagen? En waarom was er voor haar geen plaats op dit continent? Haar nieuwe ongeschonden kind was meer dan welkom. Zij zelf eerder gezien als ‘onbruikbaar’. Verlies ik mij nu in details? Is dit een klein verhaal?

Wel, voor mij is het dat niet. Voor mij is dit een teken van hoe wij, vanuit onze rijke zetel, met minachting kijken op hen die niet tot ‘de club’ horen. En dan had ik later die ontmoeting met een leraar Engels uit Irak. De man was met vrouw en kind terecht gekomen in het kamp van Duinkerke. Hun doel, hun droom en hun redding was Engeland. Het beloofde land van Engelen.

Het was winter en nat. Hun hokje, hun huis, was gebouwd uit houten paletten. Een beetje boven de grond tegen de ratten. De muren ingepakt met gekregen dekens en plastic. Ik wou er een soort kerststal van vandaag fotograferen. Ik spreek met de vader en vertel hem wat ik denk en hoe ik het beeld zie. Ik spreek over onze Kerststal, onze Jozef met zijn Maria en ons kindeke Jezus.

Ik probeer hem uit te leggen hoe ik naar hen kijk. Ik heb ze al zien vertrekken in hun thuisland. Met stevige stapschoenen en Samsonite koffers op wieltjes.

We spreken over het onvermijdelijke verval onderweg naar hier. Hoe ze langzaam, kilometer na kilometer, de wielen onder hun koffers verliezen. Hun schoenen gestolen worden en dan uiteindelijk in vodden hier zitten te staren in het niets. Moe, kapot en vuil. De lange reis heeft hen ontmenselijkt.

Zoals onze Jozef met zijn Maria duizenden jaren terug. Nog steeds hetzelfde verhaal. De vader begrijpt mijn vraag en kijkt mee door mijn lens. Op de rug van mijn camera ziet hij het beeld van zijn kind en vrouw. Gewikkeld in felgekleurde synthetische dekens.

Er valt plots een ongemakkelijke stilte in dat hok. De vader neemt zijn gsm en scrolt tussen zijn foto’s. Hij toont mij zijn huis in Irak. ‘Kijk’ zegt hij ‘wij hadden een tuin, en een tafel. Er stond eten op de tafel, en hier kijk hier, hier is het feest. Ik dans hier met mijn collega’s. Kijk hier die man daar in dat witte hemd dat ben ik.’

Een wit hemd, dat maakt het verschil. Een proper wit hemd. Zo horen ze nog bij ons. Maar nu? Hoe groot of klein kan de afstand zijn? Zijn we dan niet meer dan textiel? Vijf liter water, een stuk zeep en een proper hemd. Meer dan dat is het niet. Maar hoe superieur voelen we ons allemaal tegenover hen aan de andere kant.

Politieke partijen trekken met graagte de kaart van de angst. Ook dat is het Europa van vandaag. Het fort Europa dat de rangen sluit uit angst voor vodden en lompen. De communicatie over die groep mensen is meer dan zorgwekkend. Alsof Europa overspoeld wordt door mensen op de vlucht. Wie goed leest weet dat dit niet klopt. Frontex toonde nog maar pas aan dat de migratie naar Europa vorig jaar met een kwart is gedaald en sinds 2013 op zijn laagste peil zit.

Alle partijen trekken vandaag zo goed als allemaal dezelfde electorale kaarten: Migratie, koopkracht en klimaat. Zelden legt iemand het verband tussen de drie. Waarom? Is het slecht verkoopbaar?

Niet al te lang geleden kreeg mijn vertrouwen in de leiders van ons Europa opnieuw een flinke knauw. Het was ‘Jean -Claude Juncker’ die het mij lapte. Voor de ogen van het meisje Greta Thunberg, de dappere klimaatactiviste uit Zweden, en ondertussen al de hele wereld durfde hij het om op de meest kinderachtige manier te reageren. Duizenden jongeren spijbelen nu al maanden met een heel duidelijke angst voor hun toekomst. Zij zijn zich bewust van de toestand van onze planeet en het gebrek aan verantwoordelijkheid dat politici nemen. Hun vraag is nochtans heel eenvoudig. ”Luister naar de wetenschappers. Red deze planeet en onze toekomst.”

Greta Thunberg is een zeer volwassen meisje van 16 met lef, inzicht en kennis van zaken. Juncker leek een overjaarse puber. Hij begon met een diep bedroevend monkellachje over de eenmaking van de toiletten en de inhoud van de chasse-potten in Europa. zijn reactie was er een van een oude cynische man die te lang aan de macht is. Een sarcastisch schouwspel, een farce, een grap.

Opnieuw grote schaamte, plaatsvervangende schaamte. Hoe kan het dat iemand zoals hij in die positie terecht is gekomen. Een billenknijper, een dronkenman. Dé grote leider van Europa. Onze voorzitter van de lidstaten.

Anuna De Wever’s reactie was in mijn ogen heel correct. ‘Als Juncker niet naar behoren geantwoord heeft is dat omdat hij niets te zeggen heeft’. Ik vrees dat ze gelijk heeft. Juncker heeft niets te zeggen.

De echte spijbelaars zijn zij die hun verantwoordelijkheid niet nemen. Zij die het ontbreken aan moed om een groot onvermijdbaar plan door te voeren. De klimaatspijbelaars zijn bang voor hun toekomst. De politici zijn bang voor het verlies van macht. Macht die ze, mijns inziens, samen met hun loon elke dag weer moeten zien te verdienen.

Is het hun taak om naar de cynische pijpen te dansen van lobbyisten in de grote wals van winst en het sprookje van eindeloze groei? Of is het hun taak de mensen die onder hun vleugels schuilen ook te beschermen en nieuwe mogelijkheden uit te tekenen? Onze verkozen leiders moeten de vaders en de moeders zijn van dit Europa.

Ook ik ben angstig geworden en laten we toegeven dat we allemaal angstig zijn voor wat er gaat komen. Er is niets fout aan om je angst te erkennen. Alleen psychopaten zijn zonder angst. Angst is wat ons kan redden maar ook kan verlammen. Het kan ons mateloos beperken maar ook gigantische vleugels geven. Het doel moet groter zijn dan de angst. Ik droom en hoop vandaag voor moed en daadkracht in Europa.

Het eindeloze geouwehoer van cynische marionetten moeten we achter ons laten. Laat dit het einde zijn van een tijdperk van leugenachtige vooruitgang. Vooruitgang, voor mij, is niet enkel iets dat in euro’s uit te drukken valt maar wel in een toekomst van levenskwaliteit boven, of minstens, naast het Bruto Nationale Product waarbij enkel blinde omzetcijfers en kwartaalwinsten ons met steriele Excel-sheets jubelend naar de afgrond sturen.  

Ook ik ben een moeder met kinderen die angst hebben voor hun toekomst. Ik citeer hier de woorden van mijn dochter Martha die ze opschreef na de zoveelste klimaatbetoging: “Ik zie al lang het metaforische bos niet meer door de nog niet gekapte bomen. Wat nu? En hoe? En waarom niet gewoon totaal weemoedig worden? Maar in al deze verwarring toch ook dankbaar omdat ik me sinds dikketruiendag ergens in de lagere school, toen een leerkracht de ramen openzette omdat ze de verwarming niet uit kreeg, niet meer zo verward voelde.
Want hele slimme mensen vertelden mij ooit het volgende: ‘A state of confusion is a very good state to learn.’ En daar geloof ik graag in. Met net dat klein beetje helderheid voor ogen dat er ons uiteindelijk maar één ding te doen staat: stoppen met hoe we bezig zijn en strijden voor iets beters. Want is er eigenlijk iets meer sexy dan vechten vanuit verlangen en in volle verwarring. Boos zijn met liefde en bang zijn met moed.”

Boos zijn met liefde en bang zijn met moed. Laat ik dat proberen nu. Hoe zie ik dan de toekomst van de Europese unie? Het is zoveel makkelijker om hier op te sommen waar ik wakker van lig. Maar stel dat ik de slaap kan vatten en stel dat ik de droom Europa kan dromen. Hoe ziet die er dan uit? Waar wil ik naartoe met deze woorden die enkel weerspiegelen hoe ik mij vandaag voel.

Ik zou veel willen zeggen maar ik zoek naar iets even bruikbaar als breekbaar, iets waar ik niet meteen mee word platgeslagen en uitgelachen. Weggezet als een oude geiten wollen sok. Mededogen, barmhartigheid, genade. Vergeten woorden als waren het vergeten, verloren groenten. Woorden die ook in mijn kindertijd liggen. Woorden die passen bij het kerstbeeld van Jozef, Maria en het kindeke Jezus. Mededogen, barmhartigheid en genade. 

Jeetje, nu klink ik helemaal als de hypocriete praat van mijn oude zuster directrice uit de lagere school. Hoe haatte ik die vrouw. Maar is onze taal ook niet een reflectie van onze tijdsgeest. Hoeveel harder zijn we niet geworden. In onze woorden maar ook met elkaar.

Ooit was Europa het continent dat de wereld domineerde. We hebben Amerika bevolkt en de schaarse lokale bevolking zo goed als helemaal uitgeroeid. Niet echt iets om fier over te zijn.

Afrika en Azië hebben we koloniaal uitgebuit en geplunderd. Maar er is veel veranderd in de twintigste eeuw. Anno 1.900 was de wereldbevolking voor dertig procent Europees en de wereldeconomie voor meer dan 50 procent in handen van Europa, vandaag zijn we nog 7 procent van de bevolking en 12 procent van de economie wereldwijd.

Honderd jaar na het verdrag van Versailles, waarmee de Eerste Wereldoorlog formeel werd beëindigd, is de structuur wereldwijd gigantisch veel veranderd. Redenen te meer om het belang van Europa anders in te zien. Hoelang kunnen we nog teren op onze geschiedenis. Al onze grote steden trekken massaal veel bezoekers voor ons verleden. Tot vervelens toe. Denk maar aan het bijna onleefbaar geworden Venetië, Amsterdam of ons Brugge.

Hoe surrealistisch is het dat we massa’s mensen op megagrote cruiseschepen in onze havens zien binnenvaren voor een belachelijke lage prijs per week met een “all you can eat” formule. Terwijl duizenden op gammele bootjes fortuinen betalen om dan aan onze grenzen te botsten of te verzuipen op zee. Zij die het verleden bezoeken zijn welkom. Zij die voor een toekomst sparen en smeken keihard verstoten.

Het doet mij nadenken over wie wij zijn. Wij de Europeanen die zo hard vasthouden aan dat verleden. Dat gevoel overviel mij ook toen enkele weken geleden de Notre Dame van Parijs in rook opging. Macron sprak toen sterke taal

“Notre Dame”, zei hij “dat is onze geschiedenis, onze literatuur, onze verbeelding. De kathedraal heeft epidemieën overleefd, oorlogen doorstaan, en bevrijdingen ingeluid. Notre Dame is, anders gezegd, het epicentrum van ons leven. Allemaal samen, tous ensemble, zullen we haar heropbouwen.”

Ik moet toegeven dat zijn woorden mij dan ontroerden maar enkele dagen later begreep ik het alweer veel minder. De familie Pinault doneert 100 miljoen euro en de familie Arnault overtreft die meteen met een donatie van 200 miljoen euro.

Ok, heel erg sympathiek van die multinationals, maar hoe schrijnend ook dat ondertussen al maanden gele hesjes schreeuwen en vechten in de Parijse straten voor een toekomst. Zelfs ik voelde de belediging. Belastingen betalen valt ons moeilijk maar kunnen uitpakken met een grote gift voor de hele wereld is blijkbaar makkelijk. Een gift voor stenen, voor geschiedenis. Wij weer met onze geschiedenis. De geschiedenis zou ook kunnen zijn dat de Notre Dame in 2019 in vlammen opging maar dat de regering Macron er op dat moment niet de energie en tijd voor had die te herstellen omdat er andere, belangrijkere, reparaties nodig waren voor zijn volk. Het is een gedachte, ik vermeld het gewoon, terzijde.

Ik weet dat ik nu vloek in de kerk maar dit doe ik enkel omdat ik een Europeaan ben en wil blijven. Want wat zouden wij allemaal samen wel niet kunnen als we de zorg om het verleden veel meer zouden koppelen aan de zorg voor de toekomst.

Zoals, filosoof en schrijver, Jean d’Ormesson het ooit zei bij de intrede van Marguerite Yourcenar in de zo bestofte “Académie Française”: “L’avenir sans le passé est aveugle, le passé sans l’avenir est stérile”.

Ooit is Europa begonnen als EGKS, de unie voor kolen en staal. Mijn droom voor ons is de Europese unie voor geluk, voor kansen en solidariteit. Noem mij nu maar een softe oude zaag. Die stempel neem ik er graag bij.

Mijn teleurstelling mag groot zijn maar toch weet ik dat Europa veel goeds heeft gedaan. Het is ons niet altijd opgevallen maar zelfs op ecologisch vlak stonden we nog nergens zonder de Europese regelgeving.

Stel dat we er nu beter in zouden slagen om onze nationale grenzen te overstijgen? Zelfs binnen onze Europese familie, een familie zoals we ze allemaal kennen met de typische ergernissen aan een zatte nonkel, een gierige tante of een luie neef. Diep van binnen weten we dat er pas kracht en energie kan stromen als we elkaar nodig hebben. Als we allemaal samen aan hetzelfde zeel trekken.

Allemaal verschillend, allemaal met een andere taal en andere gewoontes maar toch samen sterk. Een goede vriend zei me dat we, om zoiets te doen lukken, een grote gemeenschappelijke vijand nodig hebben. Niet de Russen, IS, Kim Jong-un, Trump of wie dan ook maar een echte grote vijand. Voor de hele wereld.

Gevaarlijke buitenaardse wezens zijn, volgens hem, onze enige redding. Het was een halve grap maar ergens volg ik hem als ik het als een metafoor zie. Sterke buitenaardse groepen kijken al een eeuw of twee de kat uit de boom en besluiten vervolgens dat het genoeg is geweest. Dat die daar op aarde zich eigenlijk alleen maar zelf aan het vernietigen zijn en zich met de meest onnozele dingen bezig houden. Zoals een ganse dag staren naar lichtgevende bakjes in alle mogelijke formaten, of op middeleeuws wijze elkaar de stuipen op het lijf jagen en de bol afslaan. Mensen uitbuiten voor goud, diamant en olie. Ze zien extreme rijkdom bij enkelen en grote honger bij velen.

Ze hebben het gehad en willen ons eens een lesje leren. Een schudding geven. Onze planeet zou daveren zijn voor iedereen, ongeacht wie of waar je bent. Hoe snel zouden we in zo een sprookje solidair kunnen worden met elkaar? Hoe snel zou geloof, kleur, politieke voorkeur, arm en rijk, kunnen verdwijnen als een vage flauwe herinnering, onze zwakste schakel?

Zeven komma zeven miljard mensen allemaal met hun neuzen in dezelfde richting. Een sterk beeld toch? Wel, laten we vanuit Europa met ons verschrikkelijk verleden die nieuwe toekomst bouwen. We hebben al een project dat ons toont dat oorlogen tot het verleden kunnen behoren. Dat solidariteit over de grenzen heen kan, zodanig dat we er , op het einde van de dag, allemaal beter van worden. Dat project, die blauwdruk is voor mij Europa, een kranig lastig oud wijf nu. Maar zoals we allemaal weten, dames op leeftijd hebben soms bovenmenselijke krachten waar een mens zou van verschieten.

Ik ben een Europeaan.

Dank u wel. 

take down
the paywall
steun ons nu!