Fair Practice Almanac
Opinie, Politiek, Cultuur, België -

Fair Practice Almanac

Het kunstenaarscollectief State of the Arts ijvert al sinds 2013 voor meer ‘fair practice’ op de werkvloer: rechtvaardige vergoedingen, meer duurzaamheid, meer gendergelijkheid, meer inspraak en transparantie enzovoort. Samen met Kunstenpunt, het steunpunt voor de kunsten, en de vakbonden werkten ze een boek uit vol inzichten, standpunten en informatie: een ‘agenda’ waarmee ze hun bezorgdheden op het cultuurpolitieke agenda willen zetten. Dat is welkom in een verkiezingsjaar. Een toelichting en terugblik.

vrijdag 25 januari 2019 14:42
Spread the love

Aansluitend op de Hart Boven Hard-Dag: strijden verbinden! Op 26 januari stellen kunstenaars hun Almanac 2019 voor en ze willen daarmee andermaal de discussie openen van onderuit: wat loopt er mis en wat zijn de oplossingen? Het is tegelijk ook een signaal naar de politiek: cultuurwerkers slaan opnieuw zelf de handen in elkaar omdat het beleid tekortschiet. Dat beleid wil organisaties en cultuurwerkers vooral stimuleren tot het opnemen van meer ‘ondernemerschap’. Tegelijk kregen ze minder middelen. Een catch-22.

‘Ondernemerschap’

De arbeidsmonitor van het sociale fonds voor podiumkunsten geeft aan waartoe dit marktgericht beleid leidde: bij gebrek aan vaste jobs zien we (vergeleken met andere sectoren) een grote stijging van het aantal cultuurwerkers dat probeert als zelfstandige aan de slag te gaan. Maar het blijkt toch niet de juiste keuze te zijn: het aantal kunstenaars dat stopt als zelfstandige stijgt nog sneller. Velen faalden en ook wie zich staande weet te houden, kampt dikwijls met een precaire situatie.

In een terugblik op het voorgaande beleid kan men overigens nog moeilijk beweren dat er geen middelen waren of dat besparingen onvermijdelijk waren omdat de begroting in orde moest komen. Die begroting is nog steeds een creatieve goochelshow. En geen middelen? De voorbije jaren investeerde de Vlaamse regering een recordbedrag van 4,24 miljard euro in bedrijven.

De federale regering verlaagde via de taxshift de bijdrage voor de werkgevers (een cadeau van een paar miljard dat een flink gat in de sociale zekerheid slaat) en daar kwam nog eens 7,2 miljard euro aan loonsubsidies bovenop. Tegelijk liep ons land 30,4 miljard euro mis aan belastingontduiking. Op de inspectiediensten werd dan weer bespaard.

We kunnen dus moeilijk om de conclusie heen dat kunst en cultuur af te rekenen kregen met besparingen met als beleidsmatig doel de kunstwereld de markt op te jagen. Dat was een politieke keuze. Met deze Almanac kiezen kunstenaars voor een andere weg: die van een solidair ondernemerschap waarmee men samen de precaire situaties wil verbeteren waarin veel cultuurwerkers verkeren. Met hun initiatieven willen ze ook een voorbeeldfunctie zijn voor andere sectoren, een avant-garde in sociale innovatie zeg maar.

Tegelijk is de Almanac een artistieke voortzetting van het cultuurpolitiek activisme waar het voor het collectief State of the Arts ook allemaal mee begon: het is echt niet ok dat bewindvoerders in naam van de kunstenaars gaan bepalen wat er van belang is in de kunstwereld en hoe ze op die gladde manier kunst en cultuur laten inpassen in hun politiek agenda.  

De Almanac is eigenlijk een resultaat van een langer proces. Vorig najaar zaten kunstenaars een week samen in het Fair practice Summercamp om de Almanac voor te bereiden. Maar toen had het kunstenaarscollectief al een hele weg afgelegd waarin ze er stapsgewijs voor gezorgd hebben om het idee van fair practice een prominente plaats te geven in het denken over de kunstwereld. Of om het in termen van metapolitiek te zeggen: gaandeweg hebben ze met hun acties de bandbreedte van de verbeelding over de sociaaleconomische organisatie van de kunsten aanzienlijk verbreed aan de sociale kant.  

Meer dan woorden

We hebben natuurlijk allemaal ons idee van rechtvaardigheid in een arbeidssituatie, gebaseerd op onze eigen ervaring. We weten ook dat er strijd nodig is als we iets willen verbeteren. De omschrijving ‘fair practice’ is echter een vrij recente nieuwkomer in het publieke debat. Maar wel eentje met impact. Vandaag de dag worden die woorden vaak gebruikt in beleidsverklaringen, in academische onderzoek, in de aankondigingen van culturele organisaties, in de open brieven van kunstenaars, in de opinies van journalisten, enzovoort.

‘Fair practice’ is een populaire synopsis geworden als we het hebben over onderwerpen als rechtvaardige vergoeding, gelijke verloning, het hebben van een goede overeenkomst in termen van te presteren werktijd, solidariteit met collega’s, transparantie over het werk en de onderhandelingen in de organisatie, inspraak, vertrouwen, veiligheid, antiseksisme, antiracisme, dekolonisering, democratie, ecologie, diversiteit, om er een paar te noemen. De Almanac wil die veelzijdigheid nu in kaart brengen en iedereen motiveren om hier mee werk van te maken. Want als we er zelf niet aan beginnen, zal niemand dat voor ons doen.

De beschrijving ‘fair practice’ circuleerde nog niet toen in november 2013 voor het eerst een groep cultuurwerkers bijeenkwam onder de vlag ‘State of the Arts’ in de Beursschouwburg in Brussel. Het was een bijeenkomst van mensen die de behoefte voelden om samen te komen en te discussiëren over wat er op het spel staat in de kunstwereld en de cultuurpolitiek. Het was ook een oproep om samen te brainstormen en collectief te handelen.

Dat verlangen om tegen de stroom van individualisme, competitie en verdeel-en-heers in te gaan, om in plaats daarvan de handen in elkaar te slaan, werd alleen maar sterker met de jaren in de kunstwereld. In 2018 benadrukte actrice Sara De Roo datzelfde verlangen opnieuw in haar ‘State of the Union’ bij de opening van het Theaterfestival 2018: “Artiesten uit alle landen, verenigen zich! Engageer je voor elkaar”. Zo’n oproep is allesbehalve overbodig. 

Van evenement naar beweging

Helaas gebeurt het maar zelden dat kunstenaars zich organiseren. Het evenement ‘State of the arts’ had die ambitie en werd daarna een beweging. Hun naam verklaart waar het allemaal om draait. In 2013 startte de Vlaamse overheid hun promotiecampagne met het label: ‘Flanders. State of the art’. Werkelijk? Hoe zit het dan met een betere financiering? Welk recht hebben politici eigenlijk om de kunsten zo te claimen? Met het terugvorderen van deze slogan is het verzet begonnen. Kunstenaars namen hun stem terug.

Die stem klonk enkele maanden later al een pak luider. Na de verkiezingen in mei 2014 nam een rechtse regering het roer over in België. State of the Arts (SOTA) was de allereerste beweging die begon te protesteren. Na een medialek over de bezuinigingsplannen van de nieuwe regering moesten de nieuwe beleidsmakers vervroegd van hun vakantie terugkomen voor een eerste crisismanagement, dus nog voor de regering goed en wel was begonnen. 

Toen de Vlaamse parlementsleden in hun nieuwe functie op 14 augustus 2014 voor het eerst het parlement binnenkwamen, verwelkomde een rij artiesten hen met protestborden terwijl ze ‘I just called to say I love you’ van Stevie Wonder zongen. Die liefdesverklaring viel helaas op een koude steen: enkele weken later begon de nieuwe liberale minister van cultuur, Sven Gatz, zijn beleid prompt met een besparing. Schoktherapie

Vanaf die 14de augustus trok zich, op het ritme van intense studentenprotesten aan de universiteiten, een hete herfst van sociaal verzet in gang met grote vakbondsmarsen en een nationale staking. In november nodigden zo’n 70 kunstenaars van SOTA de toenmalige minister van Cultuur uit om te praten over hun voorstellen voor een alternatief cultuurbeleid. Dat was helaas een dovemansgesprek. SOTA realiseerde zich dat om iets te veranderen, ze er samen voor moeten strijden.

Bottom-up werd een symposium in het federale operahuis De Munt georganiseerd om te discussiëren over … ‘fair practice’ in de kunsten. De terminologie deed voluit zijn intrede. Ongeveer 150 kunstenaars en vertegenwoordigers van organisaties voerden focusgesprekken in verschillende werkgroepen en uitgebreide, gezamenlijke groepsdiscussies.

Dit was een overleg van het kunstveld zelf, niet van de managers en beleidsmedewerkers. Op die inspirerende dag in februari 2015 kwamen er veel ideeën en actievoorstellen naar boven. Eén daarvan was het creëren van een ethisch label om organisaties die er voor kozen een voorhoede van solidariteit te zijn in hun samenwerking met cultuurwerkers, positief te stimuleren. 

Fair Practice-label

In plaats van een zwarte lijst op te stellen, kan een dergelijk label aan de hand van voorbeelden het bewustzijn over best practices vergroten – de was het idee. Organisaties die de moeite nemen om kunstenaars correct te betalen en hen respectvol te ondersteunen, hebben ook extra aandacht nodig omdat ze op een hellend vlak zitten: als één organisatie in een competitief veld met krimpende budgetten de juiste betaling verwaarloost, dan maken ze het financieel moeilijk voor werkgevers die kiezen voor een rechtvaardige aanpak. Dat leidt dan tot een vicieuze cirkel, naar beneden toe, de onzekerheid tegemoet. Een label zou zo’n cirkel in een omgekeerde richting kunnen omslaan. State of the Arts besloot dit idee uit te werken en begon aan een actieplan om het te realiseren.

In een eerste bijeenkomst begin september 2015 op Manifiesta, het festival van de solidariteit, was er een publiek debat van kunstenaars van SOTA met Wouter Hillaert van de burgerbeweging Hart boven Hard, mensen van de socialistische vakbond en vertegenwoordigers van andere belangengroepen voor kunstenaars uit het buitenland (Platform BK uit Nederland, A-N uit het Verenigd Koninkrijk).

De uitkomst van het debat was duidelijk: als we een fair practice-label willen realiseren dat impact heeft, dan moeten we een coalitie van stakeholders opbouwen om een draagvlak voor dit idee te creëren: om het meer vertrouwd te maken en om een brede groep bondgenoten te enthousiasmeren.

In een volgende bijeenkomst in het najaar zat SOTA samen met een coalitie met onder meer de werkgeversfederatie van cultuurorganisaties (oKo) en enkele vertegenwoordigers van het Vlaams Kunstinstituut (Kunstenpunt) in de kantoren van de socialistische vakbond ACOD Cultuur, waar ze een woordvoerder van de Oxfam, die zijn expertise op het gebied van fair trade-labels deelde, uitnodigden.

Het idee kwam in een stroomversnelling: in het voorjaar werd in de kantoren van het Kunstenpunt en in de KMSKB (Koninklijke Musea voor Schone Kunsten in Brussel) een derde groot evenement georganiseerd waarbij de do’s en don’ts van fair practice-campagnes werden besproken met dansers, performers, muzikanten, beeldend kunstenaars en genodigden uit het buitenland.

Maar de lancering van het label kwam er niet. Een open vraagstuk was dat de coördinatie van zo’n label (de evaluatie van kandidaten, de controle van label-eigenaars achteraf, etc.) op langere termijn een structurele, morele autoriteit vereiste. Een los verband van onbezoldigde kunstenaars kan die verantwoordelijkheid niet alleen opnemen.

De resterende vraag: hoe kunnen we zo’n autoriteit samen met werknemersfederaties en werkgevers opbouwen, wetende dat ze verschillende belangen verdedigen? Vervolgens besloot de werkgeversfederatie (oKo) zich terug te trekken om zelfstandig het initiatief te nemen: een sociaal charter. Als alles goed gaat, zal dat handvest in 2019 van start gaan.

Fair practice, het frame

Wat toen als een gemiste kans voelde voor de kunstenaars van de State of the Arts, werd een incubatiemoment voor een idee dat op het punt stond zich te vermenigvuldigen in verschillende richtingen. Je kunt een idee waarvan de tijd gekomen is immers niet tegenhouden. De term ‘label’ in de verzameling van woorden verliet de scene, maar de woorden ‘fair practice’ stonden langzaam maar zeker centraal voor het voetlicht.

Het label heeft steeds tot doel gehad om het publieke debat mee te bepalen. Door de publieke discussie over het label voortdurend te openen, als oplossing, werd er meer en meer bewustzijn gecreëerd voor het probleem dat het wil oplossen: de precaire omstandigheden waarin hedendaagse kunstenaars moeten leven en werken.

Er was dan wel discussie over de aard van de oplossing, ondertussen werd het probleem algemeen aanvaard. Dus hoewel het label zelf niet werd gerealiseerd, werd het doel ervan min of meer bereikt: het bepalen van de publieke agenda van wat belangrijk is, vanuit het perspectief van de kunstenaars.

Dat was de sleutel. Want als kunst in de media aan bod komt, krijgt het succes van kunstenaars, de cultuurprijzen die ze krijgen en de prijsrecords van hun werk op de kunstmarkt opvallend veel aandacht. Dat bevestigt de clichés: kunstenaar als subsidieslurpers, rijk en arrogant. Linkse hobbyisten! Of toch: rare mensen, ongecontroleerde excentriekelingen en provocateurs die zotte dingen tegen journalisten zeggen om ze te behagen en clowneske stunts doen voor de foto’s die bij de aanstellerige interviews horen.

Praten over fair practice bracht een nieuw frame binnen, gericht op de kunstenaar als werkende mens, geconfronteerd met harde werkomstandigheden in een sector die zich nochtans als progressief en sociaal geëngageerd profileert. In termen van publieke perceptie gaat het hier dus niet alleen om het gebruik van enkele woorden. Het gaat om het introduceren van een hele nieuwe wereld: een andere kijk op wat kunst is, als beroep, niet als hobby. En waarom dat beroep belangrijk is in onze samenleving. Het zorgde er ook voor dat kunstenaars meer feeling kregen voor hun klassenbewustzijn, zeg maar.

Fair practice, de beweging

Achteraf gezien is het fair practice label-project niet gestopt maar vermenigvuldigd. De werkgeversfederatie werkt aan hun instrument om fair practice te verbeteren: het sociaal charter. Dat is één.

De twee grote cultuurvakbonden lanceerden een jaarlijkse fair practice award. Dat is twee. Met het idee van een award hoeven ze niet elk jaar een evaluatie van alle organisaties te organiseren, iets wat een label wel vereist, maar kunnen ze zich richten op één specifiek initiatief dat speciale aandacht verdient. In 2018 ging de fair practice award naar de ondertekenaars van het Handvest voor de podiumkunstenaar.

De vakbonden namen de uitreiking van de award als een gelegenheid om het belang van een dergelijk bottom-up initiatief te benadrukken voor de emancipatie van cultuurwerkers en de impact ervan op de sociale dialoog tussen vakbonden, werkgevers en overheid. Naast het charter en de award is er nu ook de Almanac. Dat zijn er drie. Bij het maken van een Almanac doen kunstenaars overigens wat ze het beste kunnen: samen debatteren, creëren en verbeelden.

Fair practice-code

Maar er is meer. Het ‘fair practice label’-idee stimuleerde ook de kunstscene in Nederland. Geïnspireerd door de ontmoetingen in België werd het debat voortgezet in een EITM-bijeenkomst in Amsterdam. Mensen van Platform BK, het collectief De Agenda en Het Veem probeerden de fair practice-spirit te vertalen naar hun politieke context.

Die zag er heel anders uit: de beleidsvoerders aldaar wilden na het zogenaamde ‘Zijstra-trauma’ een positief elan: weg met die grote besparingen en die politiek-als-spotcampagne om de minachting voor hedendaagse kunst bij een breder publiek op te poken. Er stonden ook verkiezingen voor de deur, zodat er snel geschakeld kon worden.

Platform BK is samen met de Nederlandse belangenorganisatie Kunsten ’92 gestart met het project fair practice-code: organisaties die de code accepteren, nemen een collectieve verantwoordelijkheid op voor het betalen van een eerlijk loon. De code is bovendien een work in progress: binnenkort wordt een versie 2.0 gelanceerd.

Net als in België zorgde de fair practice-spirit niet alleen voor een mentale verschuiving in de manier waarop we het in het publieke debat over kunstenaars hebben – ook in Nederland werd de precaire situatie van de (schijn)zelfstandige cultuurwerkers (zzp) algemeen bekend, zelfs een nationale schande – maar slaagde men er in Nederland ook in concrete druk uit te oefenen op de politieke besluitvorming.

Voordat we echter tot de conclusie komen dat de fair practice-spirit is gemigreerd naar een ander land waar het echt iets heeft veranderd en we nu moeten hopen dat ze terugkeert naar België, is het nuttig om te benadrukken dat de Nederlandse context, naast het momentum van een verkiezing, sowieso veel ontvankelijker is voor een fair practice-oefening, omdat ze een minder georganiseerde arbeidseconomie hebben.

Veel kunstenaars werken er als een soort zelfstandige en in vergelijking met België hebben ze vrijwel geen collectieve arbeidsovereenkomsten (cao’s) die de sociale rechten van de cultuurwerkers beschermen. Cultuurmakers organiseren er zich in verhouding ook veel minder via een vakbond, zoals de Kunstenbond.

Rekening houdend met het feit dat een fair practice-initiatief een soort ‘soft law’ is (dat wil zeggen: vanuit de verwachting dat werknemers en organisaties afspraken uit ethische overwegingen zullen oppakken) is een dergelijke aanpak effectiever in een context met minder ‘harde wetgeving’: met afdwingbare regels, niet van suggestieve aard maar met een verplicht karakter.

Anders gezegd, in een Belgische context zou zoiets als een ‘code voor een eerlijke praktijk’ vrij vreemd zijn, aangezien eerlijke verloning sowieso al een verplichting is voor culturele organisaties. Wat we in België vooral nodig hebben, zijn meer instrumenten om te controleren of de arbeidsovereenkomsten die er zijn ook worden nageleefd. En hefbomen die er voor zorgen dat freelancers dezelfde gelijke behandeling krijgen als de cultuurwerkers die via het statuut van werknemer werken.

Fair practice: 2019-2024?

Daarom is een Almanac veel meer dan een grappig boek, een verzameling van woorden. Het informeert een breder publiek van cultuurwerkers over hun rechten, het geeft tips over hoe te onderhandelen en waar te klagen over zaken die niet gaan zoals het hoort.

De Almanac is een instrument met het gezag van een breed en open collectief van mensen die in de praktijk staan. Het is een instrument opgesteld op de werkvloer, voor de culturele strijd in het publieke debat en voor het verbeteren van de zelfredzaamheid.

Als alle cultuurwerkers alvast de rechten opeisen die ze hebben en weigeren toe te geven aan het casino van de concurrentie, dan winnen ze. Sterker nog, als ze zich solidair organiseren en samen brainstormen over hoe fair practice een volgend niveau kan bereiken en ze zo tot collectieve eisen komen, wie zal hen dan tegenhouden?

Deze Almanac zet een agenda uit: een volgende regering moet dringend werk maken van betere sociale rechten. Beton is er al genoeg. Cultuurhuizen moeten mee hun verantwoordelijkheid nemen.

Het collectief State of the Arts blijft intussen verder aan de kar duwen en roept ons alvast op voor een volgende afspraak op eerder lange termijn: In aanloop van 2020 maken we al doende een vervolg op de Almanac. Jouw input is welkom!
 

Launch Almanac: zaterdag 26 januari, 17:00, RITCS, Brussel. Verkrijgbaar bij de betere boekhandel, Kunstenpunt en de cultuurvakbonden. Wenst u graag een debat met de makers van State of the Arts? Graag een seintje aan: gosievervloessem@gmail.com of einatuchman@gmail.com.

Robrecht Vanderbeeken, lid (en fan) van State of the Arts sinds 2013 en algemeen secretaris van de socialistische vakbond ACOD Cultuur verantwoordelijk voor cultuurwerkers sinds 2017.

take down
the paywall
steun ons nu!