Een wandtapijt als aanklacht. Interview met Sofie Haesaerts
Interview, Economie, Samenleving, Cultuur, België -

Een wandtapijt als aanklacht. Interview met Sofie Haesaerts

In de inkomhal van het ACOD-vakbondsgebouw in Brussel kon je enkele maanden het kunstwerk Alignement bezichtigen van beeldend kunstenares Sofie Haesaerts. Het hing er als een dissonant, want dit artistieke wandtapijt omgeven door popsongs verwijst qua beeldtaal niet direct naar de sociale strijd. Als artisanaal object is het natuurlijk wel onderdeel van de wereld van ambacht en handenarbeid. En die wereld – waartoe ook het kunstenaarschap behoort – staat van oudsher onder druk. Een aanleiding voor een gesprek.

dinsdag 11 december 2018 10:00
Spread the love



Sofie Haesaerts, “Alignment” 2015

Een melodie zoals die van Wicked Game van Chris Isaak verwelkomde enkele maanden menige bezoeker die het vakbondsgebouw op het Fontainasplein kwam binnengewaaid. Die popsongs kaapte hun aandacht richting een groot doek waarop heel wat figuratieve afbeeldingen kriskras met elkaar verstrengeld zijn.

Er valt aan die beeldtaal niet meteen een touw vast te knopen, tenzij je zelf de gedachten los laat voor een symbolische combinatieleer. Wie even de tijd nam, kon vrolijk in de collage verdwalen: van Icarus over Neptunus naar een wit konijn met een magische paddenstoel.

Haesaerts gaf dit werk de titel Alignment mee wat zoveel betekent als uitlijnen of een richting aangeven. Zo nodigt ze de kijker uit om al dromend zelf knooppunten te verbinden en gedachtestrepen te trekken, of om ook eens op zoek te gaan naar verbondenheid en een groter geheel.

Bij heel wat culturen is het immers een traditie om in een tapijt een hele wereld te verweven. Bijvoorbeeld als beeldverhaal dat gebeurtenissen of wijsheden wil verknopen in hun collectief geheugen, als lijnenspel dat een spirituele toegangspoort verbeeldt, of als een vervlechting van religieuze met wereldse motieven en personages, horizontaal op verticaal, in wol en niet zelden ook vrij wollig.

Maar door haar keuze voor een wandtapijt als ‘onderbouw’, vervaardigd dankzij secuur vakmanschap en huisvlijt, rijgt Haesaerts voor ons zelf een aantal punten aan elkaar: vanuit de artisanale textielnijverheid trok zich vroeger de eerste industrialisering op gang, met alle gevolgen voor het sociale weefsel van dien.

Ook voor de hedendaagse kunstenaar blijft dat een grote confrontatie: hoe kan je als individu je talent ontwikkelen en eigenhandig dingen met verf en natuurlijke materialen creëren in een moderne samenleving die doordrongen is van de grootschalige en geautomatiseerde productie van koopwaar? Vleugels, zoals die van Icarus, komen dan wel van pas.

Robrecht Vanderbeeken: Icarus vliegt op uw tapijt. Dat was voor jou ook een belangrijke thematiek bij het maken van dit werk?

Sofie Haesaerts: het is voor mij het symbool van onze drijfveer die ons, bewust of onbewust, steeds verder dwingt om iets “aanlokkelijks” te bereiken. Bijvoorbeeld geld, status, erkenning, rust of roes … en dat zijn mogelijks ook pistes naar onze ondergang. Ons verlangen te streven naar iets, waarvan we overtuigd zijn dat het ons zal verlichten uit ons huidige bestaan, wordt zo een of andere obsessieve trip waardoor we onze hechting met de werkelijkheid dreigen te verliezen. Dan volgt ondanks al onze toewijding de teleurstelling, de val: existentiële crisis, burn-out, het einde van de illusie, de stille donkere eenzaamheid … .

Icarus stort neer en ligt uitgeput in het water – symbool voor de gevoelswereld – het is slechts één aspect van de textiel-collage waaraan ik nijverig met de hulp van vriendinnen heb gewerkt. Verder is er Neptunus, die de illusie of verslaving op gang brengt. Er is tevens de dood met de Dance macabre, maar er is ook houvast te vinden in de verstrengelende liefdesbomen: doorheen het lijden wijs.

Het is een tafereel met donkere en lichte facetten die ons persoonlijkheid reflecteren en vragen opwerpen: ‘wie zijn we?’, ‘wie willen we zijn?’ Bovenaan prijkt er weliswaar een stralend gouden hart met daarin vele geborduurde kleine hartjes. Daarboven zweeft Isis in een hedendaagse outfit van wonderwoman met Abba-boots: de terugkeer van de vrouwelijke energie, is die niet te lang genegeerd en zelfs verketterd geweest?

RV: In hun werksituatie komen kunstenaars ook meer dan dikwijls Icarus tegen. Die creatieve combinatieleer om centen bijeen te krijgen, je zou het zelfuitbuiting kunnen noemen?

SH: Zelf-uitbuiting klinkt mij nogal vreemd. Als een gesubsidieerde organisatie vraagt om een werk te tonen of te maken zonder een vergoeding te geven, dan vind ik dat uitbuiting.

Maar als ik zelf een werk maak – niet in opdracht – en hier mijn energie en geld wil in steken, zie ik niet als het uitbuiten van mezelf.

RV: Alles wat je zelf maakt, moet je ook zelf betalen. Dat kan een keuze zijn. Maar als je werkt met weinig middelen bestaat het risico dat je kosten afwentelt op anderen, in naam van ‘de goede zaak’. Hoe heb je dat zelf ervaren in samenwerkingen?

SH: Ja. De besparingen op cultuur zorgen natuurlijk voor erg veel spanning en problemen. Dat verplicht je financieel om je oorspronkelijk project te gaan reduceren of halfbakken broodjes te gaan bereiden. Dat is uiteraard contraproductief als je desondanks toch nog een degelijk resultaat wil verwezenlijken. Dan ga je besparen op productietijd. Met stress tot gevolg die zich al snel voortzet bij zowat iedereen waarmee je in contact komt.

Zij moeten dan ook sneller gaan werken want de deadline schuift op. Zo kan het gebeuren dat niemand nog weet of deze “tour de force” haalbaar is. Sommigen haken af, terecht overigens. Anderen steken hun handen uit de mouwen, nog anderen doen alsof. Die mix van twijfel en verantwoordelijkheid is een misselijkmakende cocktail.

Eén van de situaties die bij mij de doorslag heeft gegeven om niet meer met een budgettekort verder te werken was in Delhi: de ambachtsman Pankaj en zijn team, die voor mij prachtig houtwerk hebben vervaardigd, zijn met de dood bedreigd geweest naar aanleiding van het transport van mijn werk. Dat transport liep vertraging op en ik drong er op aan te klagen bij de transporteur. Niet veel later durfden de ambachtslui hun eigen studio niet meer in omdat een groep vrienden van de ontslagen koerier ermee dreigde hen in elkaar te slaan.

Dit soort geweld is in India misschien niet vreemd maar daar wil ik natuurlijk niet de aanleiding voor zijn vanwege stress door de Vlaamse besparingsmaatregelen. Zo heeft het pronkstukje State of the Arts Flanders al snel een donkere en pijnlijke achterzijde.

RV: Een verveelvoudiging van de projectsubsidies, een van onze eisen overigens, biedt dat een oplossing?

SH: Zeker, en dan mag ik hopen dat de verdeelsleutel anders zal worden toegepast. Mainstream artiesten, die eigenlijk al in het commerciële circuit meedraaien krijgen een groot deel van een kleine koek. Absurd vind ik dat.

Persoonlijk pleit ik voor de ondersteuning van een veel breder artistiek veld. Nu krijg je de indruk dat iedereen zich in hetzelfde, hip-ogende “keurslijf” probeert te gieten waardoor je zowat overal een variatie op dezelfde beeldtaal of thema krijgt. Daar word ik zo “kunst”-moe van.

RV: Wordt dat “keurslijf” misschien in de hand gewerkt door het systeem van projectaanvragen?

SH: Ja, het KIOSK-systeem is nog zo’n keurslijf, maar dan administratief. Ik snap dat de administratie en de commissie geen dozen documentatie kunnen doorploegen of dikke dossiers willen lezen. Maar de aanvraagprocedure zoals die nu is, dat is het andere uiterste. Alles moet zo kort mogelijk uitgelegd worden, in een paar trefwoorden.

Veel kunstenaars, ten minste zij die er het geld voor hebben, betalen nu iemand om hun dossier voor hen te schrijven zodat ze zelf deze kafka niet moeten bestieren. Ik heb er de brui aan gegeven. Ook omdat ik de indruk heb dat de evaluatie weinig respect heeft voor kunstenaars of toch behoorlijk wereldvreemd is ten aanzien van de kunstenaarspraktijk. Want het is zeer vreemd hoe ze soms communiceren. Vooral gezien ze zelf toch, veronderstel ik, gekozen hebben te werken voor het departement cultuur?

RV: Dat blijven doorwerken, in een niet-duurzame context, leidt tot een burn-out economie. Hoe zie jij dat? Hoe ervaar je dat om je heen?

SH: Dat merk je aan de productie van dezelfde, veelal holle, doorslagjes of gimmicks. Er zijn er waarschijnlijk weinig die zich de tijd kunnen permitteren, of de discipline kunnen opbrengen om zichzelf en hun werk in de diepte te ontwikkelen. Ik ervaar deze evolutie als iets zeer pijnlijk … . Ik vrees dat we dezer dagen, in veel gevallen, in het verhaal van de kleren van de keizer zijn aanbeland.

RV: Hoe overleef je als kunstenaar dan in een commerciële wereld, zonder zelf een merk te worden dat zijn waar in de markt moet zetten?

SH: We leven in een kapitalistische maatschappij, dus valt het ook te verwachten dat kunst onder het gewicht van de kunstmarkt geplet zit. Het zou pas verbazen als dit niet zo was. Er zijn nogal wat kunstenaars die als marketeers hun bekendheid moeten kopen door aan de lopende band in een nieuw aanbod te voorzien. Om zo de eigen marktwaarde te bewaken. Het draait allemaal om een lucratieve speculatiecultuur.

Dat is voor heel wat kunstenaars ook weer een aanleiding om er kritische kunst over te maken. Maar ik heb weinig met de kunstmarkt. Met mijn werk bots ik eerder op de overlevingsstrijd om kunst te maken binnen een economie waarin amper marge is voor zaken die tijd vragen, voor het handmatig creëren van dingen die geen onmiddellijke functie hebben buiten zichzelf.

RV: Je hebt het dan over het contrast tussen onze industriële economie, waar de wet van een zo goedkoop mogelijke massaproductie geldt, en de kunst als ambacht die maar moet zien te overleven in een samenleving die ten onder gaat aan spulletjes?

SH: Dat contrast is op zich dikwijls ook een troef voor de hedendaagse kunstenaar. Zo kan je bijvoorbeeld aan de slag gaan met kitsch, of net de tegenstelling opzoeken tussen objecten die nog zelf met veel zorg door mensen zijn gemaakt versus het cleane industriële. Als ik een wandtapijt maak, waarvan de productie een bewogen persoonlijk traject omvat, dan heb je meteen een contrast met de productie van wegwerptextiel.

Maar ik heb het eerder over de economie in de kunsten zelf: de concurrentieslag onderling, de uitsluiting van wie minder centen heeft, de ongelijkheid, het gebrek aan respect voor sociale rechten en onze arbeidswetgeving, enzovoort.

RV: Heb je het gevoel dat er dan geen ontsnappen aan is?

SH: Dat is inderdaad zeer moeilijk, omdat je doorgaans met zeer weinig middelen veel wil doen. Het is een confrontatie tussen bovenbouw en onderbouw, zeg maar: de verheffende wereld van de verbeelding versus de precariteit die je naar beneden drukt.

Eigenlijk wil je gewoon creatief aan de slag, je wil iets waardevols maken, bijvoorbeeld met respect voor de prachtige ambachtelijke nijverheid van houtinlegwerk, parelwerk of textielkunst – vaardigheden die in ijltempo verdwijnen in onze Ikea-cultuur. Daar heb je vleugels voor nodig, maar in de huidige context valt er moeilijk te ontkomen aan de val van Icarus. A wicked game … .

Meer info over Sofie Haesaerts: http://www.sofie-haesaerts.com/

Robrecht Vanderbeeken is filosoof en vakbondsverantwoordelijke voor ACOD Cultuur.

take down
the paywall
steun ons nu!