Boekrecensie, Europa, Economie, Samenleving -

Zure humor van een stukje ‘menselijke grondstof’

De atypische socioloog Herman Loos bewijst met dit boek niet alleen dat hij over een groot fysiek en psychisch uithoudingsvermogen beschikt, maar ook dat hij een zeer goede pen heeft, waardoor hij zijn lijdensweg als ‘menselijke grondstof’ op een zeer concrete, bij momenten hilarische wijze in beeld kan brengen.

donderdag 13 september 2018 11:00
Spread the love

Sommige titels spreken letterlijk boekdelen. ‘Menselijke grondstof’ is er zo een. Een grondstof is plooi- en kneedbaar naar mensenhanden, behalve als het zelf mensen zijn, want dan komt er nog een handige eigenschap bij: ze zijn dan ook ‘uitzuigbaar’ zeker als die mensen – zeg maar uitzendkrachten, of liever uitzuigkrachten of wegwerpwerknemers – de wanhoop nabij zijn.

‘Over leven op de bodem van de Europese arbeidsmarkt’ is de ondertitel die al even duidelijk de inhoud van dit toch wel zeer merkwaardige boek aangeeft. Herman Loos werd eerder toevallig tot menselijke grondstof herleid. Zeven jaar geleden hield de jonge socioloog met werkervaring aan de Leuvense universiteit en zijn al even hooggeschoolde vrouw het voor bekeken in België en trokken zij naar het zuiden van Frankrijk, naar een plek in the middle of nowhere in de Gers. Zij wilden er geen (gepensioneerde) goden in Frankrijk worden, noch riant gepamperde expats in een of andere internationale organisatie, maar wilden in dat dunbevolkte Franse departement een nieuw leven én werk beginnen.

Met heel veel goede moed begonnen ze aan het inburgeringsproces met al de administratieve rompslomp die daarbij aan te pas kwam en aan een zoektocht naar een baan. Dat viel tegen. En nog niet weinig.

Wanhoop als smeerolie

Ondanks het schijnbaar gunstig profiel van Herman Loos (wit, hooggeschoold en met een meer dan behoorlijke beheersing van het Frans), die trouwens als socioloog ook niet vies was om zijn handen vuil te maken, bleek die zoektocht naar een job al gauw uit te draaien op een lijdensweg. Hij kwam in competitie met de wanhopigen aller landen. ‘Wanhoop is de smeerolie van deze neoliberale economie’, schrijft hij op verschillende plaatsen in zijn boek. Gezonde bedrijven teren op de ongezonde arbeidsvoorwaarden aan de onderkant van de maatschappij.

Dat is de harde les die Loos met scha en schande heeft moeten leren. Zo kwam hij terecht bij werkende armen of arme werkenden, bij mensen die gewoon elke job aanvaarden tegen eender welke voorwaarden … zolang de wanhoop strekt. Zoals die van een socioloog die ooit les gaf aan de universiteit en achtereenvolgens ganzenpluimer (‘wie kan er zeggen dat hij ooit op een werkdag 12000 dode eenden heeft geknuffeld?’), ramasseur (ophaler van gevogelte), podiumbouwer, elektricien, wijngaardsnoeier, thuisleerkracht, magazijnier, schilder-plamuurder, rekkenvuller, dozenplooier, installateur van elektronische etiketten en medewerker van een callcenter werd en daardoor herleid werd tot menselijke grondstof.

Dat werk verricht hij niet vanuit de relatief luxueuze positie van een undercover onderzoeksjournalist zoals Günther Walraff in Duitsland en in Frankrijk Florence Aubenas hem voordeden, maar in de eerste plaats om brood op de plank te krijgen. Het is pas op de tweede plaats dat de journalist in hem begint op te staan die wil getuigen van al die structurele misère waarmee hij dagelijks geconfronteerd wordt. Zo zijn er in de loop van die zeven jaar ‘onderdompeling’ tot op de bodem van de Franse arbeidsmarkt saillante verslagen en columns verschenen op www.apache.be en MO* wereldblogger die een zeer realistische inkijk gaven in zijn bestaan als menselijke grondstof.

‘Zolang je de wanhoop levend houdt, kan je de bodemlaag veel doen slikken en zelfs met het profijt aan de haal gaan’, haalt Loos uit naar de Van Overveldt’en van deze aarde en hun neoliberale bijbel. ‘Niemand kan iets veranderen aan de economische natuurwet dat ondernemingen onmogelijk voor langere tijd loonkosten kunnen dragen waar onvoldoende productiviteit tegenover staat’, citeert hij de federaal minister van Financiën (p. 28). Hij ‘vertaalt’ deze uitspraak naar de dagelijkse praktijk waarin voortdurend geprofiteerd wordt van andermans wanhoop: ‘Er zal altijd wel ergens meer wanhoop te vinden zijn dan hier, en wanhoop betekent meer winst want het zijn de wanhopigen die je als werkende armen kan uitbuiten.’ (p. 51)

Zure humor

In dit boek zet de auteur alles nog eens goed op een rijtje en thematiseert hij zijn ervaring in meer arbeidssociologische categorieën, zijnde ‘loonspanning, onderaanneming, tijdelijk vast contract, werkdruk, activering en robotisering’, maar zijn benadering is allesbehalve sociologisch. Verwacht dus in dit boek geen jargon, want het gaat over veel bloed, zweet en tranen die vaak worden weggeborgen achter zeer zure humor.

Zo wanneer hij het over ‘activering’ heeft waaraan hij door de pôle emploie onderworpen wordt, verneemt hij dat hij pas reiskosten vergoed krijgt nadat hij eerst 744 formulieren heeft moeten invullen. En dan eindigt hij laconiek: ‘Bij volle maan naar de hemel loeien kan ook helpen.’ (p. 128)

Subversieve kracht

De atypische socioloog Herman Loos bewijst met dit boek niet alleen dat hij over een groot fysiek en psychisch uithoudingsvermogen beschikt, maar ook dat hij een zeer goede pen heeft, waardoor hij zijn lijdensweg als ‘menselijke grondstof’ op een zeer concrete, bij momenten hilarische wijze in beeld kan brengen. Op zijn sterkst is hij wanneer hij in zeer eenvoudige en korte zinnetjes het discours van de groten der aarde weet te doorprikken. ‘Je voelt je schuldig omdat je aan je baas een minimumloon kost, zo ver gaat het. Terwijl je eigenlijk zou moeten zeggen: kijk, dit verdíén ik. Het is niet aan mij om te zeggen of dat té veel is. Die som is vastgesteld door specialisten.’ (p. 45).

En even verder op dezelfde bladzijde verwijst hij naar een uitspraak van Pierre-Olivier Beckers, voormalig CEO van Delhaize, over zijn ontslagvergoeding: ‘Ja, dat is veel geld, maar het is niet aan mij om te zeggen of dat té veel geld is. De som is vastgesteld door de raad van bestuur en het renumeratiecomité waarin specialisten zitten.’ Zo zet hij die zelfgenoegzame figuren te kakken met hun eigen woorden. Dat is een belangrijk stuk van de subversieve kracht van dit boek.

Maar er is meer. Dat subversieve zit ook vervat in de metamorfose die Loos onderging en zo goed beschrijft: de vervelling van socioloog tot menselijke grondstof die in plaats van een sociologenjargon met veel abstracte formuleringen voortdurend geconfronteerd wordt met plakkerige kippenstront waarin hij zijn schamele dagelijkse kost moet verdienen.

Herman Loos trok naar Frankrijk om een ander leven te gaan leiden en kwam terug, zonder undercover te moeten gaan, als een kleine Günther Walraff. Een boek om niet snel te vergeten.

take down
the paywall
steun ons nu!