Boekrecensie -

Mensen over (hun) werk

In ‘Voor de kost’ komen de echte experten op de werkvloer aan het woord en niet, zoals gewoonlijk, de zogenaamde arbeidsmarktspecialisten die in statistieken praten zonder de mensen daarachter te kennen. Met dank aan een goede journalist en een knappe fotograaf.

vrijdag 22 juni 2018 12:03
Spread the love

‘Ik ben verpleegkundige in een psychiatrisch centrum, een relatief nieuw ziekenhuis want een fusie van twee bestaande centra. In 29 jaar maakte ik een grote evolutie mee. In het begin had je nog de mastodonten met hun grote slaapzalen, gesloten instellingen die mensen wegsteken. (..) Ik zag het beschut wonen opkomen, en ook het psychiatrisch verzorgingstehuis.’

Zo begint Philippe De Coninck het verhaal van zijn loopbaan. Hij vindt het een van de prachtigste beroepen. ‘Omgaan met mensen, uw hand uitsteken en iemand ter hulp komen, ik durf de keuze aanmoedigen.’

Veertig verhalen

Dit is maar één stukje van een verhaal uit een reeks van veertig waarin mensen aan het woord zijn over hun job die ze voor de kost doen. Geen vrijwilligerswerk dus en ook geen werk van zelfstandigen. Dirk Barrez heeft in het boek geen zelfstandige beroepen opgenomen, wat waarschijnlijk te maken heeft met de mede-uitgever Linx+. Hij heeft gesproken met mannen en vrouwen, meestal niet van de jongsten die een carrière als loontrekkende hebben opgebouwd in zeer uiteenlopende sectoren: een buschauffeur, een chef-meestergast (die Rita heet), een CNC machine operator, een délégué in een staalfabriek, een dokwerker, een gepensioneerd mijnwerker, een federaal vakbondssecretaris, een internationaal chauffeur, een journalist, een lasoperator, een postbode, een professor, een zeeloods, een tramchauffeur, een schoonmaakster, een treinbegeleider, en, enz.

Denken over (eigen) werk

De man achter de schermen heet Dirk Barrez, ex-televisiejournalist en geëngageerd auteur van een grote reeks publicaties over maatschappelijke thema’s waarvan de titel al duidelijk richtinggevend is, o.a. ‘Ik wil niet sterven aan de XXste eeuw’, ‘Coöperaties. Hoe heroveren we de economie?’ en ‘Van verontwaardiging naar verandering’.

In dit boek blijft hij zelf volledig op de achtergrond. Barrez heeft niet gekozen voor een klassieke interviewvorm. Alle gesprekken heeft hij omgezet in een monoloog, zodat er in dit boek veertig ik-personen aan het woord komen. Er komen geen vragen voor in de tekst, maar de vraagstelling die Barrez hun voorlegde was duidelijk. Het gaat deels over de eigenheid van hun job en hoe die in de loop van hun carrière evolueerde, maar ook over de bedreigingen en uitdagingen ervan. Belangrijk is ook dat er telkens een verwijzing is naar de vakbond en de nieuwe rol die dit orgaan in dit neoliberaal tijdperk zou moeten spelen.

Barrez focust minder op het persoonlijke verhaal dan wel op het functioneren van de geïnterviewde in het kader van zijn (evoluerende) werksituatie, gekoppeld aan het veranderend tijdskader. Het zijn dus geen psychologische monologen, maar eerder sociologisch georiënteerde uitspraken. Het meer intieme element wordt uitstekend binnengebracht door de Spaans-Belgische fotograaf Carlos López, die elke ik-figuur op een schitterende manier portretteert.

Gewone mens aan het woord

Het is opvallend – misschien ligt dat natuurlijk aan de keuze van Barrez – dat de meeste geïnterviewden die helemaal geen VIP- of politicusallures hebben toch uitstekende analyses weten te maken. Ronny Schatteman, elektrieker in een staalfabriek waarschuwt krachtig en kernachtig: ‘Elke dumping is sociale dumping van werknemers ergens, en meestal overal, en ze is tegelijk milieudumping.’ De ‘gewone man’, zoals dat heet, denkt niet alleen na over de eigen toekomst, maar ook over die van de werkende mens in het algemeen. Zo droomt Eric Lambert, hulpoperator in een raffinaderij, ervan dat alle meeropbrengsten die in het bedrijf worden gecreëerd, zich vertalen in een verloning die hetzelfde blijft en een werkduur die vermindert.

Of er is de oproep van de Antwerpse dokwerker Rik Lubben om werknemers Europees en mondiaal te organiseren om niet onder het juk van multinationals te belanden. Hij verwijst daarvoor naar de dokwerkerssectie van de European (ETF) en International Transport Workers Federation (ITF). Loopbaanconsulente Sandra Dondeyne verwijst dan weer naar het werken in coöperaties zoals de Mondragón coöperaties in Baskenland die zelf werkgelegenheid scheppen ‘waarbij werknemers belangrijker zijn dan aandeelhouders’ (want zij zijn het beide). Zeer significant voor de wijzigingen in de arbeidsomstandigheden is ook het verhaal van postbode Yves Wattenberghe die startte met het bedienen van 700 bussen en die er nu bijna 1600 krijgt te verwerken. Nu moeten postbodes in 35 seconden aanbellen, een pakje afgeven en een bijhorende handtekening krijgen.

Vakbond

In haar inleiding schrijft Caroline Copers, algemeen secretaris van het Vlaams ABVV zeer terecht dat in ‘Voor de kost’ de echte experten op de werkvloer aan het woord komen en niet, zoals gewoonlijk, de zogenaamde arbeidsmarktspecialisten die in statistieken praten zonder de mensen daarachter te kennen. Het is ook opvallend hoe vaak er in veel gevallen op kritische wijze naar de vakbond wordt gewezen. Dat was trouwens een van de belangrijke vraagstellingen van dit boek dat mede door Linx+, de sociaal-culturele organisatie gelinkt aan het ABVV, werd uitgegeven en dat daar in die kringen, maar ook ver daar buiten, goed gebruikt zal worden. ‘Voor de kost’ nodigt daartoe uit. Het is een sterk tijdsdocument dat via tekst en foto het arbeidsleven van veertig gewone mensen tot leven brengt.

take down
the paywall
steun ons nu!