(*)
- Sven De Potter

Rahmat: geïntegreerd, geadopteerd en weldra gedeporteerd naar Afghanistan

Rahmat, een Afghaans vluchteling, 20 jaar, die na 3 jaar België een vlekkeloos integratieparcours aflegde wordt op 1 mei terug op het vliegtuig gezet. Richting: Jalalabad. Zijn asielaanvraag is geweigerd. In Jalalabad is het veilig genoeg, zo blijkt. Wat uiteraard niet zo is, hij zat hier anders niet. Rahmat woonde bij Esmeralda in Gent. Ze beschouwt Rahmat als haar eigen zoon. Vandaag zit hij in de gesloten instelling in Brugge, nadat hij een paar weken geleden bij Esmeralda thuis opgepakt werd.

donderdag 26 april 2018 15:11
Spread the love

Leven en laten leven. Het zou zo maar een spreuk kunnen zijn die ergens aan de muur hangt van een modaal Vlaams gezin. Een mooi ingekaderde levenswijsheid. We leven ons leven en gunnen anderen net hetzelfde. Ieder zijn plek onder de zon. Als we de groot-Europese gedachte erbij halen – “Alle Menschen werden Brüder” – dan geldt dat ook voor diegenen die van heinde en verre komen. We huldigen de principes gelijkheid, broederschap en vrijheid en die stoppen niet bij onze landgrenzen.

Talloos zijn de jonge mensen die vanuit verre oorden met nauwelijks uitspreekbare namen een barre tocht ondernemen, met de hoop te belanden in de schoot van Moeder Europa, de oude, wijze en koesterende vrouw. Talloos zijn de dromen die meereizen, de hoop en het vooruitzicht op een beter, conflictvrij leven. Rahmat Siddiqi is één van die internationale forensen.

Op zijn 18de verliet Rahmat Jalalabad, een stadje op 150 kilometer van de broeierige Afghaanse hoofdstad Kabul. Hij belandde samen met een aantal reisvrienden in België, meer bepaald in Gent. Na een verblijf in drie andere opvangcentra, kwam Rahmat terecht op de Renoboot, een tot voorlopig ‘hotel’ omgebouwd gevangenisschip aan de Gentse haven. Een temporeel drijvend heimat.

“Ik heb Rahmat leren kennen als kandidaat vluchtelingen-buddy,” vertelt Esmeralda Borgo, die zich eind 2016 engageerde om vluchtelingen te helpen om zich te integreren. “Hij was toen een jonge, lichtjes onzekere, maar vriendelijke jongeman, die amper Nederlands sprak. Zijn Engels was iets beter. Hij leek het wel fijn te vinden om een praatje te maken en reageerde positief toen ik hem voorstelde om zijn Nederlands te oefenen. Het was na dat eerste gesprek dat ik besloot om zijn buddy te worden. Ik wist dat hij niet zo lang in Gent kon blijven; alle Renoboot-bewoners moesten verhuizen. Maar ik dacht: wat hij nu al meekrijgt, is niet verloren.”

 

Van hier naar daar

“Die eerste ontmoeting was op een vrijdag,” vertelt Esmeralda, “De maandag nadien zou de leegloop van de Renoboot al beginnen. Het was even schrikken toen Rahmat me een ietwat paniekerig berichtje stuurde: meer dan dertig mensen moesten verhuizen naar diverse opvangcentra in Wallonië. Hij was bang dat hij in een Franstalige omgeving terecht zou komen of in ’t Klein Kasteeltje, een plek die onder vluchtelingen geen al te beste reputatie had. Hij was al vier keer moeten verhuizen en het nakende afscheid van Reno en zijn vrienden viel hem zwaar. Ik besloot om het plan om aan zijn Nederlands te werken even opzij te zetten en er gewoon te zijn, mocht hij nood hebben aan een gesprek of zijn hart te luchten.”

“De eerste drie weken van het buddy-schap hebben we elkaar een paar keer ontmoet op de Renoboot. Rahmat had er steeds vrienden om zich heen. Ik zag dat hij dat belangrijk vond. Het was zijn manier om met de onzekerheid van zijn nieuwe situatie om te gaan. Voor het overige vond ik hem wel erg vriendelijk en openhartig. Hij klaagde wel wat over hoofdpijn en vergeetachtigheid. Niet zo abnormaal, gezien de grote omwenteling zijn leven.”

 

Het interview

Mensen die asiel zoeken in België moeten een hele administratieve molen door. Rahmat was geen uitzondering. Op de dag waarop hij moest verhuizen van de Renoboot naar een andere bestemming, kwam het bericht dat hij naar het CGVS (Commissariaat-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen, nvdr.) moest voor ‘zijn interview’. Op gesprek, dus, zodat de instanties konden bepalen of hij al dan niet in aanmerking kwam voor een asielaanvraag.

“De stress was compleet,” zegt Esmeralda. “Ik ben meegegaan. Dat was het minste wat ik kon doen, want ik had hem niet genoeg kunnen helpen bij zijn voorbereiding. Buddy zijn voor een asielzoeker is geen sinecure; je wordt meteen in het diepe gegooid. Het is bijvoorbeeld makkelijker om buddy te zijn van iemand die al een positief advies gekregen heeft en die je dan kan helpen met een hoop praktische zaken, zoals een huis zoeken.

Ik was ervan uitgegaan dat ik als vertrouwenspersoon probleemloos zou worden toegelaten tijdens het interview, maar dat bleek een vergissing. Ik vond dat vreemd. In de wetgeving staat nochtans nadrukkelijk dat er een vertrouwenspersoon bij mocht zijn, maar dat bleek uiteindelijk te gaan om de voogd bij minderjarigen of, bij meerderjarigen, de maatschappelijk assistent of de psycholoog. Maar welke professionele maatschappelijk assistent of psycholoog neemt de tijd om 3 à 4 uur te zitten luisteren tijdens een interview en zelf niets te mogen zeggen? Ikzelf ben niet verder geraakt dan de wachtzaal.

‘Mijn benen trillen zo,’ zei Rahmat zacht toen we aan het wachten waren. Hij was op van de zenuwen. Maar hij hield zich sterk. ‘Het feit dat jij hier bent, betekent veel. Ik zal eraan denken tijdens het gesprek,’ zei hij vlak voor hij binnen moest. Het gesprek verliep goed. Nu was het wachten op het advies.

Jong en onervaren. Vurig en leergierig.

 Esmeralda: “Ik had al gemerkt dat Rahmat graag bezig was. Stil zitten zat niet in zijn aard. ‘Ik wil werken,’ had hij al een paar keer laten vallen, ‘en niet meer ’s nachts leven en overdag slapen.’ Dat was immers het dagritme in ’t Klein Kasteeltje, waar hij sinds zijn verhuis van de Renoboot gehuisvest zat. Het bleek er moeilijk om er op een deugdelijk uur te gaan slapen. Er was te veel lawaai, te veel overlast en de kamers waren te klein voor te veel slapies. Een aantal onder hen waren zware snurkers. Dat vrat aan hem, maar hij hield de moed er wel in. We zouden samen naar werk zoeken.”

“Rahmat had al voor ik hem leerde kennen zijn vaardigheden laten testen, kwestie van goed voorbereid een job te zoeken. Hij kwam voor zijn eerste werk terecht in een klein metaalverwerkend bedrijfje, waar de baas zeer lovend was. De instructeur gaf in zijn rapport niets dan positieve feedback: “Kan zonder veel uitleg een opdracht starten.”, “Is gemotiveerd.”, Beschikt over een fijne motoriek.”, “Tolkte steeds voor zijn taalgenoten.” Een modelwerknemer, met andere woorden. Zijn nog gebrekkige kennis van het Nederlands stond een job in de weg. Maar gemotiveerd was hij wel. ‘Ik wil hier iets van mijn leven maken’, hoorde ik vaak. Ik geloofde hem, zonder meer.”

Terug naar de aarde

“We maakten werk van werk,” vertelt Esmeralda, “Rahmat kon als vrijwilliger terecht bij een vriendin van me, die een heel grote tuin heeft. Rahmat kon bij haar twee keer in de week gaan helpen. Hij was in de wolken: hij mocht buiten werken, had rustig logement en werd verwend met lekker eten.

Voor het eerst in lange tijd kwam er wat regelmaat in zijn leven. Hij kon er op adem komen, z’n hoofd een beetje leeg maken en met Belgen in contact komen.. Hij kreeg er een ‘streng’ Nederlands taalbad en dat deed hem goed. Mijn vriendin sprak enkel Nederlands met Rahmat. Tijdens de weken die volgden, zag ik een nieuwe Rahmat geboren worden. De rust in de tuin zorgde voor rust in z’n hoofd. Het bezig zijn gaf hem een gevoel van nuttig te zijn. Hij floot tijdens het werk, en terwijl hij het gras maaide, zong hij. Behoorlijk vals, dat wel. Zelf kon ik maar moeilijk vatten hoe iemand zo veerkrachtig in het leven stond. Hij zat in een vrijwel uitzichtloze situatie, en toch leek hij gelukkig. Ik wist dat Rahmat slim was, dat hij snel leerde en dat hij graag in de natuur werkte. Ik vroeg me af of seizoensarbeid iets voor hem zou zijn.”

Esmeralda: “Door mijn werk voor Bioforum ken ik nogal wat bio-boeren. Ik vroeg aan Antoine De Paepe, bio-boer bij het bio-dynamische bedrijf De Kollebloem in St. Lievens Esse, of hij bio-boeren kende die op zoek waren naar een seizoensarbeider. ‘Ja!’, zei hij enthousiast, ‘Wij!’ Rahmat was in de wolken toen hij hoorde dat hij er aan de slag mocht; hij kon er logeren in een oude woonwagen, want het openbaar vervoer van Brussel naar St.-Lievens Esse zou hem te veel tijd en geld kosten. Ik was er blij mee, maar Rahmat nog meer: hij kwam in contact met vriendelijke mensen die geïnteresseerd waren in wie hij was, en waar hij vandaan kwam.

Leen van De Kollebloem getuigt: “Wij hebben met veel plezier gezorgd voor een tijdelijk verblijf Rahmat; we doen dat niet zomaar voor iedereen. Vanaf de eerste ontmoeting voelde ik al een groot vertrouwen. Hij uitte zijn respect en begrip voor de kansen die hij bij ons kreeg, als werknemer en als tijdelijke bewoner. Ik heb Rahmat leren kennen als een gevoelige, fijne jonge man, erg bescheiden en correct. Een harde werker ook, die al zijn opdrachten met zorg uitvoerde. Ik vond het erg mooi om te zien hoe hij zelf het initiatief nam om cake te bakken, omdat hij iets wou terugdoen. Ik zag een jongeman met het hart op de juiste plek, goedheid en een warme natuur. En, ik merkte dat hij gedreven was om hier een toekomst op te bouwen, om te werken, zijn verantwoordelijkheden op te nemen. Een erg fijn mens om in de buurt te hebben.”

Ruven van De Kollebloem beaamt: “Hij wou het altijd net iets beter doen dan diegene met wie hij samenwerkte. Het was dus zaak om hem naast een sterke collega te zetten. Ik vond hem erg behulpzaam, én hij zag werk. Bovendien zorgde hij erg goed voor zijn woonwagen, en had hij een klein tuintje aangelegd. Dat vond iedereen zeer fijn.”

“Ik zag Rahmat groeien als mens, iets wat ook andere mensen opviel. Piet Deschepper, actief in de weggeefwinkel de Olijfboom, had het ook gezien: ‘Het is ongelooflijk hoe Rahmat is opengebloeid de laatste tijd; toen hij hier een paar maanden geleden binnenkwam, leek hij wel een schichtig vogeltje. Hij nam wat hij nodig had en verdween. Wat een verschil met vandaag! Hij komt nu elke keer met opgeheven hoofd binnen, maakt een praatje met iedereen en met zijn fijn gevoel voor humor brengt hij mensen aan het lachen.’”

Foodstorms: pardon service!

“Toen het werk op Kollebloem in de herfst op z’n einde liep, voelde ik bij Rahmat wat onzekerheid. Hij zat erg graag op de Kollebloem en het vooruitzicht er niet meer terecht te kunnen, baarde hem wat kopzorgen. Maar, via de Kollebloem kwam hij wel terecht als keukenhulp bij het pop-up restaurant Foodstorm, onder het toeziend oog van chefkok Kevin Storms, een bekende naam in de Gentse vegetarische kringen. Het weekend nadat hij was begonnen, kon ik mijn nieuwsgierigheid niet bedwingen en ging ik er eten en vooral, kennis maken.”

“Rahmat in de keuken?”, zegt Kevin, bezieler van Foodstorms, “een geschenk”. Ik heb zelden iemand gezien met zo’n werkijver en zoveel goesting. Rahmat was leergierig, snel in het oppikken van dingen en werkte erg verfijnd. Na amper een maand kon ik hem de keuken bij wijze van spreken al toevertrouwen en hem de eindverantwoordelijkheid geven van de hele service. Weet je, werkkrachten als Rahmat zijn echt zeldzaam. Ik werk al lang in deze sector en het wordt steeds moeilijker om keukenhulp te vinden, zeker mensen die multi-inzetbaar zijn: groenten schoonmaken, snijden, mise-en-place, koken en afkruiden, … Rahmat deed het allemaal. Ik vond hem niet enkel een verrijking voor mijn keuken, maar mensen als hij zijn een verrijking voor de arbeidsmarkt.”

Mijn zoon

“De tijd waarin ik Rahmat heb leren kennen, is voor mij een zeer boeiende, uitdagende en zeer dankbare periode. Ik leerde hem kennen in het buddy-project, en legde met hem een fantastisch parcours af. Ik zag dat Rahmat elke kans die hij kreeg vastnam en er volop voor ging. Ik ben mij in de loop van de tijd heel erg aan die jongen gaan hechten en ook hij is ontzettend dol op mij. Stilaan begon het idee te groeien om Rahmat te adopteren, als mijn wettige zoon. Ik wou hem op de rails zetten en een toekomst geven. Dat verdient hij! Er was een kans dat de overheid het niet zou toestaan, maar ik wou het een kans geven. In augustus kreeg hij de sleutel van mijn huis en kwam hij hier wonen. Ik heb er nog geen seconde spijt van gehad. Wat een zonnetje in huis! Het adoptieverzoek is intussen ingediend; het is een proces dat nog steeds lopende is.”

“Aanvankelijk voelde ik ten aanzien van Rahmats familie enige schroom over het adoptieplan. Alsof ik hun geliefde zoon van hen “afpak”. Maar ze ervaren het zelf anders. Hij is ver weg van hen. Het feit dat ik er ben voor hem, stelt hen gerust. Ze hebben mij van bij het begin gewaardeerd voor wat ik doe. Toen ze te horen kregen dat ik Rahmat wou adopteren, stuurden ze een lang bericht. “Beste nieuwe mama van Rahmat,” zo begon het. Ze schreven dat ze ontzettend blij waren, dat Rahmat ook blij was en dat ze nooit zouden vergeten wat ik voor hem gedaan heb en doe, dat ze zich dat heel hun leven gaan herinneren. En dat ze hopen dat er ooit vrede komt in Afghanistan en mij willen uitnodigen. Ze vroegen mij om goed te zorgen voor Rahmat, dat ik erover moest waken dat hij met goede mensen omgaat. Dat ik mij moet buigen over z’n verdere educatie en opvoeding, dat ik hem adviezen moest geven in het leven. Dat het hen zo speet dat het zo slecht gaat in Afghanistan.

Dit heeft mij geraakt, en het maakt dat ik mij op een bepaalde manier ook verbonden voel met die mensen. Samen willen we het allerbeste voor Rahmat.”

22 april 2018

De asielaanvraag van Rahmat is eind januari in beroep afgewezen. Op 14 maart werd hij uit zijn veilige thuis en liefdevolle omgeving weggeplukt. Sedertdien is hij ‘met het oog op verwijdering’ gevangen gezet in het CIB of ‘Centrum voor Illegalen’ in Brugge. Een ‘gesloten centrum’, onder streng groepsregime, zonder ook maar enige vorm van privacy. Recent nog moest hij 48 uren brommen in de isoleercel. Omdat hij tegen een basketbal geschopt had.

* Persoon op de foto is niet Rahmat, nvdr

take down
the paywall
steun ons nu!