Filmbespreking, Cultuur, België -

Patser: Zero level shit

Ze doen zalen vollopen met 'Patser', Adil El Arbi en Bilall Fallah. In België én Nederland. Ondertussen lijkt de Hollywooddroom van het dynamische duo uit te komen na een eerste vingeroefening en een dankzij de filmpers verworven reputatie van 'next generation leaders'. Will Smith en 'Bad Boys 3' lonken. Helaas is hun derde film 'fucked up zero level shit', patserig hersenloos popcorn entertainment over hersenloze patsers. Infantiele, populistische cinema van cineasten met meer marketing- dan filmtalent. De hype is beter dan de film. Gij weet!

woensdag 21 februari 2018 10:00
Spread the love

Adil El Arbi en Bilall Fallah zijn filmmakers met een missie. En die missie is niet het aankaarten van de realiteit van stadsbendes, het bijstellen van het imago van allochtone jongeren of het bekritiseren van een laks beleid waardoor Antwerpen uitgroeide tot ‘cokehoofdstad van Europa’. Laat staan het duiden en aanklagen van racisme. Of het fungeren als rolmodel.

Nee, de jonge Belgische filmmakers willen gewoon Hollywood veroveren. Niet meer en niet minder. Image (2014) en vooral Black (2016) waren hun visitekaartje op weg naar die Amerikaanse droom en Patser (2018) effent het pad voor plan B: een ‘Hollywood made in Flanders’ droomfabriekje. De lijst subsidiërende overheden is niet toevallig ellenlang in de gepimpte generiek van deze wannabe (coming-of-age variant van) Scarface, het coke-gangsterepos van Brian DePalma uit 1983 met Al Pacino als uber-patser (coole, cokesnuivende gangsterbaas die belagers met “say hello to my little friend” en bijhorende kogelregen ontvangt). 

De opmars van populaire cinema

Toegegeven, het schijnbaar naïeve enthousiasme en de ongecomplexeerde ambitie van het jonge regieduo is best sympathiek. Hun hoge knuffelgehalte en open ingesteldheid leverde hen flink wat krediet op bij de pers. De Vlaamse filmjournalisten gingen de laatste jaren graag mee in de Vlaamse filmhype. Een beetje als boetedoening nadat het neersabelen van de eigen films lang een edele sport was voor wat toen nog ‘de critici’ noemde. Maar eveneens als ruggensteuntje voor de vaak scheef bekeken ‘populaire’ cinema.



Patser: Bordkartonnen drairries en fucked up shit

Het overdreven gebruik van de loftrompet door de lokale scribenten haakte perfect in op de pogingen van een nieuwe generatie Vlaamse filmmakers om te ontsnappen aan wat ze als de dwangbuis van een te artistieke auteurscinema zagen. Jonge regisseurs zoals Jonas Govaerts (Welp), Robin Pront (d’Ardennen) en het Black- en Patser-duo Adil El Arbi/Bilall Fallah beleefden voluit hun jongensdroom via stevige genrefilms. Met dank aan het commercieel succes van Erik Van Looys De Zaak Alzheimer (2003) dat heel wat in beweging bracht.

“De populariteit van die Jef Geeraerts-verfilming haalde de genrefilm uit het verdomhoekje,” zei Adil El Arbi ons ten tijde van Black, “maar voor ons was het succes van Rundskop (2011) nog belangrijker. Regisseur Michaël R. Roskam was zowat onze grote broer en mentor op de kunstschool Sint-Lukas en zijn Oscarnominatie en de 500.000 kijkers voor die heel persoonlijke film gaven ons een kick. Terwijl een jaar later Felix van Groeningen met The Broken Circle Breakdown bewees dat een commerciële film ook een goede film kon zijn”.

Volgens Adil El Arbi zorgde de hype ervoor “dat er een generatie vakmensen is ontstaan die wel iets wil vertellen maar daarbij het midden tracht te houden tussen puur commerciële en louter artistieke cinema. Er is in Vlaanderen een auteurscinema aan het ontstaan die tegelijk commercieel is.” En dat is nieuw, vult Bilall Fallah aan, “toen we aan Sint-Lukas studeerden en Steven Spielberg citeerden als voorbeeld werden we weggelachen. Dat vond men ongehoord. We hebben op school ook nooit iets geleerd over Martin Scorsese of Quentin Tarantino, regisseurs die ons sterk hebben beïnvloed.” 

De hype en marketing

Na de verdienstelijke mislukking Black, een film van ongelijk niveau maar wel eentje die ons het gevoel gaf dat de cineasten hem ‘moesten’ maken, leek het sympathiekste filmmakersduo van België de wind in de zeilen te hebben. Maar toen in 2017 de bezoekcijfers voor de Vlaamse film wat tegenvielen (ook in dat box office fetisjisme holde Vlaanderen achter Hollywood aan) en er naast pessimistische stemmen (de ondergang dreigt!) ook kritische geluiden (was die hype niet een beetje fake?) te horen waren, leek een kentering ingezet. Wat de derde speelfilm van het duo – dat in Hollywood ondertussen aan pilootafleveringen van Snowfall (2017) en de TV-film Scalped (2018) had gewerkt – in gevaar dreigde te brengen.

Want een publieksfilm zoals Patser heeft natuurlijk publiek nodig en kan negatieve vibes missen als de pest. Want voor je het wist zouden Adil en Bilall dan wel eens El Arbi en Fallah kunnen heten in de pers en zouden ‘go go go’ kreten op de sociale media ingeruild kunnen worden voor (“the horror“) analyserende kritieken. Maar geen nood, terwijl de industrie en de subsidiërende overheid een hype 2.0 opzetten, schakelden de filmmakers hun marketingmachine een versnelling hoger.



Patser: actie popcorncinema made in Flanders

Ze gebruikten handig de sociale media om zowel de term patser als hun gangsterprent-aan-de-Schelde onder de aandacht te brengen. Met dank aan Eddie Murphy, die zo iconisch en rijk is dat het niet opvalt dat de 48hrs ster een has been is geworden, die hen wat graag de vervolgfilms Bad Boys 3 en Beverly Hills Cop 4 wil laten maken. Wanneer de Hollywoodgoden gunstig gestemd zijn wel te verstaan. Maar who cares, want ondertussen is de promotie goed meegenomen.

El Arbi en Fallah slaagden er alleszins in om een Patser-hype te creëren die niet enkel leidde tot hoge verwachtingen maar ook tot zeer degelijke bezoekcijfers. Na twee weekends zat de film in België al aan 163.000 toeschouwers (of de avant-premières worden meegeteld is niet helemaal duidelijk) en in Nederland trokken 47.735 kijkers naar de bioscoop tijdens het openingsweekend. Missie geslaagd dus. 

Tony Montana van 2020

Of toch niet helemaal? Want werd de hype ook een film? En is die film beter dan de hype? En nog: refereren El Arbi en Fallah niet aan Martin Scorsese (Mean Streets, Taxi Driver, The Wolf of Wall Street) terwijl ze eigenlijk Michael Bay (Bad Boys I + II, Transformers, 13 Hours) kopiëren? Maar vooral, is Patser i.p.v. clevere auteurs popcorn cinema niet eerder povere exploitation pulp, om Shakespeare te parafraseren “full of sound and fury (but) signifying nothing”.

Het verhaal van Patser, een misdaadfilm “min of meer gebaseerd op waargebeurde shit”, is eenvoudig, om niet te zeggen rudimentair. Vier (een agent fungeert als vijfde musketier) jongeren die opgroeiden in de Antwerpse wijk het Kiel (2020) beleven hun leven als een videospel en willen opklimmen op de misdaadladder om megapatser te worden naar het illustere voorbeeld van Tony Montana uit Scarface. Achter de rug van lokale ‘behoudsgezinde’ maffiabaas (die bespaart op zijn restaurant door ‘Piza’ met een ‘z’ te schrijven) werken ze samen met een Nederlandse drugsdealer tot ze in de verleiding komen die op te lichten. Dat loopt fout en een gewelddadige spiraal komt op gang.



Patser: Grotesk sprookje

Spilfiguur van de drairries is Adamo, een jongeman met een Marokkaanse vader en een Italiaans katholieke moeder wiens enige ambitie is om megapatser te worden. Zijn jeugd in Kielse woonblokken – waar hij op ‘vijandelijk terrein’ met een truitje van Antwerp (en niet dus Beerschot) pronkt – wordt in flash-back en sneltreinvaart afgehandeld, zijn ouders worden ook al via een flashback op traumatische wijze afgevoerd en het katholicisme wordt handig gebruikt om via de zeven hoofdzonden de film op te delen in evenveel hoofdstukken, correctie: levels.

Dit alles zou voor drama, spanning en psychologische karakterschets moeten zorgen maar dat draait helaas anders uit. Patser focust te veel op uiterlijkheden (de Gucci-petten, kettingen, auto’s en t-shirts) en patsergedrag wat bordkartonnen personages, clichésituaties en zielloze actie oplevert. De makers willen zo nadrukkelijk visueel spectaculair zijn (voor hen synoniem met een verhaal vertellen) dat ze vervallen in een effect om het effect-aanpak.  

Patserige cinema

Verhaallijnen verdwijnen naar de achtergrond, personages worden nooit uitgediept, motivaties blijven rudimentair en technieken zoals slow motion en fast forward leveren dramatisch geen enkele meerwaarde. Bovendien ontlenen de filmmakers zo enthousiast hun beeldtaal aan andere cineasten, aan pulpklassiekers en videogames, dat ze wel chaos maar geen eigen beeldtaal ontwikkelen.

Dat het visueel een zooitje is, dat het verhaal en de plot vol gaten zitten, de personages stereotiepen blijven en inhoudelijk een grote leegte gaapt trachten ze te camoufleren door flitsend te monteren en het ritme hoog te houden. Kinetische cinema die verkocht wordt als een ‘thrill ride‘ maar niet meer is dan een vluchtig oogsnoepje. Zonder enige verrassing, geladenheid, creativiteit en raffinement. Laat staan inhoud.

Vormen die oppervlakkigheid, de vele herhalingen en het gebrek aan inhoud en subtiliteit een probleem zullen de fans van El Arbi en Fallah vragen? Op zich niet echt, we houden ook wel van een portie exploitation pulp uit de jaren zeventig zoals een Quentin Tarantino die gerecycleerd durft te serveren. Denk maar aan pakweg Jackie Brown, Kill Bill en Death Proof.

Alleen zijn er wel enkele fundamentele problemen met de aanpak van het duo. Zo tonen ze zich graag slimmer dan de toeschouwer door met gemakkelijke en potsierlijke plot twists de kijker tegenvoets te willen nemen en door met vet aangezette knipogen niet zozeer de geïmiteerde B-films te relativeren maar vooral de eigen superioriteit te benadrukken. ‘Dit is pulp en wij staan daar boven al weten we dat jullie dat leuk vinden’ is het statement. Herkenbaar. Al te vaak willen beperkte ‘auteurs’ hun eigen intelligentie onderstrepen, terwijl de ware auteur de intelligentie van de kijker erkent. El Arbi en Fallah hebben duidelijk geen hoge Gucci-pet op van hun publiek. 

Ondergedompeld in een simpele wereld

Daardoor serveren ze infantiele cinema die teert op simplisme, herhalingen, nadrukkelijkheid en het ontbreken van complexiteit, ambiguïteit en verrassende ideeën, situaties en personages. Het is een misvatting dat een film over jongeren die hun leven zien als een videospel er ook als een videospel moet uitzien. Alleen wanneer men subjectieve ‘immersive cinema‘ wil maken is dit een optie maar Patser geeft door het gebruik van humoristische knipoogjes aan een ‘objectief standpunt’ in te willen nemen.




Het simplisme van deze patserige film leidt tot een simpel wereldbeeld. Het universum van Adamo wordt gedomineerd door racistische agenten, corrupte onderzoeksrechters, luie en dealende Marokkanen, zwijgzame moeders, ultragewelddadige drugstrafikanten, alcoholistische bewakingsagenten, linke advocaten, norse commissarissen en een godfather met een morele erecode. Stripfiguren en/of game-helden met een rechtlijnige, eenvoudige kijk op de wereld.

Probleem is dat Patser een even ongenuanceerde, weinig geraffineerde en simpele blik op de realiteit biedt. Zo wordt de problematiek van het racisme aangekaart maar hoe leuk de knipoog naar de infantiele “racisme is relatief”-uitspraak ook is, feit is dat de film nalaat om zelf voor een alternatieve framing te zorgen. Duiding en context ontbreken zodat nergens blijkt hoe onverdraagzaamheid, racisme en negatieve verhalen voor een giftige cocktail zorgen.

Erger nog, Patser vervalt in karikaturale uitvergrotingen van clichébeelden (allochtoon = boef) en populistische opdelingen en tegenstellingen (de salonsocialisten en intellectuelen van het Zuid versus het krapuul van de sociale woonwijk). Daarbij blijven politiek-economische belangen en machtsstructuren buiten beeld, de adrenaline stoot van El Arbi en Fallah ontluistert en onthult niets, bevestigt clichéopvattingen zoals “menselijk gedrag is onveranderlijk” die mensen gijzelen in pessimisme en berusting.

Dat Patser geen filmische aanklacht of oproep tot activisme is (wil zijn) kan je El Arbi en Fallah niet kwalijk nemen. Ze hebben het recht om te kiezen voor braaf, niet verontrustend entertainment. Wel ergerlijk is dat ze met hun uitvergroot simplisme de kijker enkel maar dwaze keuzemogelijkheden biedt. ‘Patser’ of ‘huisje tuintje’ is de valse keuze waar het duo de kijker de zaal mee uit stuurt. Na enkele valse eindes die suggereren dat de filmmakers het allemaal niet menen, dat het eigenlijk maar een grapje is. Een ding is zeker: ‘out of the box‘ denken is niet weggelegd voor het dynamische duo en dat krijgt de toeschouwer dan ook niet aangereikt. 

De Spiegel van Scorsese

In een tenenkrullende scène imiteert Matteo Simone – die een in een stripverfilming verdwaalde method actor lijkt – Robert de Niro’s legendarische Taxi Driver scène waarin Travis Bickle met een spiegel als tegenspeler zijn wapen trekt en een “You talkin’ to me? You talkin’ to me? … Oh, yeah? Ok.” monoloog opvoert. Bij Martin Scorsese drukt het toneeltje de vervreemding en groeiende waanzin van een eenzaam Vietnamveteraan uit, bij Adil El Arbi en Bilall Fallah zien we enkel een acteur die een filmscène (slecht) naspeelt.



Patser: In your face entertainment

Zelfs wanneer we welwillend aannemen dat Simone ‘bewust’ slecht acteert geeft dit aan wat er schort aan Patser. Dit is imitatie-cinema, een film die andere films nabootst en enkel cinema als referentiekader heeft. Een film die enkel in de ‘cinema bubbel’ leeft en dus los van de werkelijkheid staat. Travis Bickle is het product van de tijdgeest, van persoonlijke trauma’s en van de maatschappelijke context; Adamo (ook de naam van de protagonist is een referentie) is enkel het product van een film- en game-cultuur.

Vandaar dat Adamo’s grote trauma (de Bende van Nijvel-achtige dood van zijn ouders), zijn groot verlies nul impact heeft op zijn persoonlijkheid, gedrag (op een ‘pijnlijke grimas’ na) en acties. Vandaar dat Patser helaas fucked up zero level shit blijft. Zoveel minder beklijvend dan the real shit.

PATSER: Adil El Arbi & Bilall Fallah, B 2018; 125′; met Matteo Simoni, Werner Kolf, Nora Gharib, Said Boumazoughe, Ali B, Junes Lazaar; scenario Adil El Arbi, Bilall Fallah & Nabil Ben Yadir, fotografie Robrecht Heyvaert, montage Adil El Arbi, Bilall Fallah, Thijs Van Nuffel & Kobe Van Steenberge, muziek Hannes De Maeyer; distributie KFD, release 24 januari 2018.

take down
the paywall
steun ons nu!