Bron: Misawa Air Base
Opinie, Samenleving, Politiek, België -

“Sociaal-sportieve praktijken tonen ander diversiteitsverhaal”

“Het Europees onderzoek over inclusie en segregatie in sportclubs toont maar een halve realiteit van de Vlaamse sportwereld”, zegt onze directeur Bart Rogé. Hij reageert daarmee op het artikel waarmee de krant De Morgen vorige vrijdag (24 november) een gebrek aan diversiteit in sportclubs aankaartte. In onderstaande tekst formuleert Bart een aantal bedenkingen waarbij hij regelmatig verwijst naar de bevindingen van collega Pieter Smets over sociaal-sportieve praktijken. Deze praktijken tonen een ander diversiteitsverhaal.

donderdag 30 november 2017 12:49
Spread the love

Het nieuws over de segregatie in sportclubs komt uit de studie ‘Social Inclusion and Volunteering in Sports Clubs‘, waaraan in Vlaanderen 1.002 clubs deelnamen. “Er bestaat een zware ondervertegenwoordiging van kansengroepen, vooral van mensen met een migratieachtergrond, in onze clubs”, zegt hoofdonderzoeker en sportsocioloog Jeroen Scheerder (KU Leuven). Diezelfde vrijdag was ik aanwezig op het symposium waar de studie toegelicht werd.

In het artikel en ook tijdens het symposium stelde Scheerder dat er te weinig actie was van mensen met een migratieachtergrond. Daarbij gaat het enkel over de bevraagde sportclubs in zijn onderzoek, maar die clubs zijn al lang niet meer de enige sportaanbieders in Vlaanderen.

Gelijke sportkansen

Naast de traditionele sportclub groeit een veld van sociaal-sportieve praktijken die vaak opgezet en beheerd worden door mensen met een migratieachtergrond. Collega Pieter Smets belicht dit veld in samenwerking met onderzoekers van de VUB. Doorgaans verschijnen sociaal-sportieve praktijken niet op de radar van onderzoekers en beleidsmakers. Dit is ook het geval bij het onderzoek dat Scheerder presenteerde en enkel ging over de traditionele – en vaak erkende – clubs. Het is dan makkelijk om sportieve praktijken van mensen met een migratieachtergrond buiten beschouwing te laten en hen daarna inactiviteit te verwijten.

Het onderzoek geeft mee dat we goed scoren op de verenigingsaspecten van onze sportclubs. We sporten steeds vaker en vooral ook om mensen te ontmoeten. Dat werkt soms het best in homogene groepen en zoiets moeten we niet onnodig problematiseren. Dat leren we ook uit de nieuwe visie op diversiteit in het jeugdwerk. Daar wordt afgestapt van het idee dat een sociale en culturele mix binnen een vereniging het enige na te steven ideaal is.

Voor sport geldt dan dat niet een gemengde sportclub, maar meer en meer gelijke sportkansen het doel moeten zijn. Dat betekent meer erkenning voor de verscheidenheid aan sportaanbieders. Net daar zit wel een probleem in de Vlaamse sportwereld waar het beleid een verandering in zou kunnen brengen, zoals we duidelijk in het verhaal van de anders georganiseerde sportverenigingen zien.

Ledenaantal

Tijdens het eerder vermelde symposium werd de ondervertegenwoordiging van mensen met een migratieachtergrond gelinkt aan ‘problematische’ integratie en sociale cohesie. Sportparticipatie speelt daarin inderdaad een rol, maar we moeten de doelstelling juist kaderen. Je kan bijvoorbeeld niet verwachten dat elke nieuwkomer zich zomaar inschuift in de cultuur en traditie van je sportclub. Wel moeten we nastreven dat initiatieven van mensen met een migratieachtergrond dezelfde erkenning krijgen als een traditionele of witte club. Wat we beschouwen als common practice binnen de sport, moeten we durven bevragen. Dat hoort bij innovatie én bij het streven naar gelijkheid.

We zijn goed bezig als we ervoor zorgen dat verschillende initiatieven elkaar kunnen ontmoeten in dezelfde competitie of sportinfrastructuur, dat ze even gemakkelijk de weg vinden naar subsidies en ondersteuning van sportdiensten of federaties. Op vlak van sociale cohesie is dat veel belangrijker dan sport expliciet te gaan beschouwen als instrument bij de integratie van nieuwkomers.

Daarnaast is er ook wat begrip nodig voor de conservatieve houding van traditionele sportclubs. Clubs schieten pas echt in actie als ze hun ledenaantal zien slinken. Zoals ook te lezen is in onze blogreeks over sociaal-sportieve praktijken: sportclubs met een dalend ledenaantal in de steden merken vroeg of laat dat het grootste deel van hun potentieel doelpubliek etnisch divers is en aanzienlijk minder budget heeft. Daarop inspelen impliceert diepgaande veranderingsprocessen. Als je weet dat de meest clubs draaien op vrijwillig engagement, weet je dat zoiets verre van evident is. Toch slagen sommige traditionele clubs erin om zich succesvol om te vormen tot een sociaal-sportieve praktijk met meer diversiteit.

Andere spelers

Gericht inzetten op het bestuurlijk vermogen van clubs is dus niet misplaatst, maar dan moet de scoop breder worden. We moeten sociaal-sportieve praktijken serieuzer nemen, waarderen, ondersteunen en opnemen in onderzoeken. Ook als het gaat over traditionele sportclubs, want die praktijken dragen hulpvolle ervaringen die de witte sportclubs kunnen gebruiken voor hun eigen ontwikkeling.

De beperkte scoop van het beleidsdebat in de sportsector was ook te zien bij de samenstelling van het panel van het symposium. Dat zes witte mannen over diversiteit spraken was exemplarisch, maar naast dit beeld gaat het ook over gevestigde belangen en bestuurlijke mechanismes. Er wordt namelijk nauwelijks gepraat over de schaal en manier waarop clubondersteuning best georganiseerd wordt. Er zijn veel tools, maar te weinig echte veldwerkers. De innovators in de sportsector zijn er, maar werken eerder in tijdelijke projecten met weinig mandaten om veranderingen door te zetten.

Het onderzoek over diversiteit bij sportclubs zorgt voor nodige aandacht van media- en beleidsmakers voor problemen rond diversiteit in de sportwereld. Maar naast sportclubs en -federaties laten we dus best ook andere spelers aan het woord. Anders blijven we halve oplossingen aanjagen en foute conclusies maken.

take down
the paywall
steun ons nu!