Boekrecensie -

Een Woody Allen-achtige stem

Patricia Jozef maakt met haar roman ‘Glorie’ een opgemerkte entree in het wereldje van de Nederlandse letteren. Het is een roman over het streven iemand te willen zijn; over onsterfelijk willen worden in grote en kleine daden, die echter niet altijd even zuiver op de graat zijn. Patricia Jozef schrijft met veel humor over de ondraaglijke lichtheid van het bestaan waarbij reminiscenties aan films van Woody Allen nooit ver weg zijn.

vrijdag 13 oktober 2017 17:46
Spread the love

Ik zal het maar dadelijk bekennen: ik ben een overwegend non-fictielezer, met nu en dan een uitstapje naar de literatuur. Vandaar mijn aarzeling om iets te schrijven over ‘een samenhangend prozaverhaal van boeklengte over de handelingen en persoonlijkheidsontwikkeling van een of meerdere personages, meestal in relatie met hun milieu,’ want dat is de omschrijving van een roman volgens de ietwat houterig, abstracte omschrijving van wikipedia.

Iets eenvoudiger gezegd: Het gaat dus in deze over een literair genre waarin de auteur zowat alles kwijt kan wat ‘des mensen is’. Les choses de la vie dus, de grote én de kleine. En daarin is Patricia Jozef zeker goed. Dat bewijst ze met haar literair debuut ‘Glorie’ waardoor ze met ondersteuning van de prestigieuze uitgeverij De Geus een opgemerkte entree kan maken in het Nederlandstalig literaire wereldje.

Schrijver én kunstenaar

‘Glorie’ is het werk van iemand die voor mijn part alleen omdat het haar eerste werk is ‘debutant’ mag worden genoemd. Patricia Jozef (°1975), zo lees ik op de flap, heeft al heel wat watertjes doorzwommen en creatieve terreinen van de menselijke geest verkend: als kunstenares, als filosofe, maar ook als taalleerkracht. Zij heeft als romancier alvast geput uit die twee eerste terreinen.

Patricia Jozef is niet alleen de schrijver maar ook de kunstenaar, die haar roman van een merkwaardige cover voorziet: een hoofdeloos heerschap in pak en das, die boven op zijn romp nog eens verschijnt, maar dan afgebeeld binnen het kader van een schilderij. Het lijkt wel een waarschuwing: opgelet hier is Kafka en/of  Magritte aanwezig! Is dit een (pseudo) kunstenaar of een (pseudo) kunstkenner? Het moet alvast iemand zijn die tot het kunstwereld(je) behoort of erbij aanschurkt. Dat is trouwens het decor waarin Patricia Jozef haar twee hoofdpersonages laat evolueren.

De filosoof en de kunstenaar

De roman bestaat uit twee schijnbaar afzonderlijke ik-verhalen, als een grote gedachtestroom weergegeven, die pas op het einde op een verrassende manier met elkaar verbonden worden. Marcel Jacobs, een werkloze filosoof, vervalst zijn cv en bluft zich tot eventmanager aan de Antwerpse Teniersacademie. Hij kan zowel de goedzakkige, maar weinig betrouwbare directeur Herman Bubber (ooit ergens een doctoraat gekocht op Tenerife) als de ambitieuze, over lijken gaande Sarma Pijl, een hr-manager, een tijdje voor zich winnen, maar wordt dan,  zeer onverwachts voor hem,  stante pede ontslagen. Op die gebeurtenissen blikt hij terug.

Het tweede ik-verhaal is van een zeker Bodine ‘Bo’ Bourdeaud’hui, een eigenzinnige kunstenares, internationaal bekend, die echter sinds haar moederschap geen nieuw werk heeft gemaakt.  Zij wordt door de directie van  de Teniersacademie uitgenodigd om te spreken over ‘the artist as a researcher’ op de Akademie der Künste in Berlijn.  Daar ontmoet ze Herman Bubber en Sarma Pijl met wie ze na het congres en zeer tegen haar zin terug naar Antwerpen trekt. Het wordt een lange autorit, verweven met flash backs, waarin het gespleten innerlijk behang van Bodine tevoorschijn komt, en waarin op het laatst de link wordt gelegd met het ik-verhaal uit het eerste deel.

Als lezer ga je dan automatisch terug bladeren. Het is pas dan dat de eerste bladzijde zijn betekenis krijgt. Dat zegt iets over de goed geconstrueerde opbouw, een van de sterke kanten van deze roman. Het boek opent trouwens met een merkwaardige reflectie van Marcel Jacobs over dieren: ‘Je zou kunnen beweren dat dieren onsterfelijk zijn. Omdat ze louter bestaan als deel van hun soort. Als exemplaar. En dat de mens sterfelijk is. Je zou ook kunnen zeggen dat de grootheid van  mensen erin ligt dingen voort te brengen die de stempel van onvergankelijkheid voortbrengen.’

Een innerlijk kompas

Dat is dan ook het centrale thema van ‘Glorie’: het is een roman over het streven iemand te willen zijn. Over onsterfelijk willen worden in grote en kleine daden. Die daden zijn niet altijd even zuiver op de graat. Dat illustreert het verhaal van Marcel Jacobs zeer goed, maar ook Sarma Pijl en Herman Bubber werken zich op of handhaven zich in dat wereldje met minder fraaie middelen. Ter meerdere eer en glorie van zichzelf? Ja, allicht, en die drang ‘om een stempel van onvergankelijkheid te verwerven’ of alvast om indruk te maken op soortgenoten leidt tot poseurgedrag – tu m’as vu? – dat op kunstvernissages breed wordt uitgesmeerd. Bodine Bourdeaud’hui – misschien omdat zij een erkend kunstenaar is – ontsnapt nog het best aan dat gedrag. Zij relativeert haar faam en cultstatus nog het meest.

Het is ook Bodine die, terwijl zij mijmert over haar overleden filosofieleraar, denkt aan een citaat van Marcus Aurelius dat hij vaak citeerde: ‘Wat ik ook moge zijn, het is: een beetje vlees, een beetje adem en  mijn innerlijk kompas. Bedenk dat je innerlijke kompas onoverwinnelijk is wanneer het zich terugtrekt op zichzelf, tevreden is met zichzelf en niets doe wat het niet verkiest. Het is de enige passage die cursief staat afgedrukt in het boek en bevat volgens mij de kernboodschap van deze roman. De auteur zegt hier via Bodine en Marcus Aurelius dat het innerlijk kompas van de mens onoverwinnelijk is, maar dat er vaak ‘stoorzenders’ in de buurt zijn die hem afleiden van dat innerlijk kompas en die ‘glorie’ of andere namen kunnen dragen.
Ambiguïteit.

Wie uit dit citaat zou afleiden dat in het boek kwistig met filosofische citaten wordt gegoocheld, vergist zich. Patricia Jozef is in de eerste plaats een romancier met een zeer goede pen die met veel humor over de ondraaglijke lichtheid van het bestaan schrijft. Zij zet  inderdaad op een lichtvoetige, soms hilarische manier personages en situaties neer die in werkelijkheid meelijwekkend of intriest zijn. Die ambiguïteit is nooit ver weg. De ongemakkelijke vrijscène tussen Bodine en de oudere leraar Jerome in een Duits hotel is er daar maar een van. Toch spat bij momenten ook het plezier van het schrijven en beschrijven  af van de bladzijden. 

Zo wanneer zij het heeft over de kleine ongemakken van het leven, die op een bijna sardonische manier worden uitvergroot. (Marcel Jacobs moet midden tijdens een sollicitatie dringend naar het toilet en komt terug binnen met een natte plek op zijn smetteloos witte broek.) En toch komt deze roman niet over als een verbitterde aanklacht tegen het kunstenaarsmilieu. Daarvoor is het boek te speels en is er ook te veel deernis in aanwezig. Het gaat ten slotte over de mens in al zijn gespletenheid. Sommige hilarische passages, zoals die vrijpartij tussen Jerome en Bodine zouden ook kunnen weggelopen zijn uit een film van Woody Allen, die zichzelf voortdurend, lachend en wenend,  als een Pierrot-figuur opvoert.

Als het gaat over la condition humaine is Pour une morale et une philosophie de l’ambiguité waarover Simonne de Beauvoir mooie bladzijden schreef nooit ver weg.  De sterkte van dit boek is dat deze filosofische achtergrond achter de goede pen van Patricia Jozef verdwijnt, maar toch voortdurend aanwezig blijft. Door de onmiskenbare aanwezigheid van deze literaire magie krijgt ‘Glorie’ wel een zeer eigen klank.

Patricia Jozef, Glorie, roman, De Geus, Amsterdam, 2017, 255 blz. ISBN 9789044538595, prijs: 19,99 euro

take down
the paywall
steun ons nu!