Analyse -

Een job voor iedereen, kan dat?

Als we voor iedereen tewerkstelling willen, dan moeten we over deze punten nadenken.

vrijdag 22 september 2017 09:16
Spread the love

Volledige tewerkstelling in 2025! Met die uitgesproken ambitie plaatst federaal minister van Werk Kris Peeters een opmerkelijk punt op de verkiezingsagenda voor 2019. In Vlaanderen was zijn collega Philippe Muyters ervan overtuigd “dat de ambitie terecht is, althans voor Vlaanderen”.

Meteen voegde hij daar echter aan toe dat het federale niveau dan wel moet voorzien in een resem maatregelen: deregulering, verdere flexibilisering van de arbeid, sterkere degressiviteit en eindigheid van de uitkeringen, het hervormen van de loonvorming, een verlaging van de vennootschapsbelasting, … Alleen zo zouden we volgens de huidige regeringen immers de werkloosheid volledig kunnen verbannen.

Het recent bereikte zomerakkoord op federaal niveau vormt hierbij alvast een aanzet en geeft bedrijven het vooruitzicht van een algemeen verlaagd tarief voor de vennootschapsbelasting.

Het optimisme over de doelstelling om tot volledige werkgelegenheid te komen is misschien wat overdreven. En de recepten die zij voorstellen lijden ons naar meer onzekerheid voor werknemers en minder inkomsten om onze sociale zekerheid te betalen, en bovendien ook niet naar een job voor iedereen. Al jaren hameren we erop dat er vooral investeringen nodig zijn.

Maar laat ons constructief blijven. Ook los van het broodnodige investeringsbeleid is er immers nog heel wat werk. Wat voor arbeidsmarktbeleid heb je nodig om tot volledige tewerkstelling te komen? In de komende 2 blogs geven we 7 aandachtspunten voor wie echt iedereen aan een job wil helpen. Vandaag bekijken we de eerste 3.

Punt 1: Bied op tijd hulp en organiseer geen ping pong tussen uitkeringsstelsels

De financiële en economische crisis van 2008 resulteerde in een stijging van het aantal leefloners.  Maar in de daaropvolgende jaren zijn er andere niet conjuncturele factoren die deze opwaartse curve verder hebben beïnvloed. Zo steeg het afgelopen decennium het armoederisico, o.a. door dalende koopkracht onder onze actieve bevolking bij laaggeschoolden naar 31% en bij middengeschoolden naar 15%.

beeld1

bron: http://www.mi-is.be

beeld2

Naast de verarming , zorgden de verlenging van beroepsinschakelingstijd, de beperking op het recht op inschakelingsuitekeringen en de sancties binnen de opvolging van de beschikbaarheid van werklozen voor deze ongekende piek in bijstand. Het aandeel van vluchtelingen, vaak aangegrepen door de beleidsmakers om de tendens te duiden is echter beperkt. Hun totaal aantal bedraagt slechts 9% van het aantal begunstigden.

Een op drie van de leefloners is jonger dan 25 jaar en zij zijn dus wel ruim oververtegenwoordigd in verhouding met hun aandeel in de totale populatie. Door de beroepsinschakelingstijd te verlengen en het recht op uitkering uit te stellen, duwen we jongeren richting andere, lokale actoren die dan ook weer een activeringsbeleid opzetten.

Door te focussen op sanctioneren sturen we mensen van de VDAB naar het OCMW en weer terug.

Is dit de meest efficiënte weg om moeilijk toeleidbare jongeren op de arbeidsmarkt te krijgen? Luc Sels, Rector KULeuven en decaan van de Faculteit Economie vraagt zich terecht af of we niet op één of andere manier vroeger uitkeringen moeten toestaan: “De probleemgroep NEET’s blijft groeien en dit is het signaal dat we nog sneller moeten ageren met onze werkervarings- en kwalificatietrajecten. Snelheid is een uiterst cruciale factor bij jeugdwerkloosheid: snelheid van remediëring, snelheid van hulp en ondersteuning.”

Punt 2: Werkbaar werk, motor voor actieve werknemers

De verbeterde werkbaarheid op de Vlaamse arbeidsmarkt van het afgelopen decennium kreeg bij de laatste meting in 2016 een flinke knauw.   Slechts 51% van de Vlaamse werknemer beschouwt zijn job nog als ‘werkbaar’.   De doelstellingen die samen met de Vlaamse regering werden uitgeschreven in het Pact 2020 worden zo ernstig bedreigt.

Werknemers geven aan dat de kwaliteit van de jobs achteruit gaat, net waar het Pact 2020 langer werken moest mogelijk maken via betere banen.

De psychische vermoeidheid uitgedrukt in werkdruk, emotionele belasting en arbeidsomstandigheden vormt het belangrijkste knelpunt in de werkbaarheid. Een adequate aanpak is nodig omdat het aantal werknemers dat het haalbaar acht tot aan zijn pensioen te werken systematisch afneemt naarmate ze met één of meerdere werkbaarheidsknelpunten worden geconfronteerd. Met andere woorden: zonder werkbare jobs blijft de uitval naar werkloosheid en ziekte immens en wordt het einde van de loopbaan ingekort.

beeld3

Een reeks maatregelen die de werkbaarheid van de oudere werknemers in het bijzonder te ondersteunen, verdienen dus een kwaliteitsvolle remake.

Minister Muyters schafte namelijk het ervaringsfonds af; een maatregel die ondernemingen ondersteunde om de arbeidsvoorwaarden en arbeidsorganisatie te verbeteren voor hun oudere werknemers. Hij schrapte de overgangspremie voor werknemers die met loonverlies hun zware arbeid inwisselden voor een lichtere job en beperkte de financiële ondersteuning voor landingsbanen, waarmee oudere werknemers het wat rustiger aan konden doen.

In plaats van minder moeten we meer middelen inzetten om de fysieke en mentale werkdruk op een werkbaar peil te houden.

Punt 3: Sluit de achterdeur, voorkom uitvallen door ziekte

Elk succes dat we halen met de activeringspolitiek aan de ingang van de arbeidsmarkt wordt krachtig neergeslagen door een massale (tijdelijke) exit aan de achterzijde, via de deur van de ziekte- en invaliditeitsuitkeringen.

De federale ziekteuitkering noteerde in 2015 zo’n 422.000 mensen die zich in de primaire periode van arbeidsongeschiktheid bevonden. Deze personen ontvingen een ziekteuitkering nadat ze reeds een periode van gewaarborgd loon hadden doorlopen.

Nog opvallender is de stijging van het aantal mensen dat langer dan 1 jaar arbeidsongeschikt is. Tussen 1996 en 2015 steeg het aantal invaliden van 169.831 tot 346.971 personen.

beeld4

De zware fysieke belasting van het uit te voeren werk, de langere loopbaan van arbeiders die vroeger intreden op de arbeidsmarkt , maken hen vaker slachtoffer van aandoeningen die leiden tot arbeidsongeschiktheid.

Het aantal ziektegevallen ligt beduidend hoger bij arbeiders dan bij bedienden.

Nu het ziekte- en invaliditeitsbudget groter geworden is dan de uitgaven werkloosheidsuitkering wordt er volop gewerkt aan de remediëring van dit verschijnsel. Maar we zien dat daarin vooral de vlucht genomen wordt in het individualiseren van de problematiek.  Zieken en arbeidsongeschikten sneller en dwingender opnieuw aan het werk krijgen, zijn de belangrijkste insteken.

Deze symptoombestrijding heeft geen slaagkans als men er niet in slaagt de context aan te pakken waarin o.a. veilig en gezond werk, een goede arbeidsorganisatie, werkomstandigheden gekoppeld aan een gebalanceerde verhouding werk-privé en voldoende recuperatietijd aan bod kunnen komen. Dit moeten de speerpunten zijn in een beleid dat mensen stimuleert om langer aan de slag te kunnen blijven.

Volgende week kan je verder lezen in deel 2 van deze blog.

Dit artikel verscheen ook op ABVV-Experten.
Auteur: Steven Genbrugge, Adviseur op de Studiedienst van het Vlaams ABVV

 

dagelijkse newsletter

take down
the paywall
steun ons nu!