Gentse Feesten: de wereld 28 jaar na de val van de muur
Video, Europa, Economie, Samenleving, Politiek, België -

Gentse Feesten: de wereld 28 jaar na de val van de muur

“De wereld 28 jaar na de val van de Muur: een reis langs de angsten, de hoop en de wanhoop, de dromen en nachtmerries van de neoliberale burger, de verliezer van de globalisering." Tien dwarsliggende stellingen voor het 10de debat – slotdebat – van de 28ste Gentse Feestendebatten.

maandag 24 juli 2017 15:05
Spread the love

Opening van een nieuw tijdperk

1989: val van de muur/ opening van nieuw tijdperk. In feite al 1979/1980: verkiezing van Thatcher en Reagan en veralgemening van de neoliberale politiek. In feite al 1973/74: eerste synchrone economische crisis en einde van het Fordistisch ontwikkelingsmodel, van de “Golden Sixties” of de “Trente Glorieuses”. Dat brengt ons echt in een nieuwe wereldorde: de politiek zorgt voor mondialisering en voor onderwerping van de nationale staat aan de globale concurrentiële marktwerking. De geesten worden klaargestoomd voor de “neoliberale consensus” (ook als alternatief voorgesteld voor het mislukte communisme). 

Scheuren

Nu zien we wel scheuren in dat model dat bijna veertig jaar hegemonisch was en dat op brede consensus kon/kan rekenen. Ik denk dat de belangrijkste scheur is dat de kern van het neoliberale credo na de val van de muur – nl. dat markteconomie, democratie en individuele vrijheid samenhangen en voorwaarden voor elkaar zijn en dat Staat, collectiviteit en regels onderdrukkend zijn – nu uit elkaar wordt gehaald.

Vandaag zien we steeds meer dat om de dominantie van de markteconomie te vrijwaren vrijheden worden ingeperkt en men naar een sterke autoritaire staat moet gaan. Zie Poetin, Trump, Erdogan, Duda in Polen, Orban in Hongarije, Duterte in de Filipijnen, Netanyahu, ja zelfs Macron begint trekjes te krijgen. Het Chinese model van kapitalisme lijkt wel de norm te worden.

De autoritaire verleiding is terug, ook in ons land. Maar was die in de jaren dertig verbonden met een nationale planeconomie, vandaag richt ze zich op de liberale wereldmarkt. De verdediging van de democratie, de mensenrechten en de rechtsstaat tegen het Nieuwe Orde-denken is opnieuw een belangrijke inzet geworden. En het is bekend: autoritaire tendensen hebben vijanden nodig en vijanden leiden tot conflict, ja ook tot gewapend conflict. Dat betekent ook dat de oorlogsdreiging toeneemt.

Drie uitdagingen

De industriële revolutie en de neoliberale mondialisering heeft ons opgezadeld met drie planetaire uitdagingen:

  1. de destructieve relatie met de natuur, onze onhoudbare ecologische voetafdruk, de dalende biodiversiteit, de uitputting van grondstoffen en waarvan de klimaatuitdaging het topje is. Een reeks uitdagingen die uit het centrum van de aandacht wordt gehouden en die door het publiek dus ook totaal onderschat worden.
  2. de groeiende sociale ongelijkheid, waarbij meer dan 80 procent van de rijkdom in handen is van minder dan 10 procent en meer dan 70 procent van de mensen het moeten stellen met 3 procent. Dat is niet alleen een ethische uitdaging. Dat brengt de wereldeconomie in een even grote explosieve situatie dan de klimaatramp: er is namelijk te weinig koopkracht om de winsten te garanderen. Vandaar de financiering van de economie, de geldeconomie, de steeds toenemende kredietbubbel op basis van waardeloos privaat geproduceerd geld. Dat verplicht de banken ook er politiek (en militair) voor te zorgen dat elke nieuwe groei, elke nieuwe waardenproductie naar schuldaflossing gaat en niet naar sociale maatregelen. Vandaar ook de autoritaire druk.
  3. het samenleven in diversiteit is nu de regel in een steeds meer verstedelijkte wereld, terwijl politiek en cultuur nog steeds inzetten op identitaire nationalistische gemeenschapsvorming die ook de sociale uitsluiting legitimeert. Nogmaals: laat gemeenschappenvorming toe, maar zet in op samenlevingsopbouw, op socialisering, overheen de stammentwisten.

De drie uitdagingen zitten in één cluster en vragen om een geïntegreerde uitweg.

Linkerzijde niet klaar

De linkerzijde is niet klaar om een alternatief model dat ingaat op die uitdagingen geloofwaardig uit te dragen. De rechtse hegemonie kan voortbouwen op een historisch blok tussen de mondiale spelers en instellingen en de binnenlandse mondialisten dikwijls in alliantie met de lokale conservatieve krachten of erger nog met derde weg sociaal-democraten.

Ondanks alle zichtbare mislukkingen van het systeem, van bankencrisis tot schrijnende ongelijkheid, houdt het stand. De linkerzijde is nog geen kamp dat een meerderheids- (of een nieuwe centrum-) aspiratie kan hebben. Vandaar de geloofwaardigheid van het TINA-verhaal: There is no alternative. 

Naoorlogse overlegmodel

Dat komt omdat de ideologieën, analyses en structuren nog teveel vasthangen aan het naoorlogse overlegmodel en de welvaartstaat als vorm van sociale democratie. Dat is een nationaal model met een sociaal contract steunend op de grootindustrie als kern van samenleving, productiviteits- en groeiakkoorden, een patronaat dat een prijs wilde betalen voor sociale vrede, medebeheer via overleg, geloof in de instellingen, enz.

De verdedigers van de welvaartstaat wijzen dan wel, terecht overigens, op de nog bestaande instituties en wettelijke regelingen, maar ze vergeten dat ook de sociale basis en de strijdlust ervoor stilaan verkruimeld. En is er in het begin van de jaren zeventig nog een kortstondige eenheidsdynamiek geweest tussen de grote sociale organisaties en de nieuwe sociale bewegingen dan is dat vanaf het einde van die jaren overgegaan tot een meer defensieve, soms corporatistische verdediging van de verworvenheden voor de werkenden; tot meer en meer “single issue” nieuwe sociale bewegingen, steeds meer afhankelijk van professioneel activisme en tot een zeer onsamenhangende en dikwijls dubbelzinnige verhouding tot de opkomst van de nieuwe economie, de migraties en het precariaat.

Uitwerken van het alternatief

Dus zullen we bereid moeten zijn in het uitwerken van het alternatief waar nodig ook de tradities en organisatievormen te herzien en onszelf ook grondig in vraag durven te stellen:

  1. De bestaande partijorganisatie draagt slechts deel van de oplossing. Dus kan een eenzijdig groeimodel van één of andere partij die het gehele kamp zal gaan leiden niet volstaan. Samenwerking en wedersamenstelling zal ook voortdurend aan de orde zijn. De verschillende stromingen hebben niet “meer of minder gelijk”, ze vertegenwoordigen verschillende posities en accenten in een reëel versnipperd veld, ja zelfs verschillende sociale groepen en belangen. En in de mate dat ze elk een bepaald perspectief vertegenwoordigen is er –nog – geen synthetisch politiek model voorradig.
  2. De grote sociale organisaties, de georganiseerde arbeidersbeweging, hebben nog geen echte omslag gemaakt van “industriële” vakbonden naar vertegenwoordigers van het brede salariaat, de nieuwe productievormen en arbeidsorganisatie. Sommigen in de diensten- of zorgsector zijn er directer mee geconfronteerd, anderen behouden vormen uit de vorige eeuw. Ik pleit voor een grondig herdenken van de sociale vertegenwoordiging van werk, loonarbeid en productieve activiteit, ook eens buiten de klassieke kaders van het werkgever-werknemer koppel.
  3. Het oude middenveld is in verschillende vormen, maar toch teveel verworden tot een verstaatste dienstensector, van beweging tot dienst, en speelt onvoldoende haar rol in emanciperende en politiserende projecten. Er is na de jaren zeventig uit de nieuwe sociale bewegingen een veelheid aan gesubsidieerde instellingen, scholen en decreten ontstaan die een nogal onderdanige geprofessionaliseerde sector heeft verwekt, snel ingepast in de vermarkting. De meeste openbare diensten en instellingen werden verplicht zich “marktconform” te gedragen.
  4. De bevolking (de basis) is na veertig jaar gesocialiseerd in een neoliberale hegemonie en opgevoed in de vermarkte consumptiemaatschappij. (Paul Verhaeghe betoogt dat we allemaal een beetje neoliberalen zijn geworden). Omzeggens alle socialisatie instellingen, van school, universiteit, onderzoek, kunst en cultuur, tot media, bewegingen en sociaal cultureel werk zijn ingepast in de neoliberale consensus. 

Revolutionaire machtsovername

De tijd van de revolutionaire machtsovername is nu dus wel even voorbij. Het alternatief is niet langer “via politieke machtsverwerving de bestaande industriële maatschappij overnemen en dan democratiseren”. Het gaat er nu om eerst de aanslagen op de sociale verworvenheden af te slaan en terzelfder tijd de transities naar een andere maatschappelijke orde in te zetten.

Loopgraven- en bewegingsoorlog tegelijk. Dat blijkt vandaag – jammer genoeg – niet door dezelfde actoren te worden opgenomen. Oud en nieuw werken nog onvoldoende samen. Dat maakt het debat ook minder doorzichtig. Het “kamp” is nog niet gemaakt.

Kloof tussen politiek en kennis

Vandaar een weinig samenhangende discussie, nog sterk bepaald door de “deconstructies” die in de jaren tachtig noodzakelijkerwijze zijn ingezet. Over de verhouding met de markt en welke markt dan wel en of een geplande economie nog kan. Over de staat en haar diensten en op welke schaal dan wel. Over het nieuwe belang van de commons, het gemeengoed en een mogelijke deeleconomie en hoe en onder welke voorwaarden die dan wel kan ingaan tegen de marktwetten. Over de verhouding tussen betaald werk, zelfonderneming, voluntariaat, vrije en consumptietijd. Over uitkeringen of basisinkomen. Over de verhouding tussen klassenstrijd, gender and race en dus over de feminisering en dekolonisering van visies en programma’s. Over de verhouding tussen wereldsysteem, natiestaat en stad en waar de politieke strijd dan wel moet gebeuren. Over centrum en periferie en verschuivingen in dat wereldsysteem.

Een hele resem kwesties die allemaal interessante literatuur hebben opgeleverd maar in het heersende culturele klimaat moeilijk, zeer moeilijk, hun weg vinden naar de politieke wereld. De jaren geleden aangekondigde verkleutering lijkt zich wel degelijk te hebben doorgezet. Er blijkt niet alleen een kloof tussen burger en politiek, maar ook een kloof tussen politiek en kennis. Opnieuw politiseren, kaders vormen en kennis delen, de kwaliteit van het debat, de mandatarissen en de beleidsplannen verhogen is een echte uitdaging in deze kennismaatschappij.

Ervaringen delen

Analyses, opvattingen en visies zijn verbonden met praktijken en die zullen dus nog wel een tijd erg verscheiden blijven. Er zijn meningsverschillen en verschillende prioriteiten. Maar wat ik wil onderstrepen is dat die niet simpelweg kunnen worden afgedaan als “vergissingen”, “foute keuzes” of erger nog “verraad”. Het zijn keuzes en tegen-stellingen juist omdat niemand nog een synthese heeft voor te stellen. En weinigen durven de verscheurdheid aan om op verschillende schalen en niveaus bezig te blijven en zelf verschillende registers te bespelen.

De enen kiezen voor de onmiddellijke en noodzakelijke weerstand, de anderen opteren voor de lange termijn. De enen gaan uit van een concrete praktijk en de kleine experimenten, de anderen zoeken het grote verhaal. De enen hebben oog voor de alledaagse beheer en beleidskeuzes, de anderen zoeken de structurele breuklijn op … De enen zoeken naar een nieuw centrum tegen de verrechtsing, de anderen zoeken naar een nieuwe linkerzijde. De enen vinden dit prioritair, de anderen vinden het dan evident dat de nadruk elders ligt. 

Tja, “het is overal iets” zoals mijn vriend Paul Verbraeken zei en het probleem ligt blijkbaar altijd bij de ander. “L’enfer c’est les autres” liet de grote filosoof één van zijn personages zeggen. Want we willen allen zo graag dat de ander net doet wat je zelf al bezig bent te doen. Al te veel werkingen zijn dan ook al te veel bekommerd om de club te versterken om dan nog meer van hetzelfde te doen. Misschien had de grote roerganger toch gelijk: Laat duizend bloemen bloeien! Laat de mensen zich vooral inzetten voor hetgeen ze zich willen inzetten en bezighouden met wat hén interesseert. 

Wat we dan wel zouden moeten kunnen regelen is dat we ervaringen meer met elkaar delen, en dat op een systematische manier doen, en vooral ook om te leren van waar het misliep, van waar de verwachtingen niet werden ingelost, en niet zozeer hoe we het al van bij het begin bij het goede eind hadden. En laten we dat mondiaal doen en leren van de Latijns- Amerikaanse hoop die dreigt vast te lopen, van de basisbewegingen in India, van wat Sanders, Podemos, Corbyn of Les Insoumis gemeen hebben: mensen regelmatig mobiliseren en bij elkaar brengen, zonder taboes aan nieuwe programma’s werken, radicaal nieuwe wegen inslaan maar wel voor concrete beleidsvragen, de nieuwe sociale media bespelen en eigen media uitbouwen en zich niet onderwerpen aan de formats van de commerciële zenders. En de grote les is dan wel: niemand, geen enkele partij, beweging of vereniging, kan dat allemaal alleen doen! 

Verbinden, verbreden en verdiepen

En dus blijft er de vraag hoe die verschillende praktijken en opvattingen toch kunnen worden verbonden, verbreed en verdiept? Ten minste tot op een niveau dat ze de machtsverhoudingen echt kunnen beïnvloeden en een nieuwe hegemonie voorbereiden. Het is in de linkerzijde zoals in de geglobaliseerde verstedelijkte samenleving: geen enkele van de gemeenschappen mag nog de pretentie hebben voldoende in eigen huis te hebben om te socialiseren, om de gehele maatschappij te verbeelden. Daarvoor is dus telkens ook de Ander, de radicale ander nodig. Samenleven gebeurt in de stad inter-communautair, interreligieus, intercultureel.

Er is steeds minder één enkele referentiegroep. Vermaatschappelijken is wat anders dan zich assimileren aan de dominante gemeenschap. Dat betekent dus dat elke organisatie naast zichzelf te versterken en aan interne groepsvorming te doen als deel van haar werking noodzakelijkerwijze ook naar het midden van de brug moet kijken, buiten de eigen comfortzone moet durven treden, op zoek gaan naar de ander en zijn of haar gelijk. Sectaire afwijzing van andere posities leidt naar dogmatische domheid, het zoeken naar de legitimiteit van de andere positie verbreedt het argument.

Die mentaliteit, die we wel dikwijls in deze debatten terugvinden, maar ter linkerzijde niet wijd verspreid is, moeten we ook een organisatorische vorm geven. En het is daarbij onvoldoende naar “de mensen” of “de wijken” of “de fabrieken”, laat staan naar “het volk” te luisteren. Standpunten en analyses zijn wat anders dan opiniepeilingen. Het gaat er om hoe en waarom anderen die informatie verwerken tot een maatschappelijke stelling. Daarom steek ik mijn activistische tijd in Hart boven Hard.

Chantal Mouffe heeft er terecht op gewezen dat we er vooral moeten voor zorgen verschillende strijdperken met elkaar te verbinden. (En dat is wat anders dan ze tot elkaar te herleiden). Ook al kunnen we die niet in alle details in één groot verhaal steken, we zouden er wel moeten voor zorgen dat de overeenkomsten wat meer zichtbaar worden dan de verschillen. En die overeenkomsten moeten we ook beginnen “voelen”, er moet meer gewone kameraadschap ontstaan.

En daarvoor moeten we naast het (top)overleg in fronten en kartels, naast gezamenlijke strijdmomenten, vooral ook gewone activisten en militanten elkaar laten ontmoeten in hoopgevende en leuke gelegenheden. Die zijn immers zelden zo gesofisticeerd dat ze absoluut partizaan zouden moeten zijn.

Is het totaal onmogelijk om eens een vernieuwd gezamenlijk festivalen gezamenlijk is meer dan “open voor anderen” op te zetten? Zou Tomorrowland in feite niet van ons moeten zijn? Is het totaal onmogelijk om opnieuw gezamenlijke vormingscursussen en ateliers op te zetten? Om met Pinksteren opnieuw in De Hoge Rielen verzamelen te blazen met enkele duizenden om tientallen werkgroepen mee te maken en dan samen te eten en te dansen? Kunnen we niet in elke centrumstad gezamenlijke Toekomstateliers of Academies opzetten?

Wat ik wil is dat we naast de nodige gezamenlijke strijd tegen het rechtse beleid, de afbraak en het lamlendige omgaan met planetaire uitdagingen ook oog zouden hebben voor de even nodige uitbouw van een vernieuwd solidair kamp en ook daar ook echt op inzetten. Elkaar ontmoeten, ook buiten het slagveld of het strijdperk. Dit is een theoretisch onderbouwde oproep tegen sectarisme. Dat is het makkelijkste daar waar we iedereen nodig hebben, daar waar we samen sterk moeten staan. We moeten samen ook af en toe eens een gezamenlijk feestje tegen rechts te bouwen. En we moeten een kader creëren waarin we samen kunnen blijven nadenken en leren.

Rebel cities 

En laat mij intussen maar verder koppig blijven geloven dat het breekijzer uiteindelijk zal komen van een coalitie van “rebel cities” in een wereldwijd of ten minste continentaal netwerk. Welke partijwerking heeft zich al de vraag gesteld wat te doen in Eurocities of C40 of wat de houding is tegenover het Global Parliament of Mayors? Al te veel blijven ze zitten voor de lichtbak van de nationale politiek. En toch is op die metropolitane schaal dat de wereldproblemen kunnen worden aangepakt op een niet afstandelijke manier, op basis van een uitgediepte democratie, met een complex alternatief waarin ervaring, mobilisatie en beleid, waarin duurzaamheid, gelijkheid en diversiteit, klein en groot op een vernieuwde wijze kunnen worden samengebracht. We zien vandaag wereldwijd de spanning tussen de stedelijkheid en de centrale Staat toenemen. Laat Gent tenminste één van die rebelse steden zijn. En laten we in 2018 de gemeentepolitiek overstijgen en gaan voor een meer omvattend transitieproject, op een eco-systemische schaal en genetwerkt met andere steden die op dezelfde lijn zitten. Ook lokale verkiezingen gaan over de grote vragen.

Check hier het volledige debat op video: 

(deel 1)

(deel 2)

take down
the paywall
steun ons nu!