We moeten het nog eens over verkiezingen hebben

We moeten het nog eens over verkiezingen hebben

"Op straat komen tegen verkiezingen is misschien wel het meest democratische dat je op dit moment kan doen."

dinsdag 2 mei 2017 10:49
Spread the love

Vandaag zijn we geneigd om verkiezingen te beschouwen als de hoogmis van de democratie. Maar eigenlijk is dat lang niet evident. Wie een slordige driehonderd jaar de geschiedenis induikt, zal gauw merken dat verkiezingen werden beschouwd als de antipode van democratie. De Franse denker Montesquieu schreef bijvoorbeeld dat verkiezingen het kenmerk waren van een aristocratisch regime. Een democratie, zo beweerde hij, betekent de heerschappij van het volk. En om het volk te laten heersen zijn niet verkiezingen het geijkte instrument, maar wel loting. Die redenering klinkt misschien gek, maar dat is ze verre van. Montesquieu baseerde zich op één van de weinige voorbeelden van een democratie die hij kende, namelijk de klassieke Atheense democratie. Wie in die democratie politieke functies bekleedde werd inderdaad niet verkozen, maar willekeurig geloot.

Waarom die associatie tussen verkiezingen en aristocratie, en tussen loting en democratie? Wat Montesquieu en de Atheners, veel meer dan ons, beseften is dat verkiezingen elites bevoordelen en in stand houden. Die bewering snijdt meer dan hout. Om verkozen te geraken is het inderdaad zo dat je al over een zekere faam en aanzien moet beschikken, en je moet bovendien de vaardigheden van een redenaar hebben. Die vaardigheden bouw je dan weer op via onderwijs en training, iets dat toen en ook nu vooral een voorrecht is van elites. Ook als we vandaag naar de politiek kijken kunnen we niet anders dan vaststellen dat het dikwijls figuren uit de elite zijn die verkozen en herkozen raken. Ze hebben kapitaal, know how, netwerken; wat hen drastische voorsprong geeft in de electorale strijd.

Gewelddadig einde

Maar waarom kozen de opkomende liberale democratieën in de achttiende eeuw en negentiende eeuw dan toch voor verkiezingen? Wel, omdat de grondleggers ervan vooral niet teveel democratie wilden. Democratie werd geassocieerd met het gepeupel en het gepeupel op zijn beurt met wanorde en conflict. Madison, één van de stichters van de Amerikaanse republiek schreef bijvoorbeeld: “Democratieën zijn altijd schouwspelen geweest van turbulentie en contestatie; ze zijn nooit verenigbaar geweest met persoonlijke veiligheid en eigendomsrechten, ze kenden doorgaans een korte levensduur en gewelddadig einde.”




Echte democratie moest dus vermeden worden. Vandaar dat gekozen werd voor een systeem dat ervoor zorgde dat leden uit de elites konden besturen. Een elitaire heerschappij werd gelijkgesteld met een heerschappij van de meest verlichten in de samenleving, die het meest capabel zouden zijn om beslissingen te nemen in het algemeen belang. Het uitgelezen middel daartoe was een verkiezingssysteem, een verkiezingssysteem dat waarborgde dat enkel de meest welstellenden in de samenleving konden kiezen of zich verkiesbaar stellen. Verkiezingen hebben dus weinig tot niks te maken met democratie.

Wieg en graf

Maar toch zou het een te snelle en voorbarige conclusie zijn om verkiezingen als volstrekt ondemocratisch te beschouwen. Wat zich doorheen de negentiende en twintigste eeuw voltrok was een proces waarin het aristocratisch instituut van de verkiezingen gedemocratiseerd werd. Na decennialange strijd werd het stemrecht algemeen, wat wil zeggen dat iedere meerderjarige burger het recht kreeg om te kiezen en zich verkiesbaar te stellen. Nota bene: in België was het algemeen stemrecht voor mannen én vrouwen pas een feit in … 1948.

Naarmate verkiezingen democratischer werden, werd ook de politiek zelf democratischer. Een veralgemening van het stemrecht leidde ertoe dat de samenleving gepolitiseerder raakte, en dat verschillende stromingen en bewegingen ook instrumenten uitbouwden om zich via verkiezingen een weg te banen naar de macht. Die instrumenten heten partijen.



Vrouwen protesteren om stemrecht te verkrijgen

Doorheen het gros van de twintigste eeuw was de partij een manier om mensen te binden aan een bepaalde politieke stroming en zo macht op te bouwen. Partijen waren per definitie volkspartijen met grote ledenaantallen en vertakkingen tot diep in de samenleving. Het systeem leidde tot wat men in onze contreien noemt ‘de verzuiling’. Van wieg tot graf was je katholiek of liberaal of socialist. Zowat iedere partij had zijn eigen turnclubs, vergaderlokalen, jeugdbewegingen, media en vakbonden.

Het was een systeem dat op zijn beurt elites voorbracht, met name een hiërarchisch partij-apparaat. Maar tegelijk hield die verzuiling ook een zekere democratisering in. Langsheen zuil en partij konden mensen van vaak eenvoudige komaf soms opklimmen in de hiërarchie van vakbonden en partijen, en het soms schoppen tot in het parlement. Tot op zekere hoogte hadden partijen dus een belangrijk emancipatorisch effect.

Mediasterren

Het tijdperk van de verzuiling ligt achter ons. Onze democratie is niet langer die van de grote volkspartijen. Naar het einde van de twintigste eeuw toe vervelden partijen van politieke mobilisatiemachines naar electorale marketingmachines. Concreet betekende dit dat de massabasis van partijen verdween. Dat vertaalde zich in drastisch dalende ledenaantallen en een veel volatieler kiesgedrag.

Om kiezers voor hun politiek project te winnen, gingen partijen beroep doen op marketing. Een verkiezing winnen vereist voortaan dezelfde vaardigheden als een nieuw waspoeder op de markt brengen. Het gaat om de creatie van beelden, slogans en het najagen van affecten bij potentiële kiezers. De politicus wordt een veredelde marktkramer.

Een ander effect van de teloorgang van de volkspartij, is dat politici voortaan via de media hun potentieel electoraat moeten aanspreken. Media-aanwezigheid is de voorwaarde om politieke macht uit te bouwen. De mediawetten die vandaag heersen zijn relatief eenvoudig: commerciële media zijn gericht op winstmaximalisatie. Meer kijkers, meer lezers en meer data om zo meer inkomsten via adverteerders te verkrijgen en concurrentie in de kiem te smoren. Het effect op de content van media is navenant. In een eeuwige concurrentiestrijd om meer consumenten wordt voorrang gegeven aan het spectaculaire, het uitzonderlijke en het conflict. Berichtgeving speelt graag in op de meest primaire emoties: angst, woede, verontwaardiging, nieuwsgierigheid. We kennen allemaal de duidelijkste manifestaties van deze evolutie in de journalistiek: de tabloids, paparazzi en sensatiejournalistiek.

De afhankelijkheid van commerciële media om politieke macht op te bouwen, heeft de politiek zelf totaal verandert, en niet ten goede. Eigenlijk hebben commerciële media hun wetten opgelegd aan de politiek. De stroming die we tegenwoordig, bij gebrek aan betere benaming, “populisme” noemen is de politieke stroming die dit mechanisme van de commerciële media doorziet, radicaliseert en ombuigt in zijn eigen voordeel. Het ensceneert de conflicten waar commerciële media en hun consumenten op verlekkerd zijn en buit die conflicten uit. Er worden straffe, controversiële standpunten ingenomen, die niet noodzakelijk gemeend of zelfs realiseerbaar zijn, maar wel een maximum aan media-effect sorteren in de vorm van applaus, woede, verontwaardiging of angst. Dat zorgt voor ongeziene media-exposure en een beheersing van het debat voor minstens enkele dagen. Het is een win-win voor commerciële media en de politici die haar bespelen. Het type politici dat in zo’n context op de voorgrond treedt zijn de Theo Franckens en Donald Trumps van deze wereld.

Het is op die manier dat electorale politiek steeds meer een theater wordt. Of, om preciezer te zijn, politiek is altijd al een vorm van theater geweest maar vandaag wordt het steeds meer ontmaskerd als theater omdat de acteurs aan over-acting doen, en het décor niets meer evoceert. Politiek klinkt hol, leeg, kunstmatig, geënsceneerd, afgelikt, bedacht. En dit verklaart waarom een deel van het electoraat zich aangetrokken weet tot acteurs die nog steeds een schijn van authenticiteit kunnen ophouden en waarom een ander deel gegouteerd de rug toekeert naar de politiek.

Circus

Het vervellen van de democratie naar een mediacratie brengt ook een nieuwe aristocratie met zich mee. Het is de aristocratie van media-politici, celebrities en invloedrijke twitterati. Maar evengoed van spin-doctors, marketeers, opiniemakers en woordvoerders. Het zijn mensen die in de topregionen spelen van het mediapolitieke gebeuren, die omwille van de boodschap die ze brengen kranten of zenders extra klanten oplevert. De media zijn dus geen publiek of democratisch forum, het is eerder een circus waarin de clowns die een volle tent weten te lokken steeds opnieuw opgevoerd worden. Niet omwille van wat ze zeggen, maar wel omdat ze de tribunes doen vollopen. Ze worden bovendien opgevoerd, maar zelden tot nooit kritisch bevraagd of geanalyseerd.



Protest tegen de Franse verkiezingen (foto: Keltoum Belforf, DeWereldMorgen.be)

Maar dat is niet alles. Steeds meer instellingen hebben zich ook buiten het spel van de democratie geplaatst. Denk maar aan het IMF, de Wereldbank, de ECB of de Europese Commissie. Ook de zogenaamde financiële markten zijn spelers die een rechtstreekse invloed hebben op het politieke proces. Een heel leger aan beleggers, technocraten, experts en vermogenden heeft zich ontrokken aan democratische controle maar bepaald wel meer dan ooit de politieke agenda.

Het gevolg daarvan is dat verkiezingen nooit veel kunnen veranderen. Wanneer een mediacraat de verkiezingen wint, blijft alles ongeveer bij hetzelfde. Hoogstens wordt er verder opgeschoven in een rechtse, autoritaire richting. Maar een eventuele linkse overwinning wordt van meet af aan geboycot door ondemocratische krachten die de natiestaat overstijgen. Denk maar aan Griekenland. Die reële machteloosheid van de kiezer vertaalt zich in gevoelens van onverschiligheid, woede en afkeer. Het confronteert ons ook met de onvermijdbare vraag: wat zijn verkiezingen nog waard?

Politiek politiseren

Eén misverstand moet alvast vermeden worden. Zich vragen stellen bij het nut van verkiezingen staat niet gelijk aan zich terugtrekken uit de politieke arena. Het winnen of verliezen van verkiezingen door een bepaalde politieke kracht maakt evident wel een verschil, maar binnen de huidige constellatie geen verschil dat de samenleving diepgaand en op progressieve wijze kan veranderen. Zich engageren in een verkiezingsstrijd is vandaag, vanuit progressief perspectief, vooral een defensieve strategie: een manier om iets ergers te vermijden.

Om uit deze impasse te geraken moeten we in de eerste plaats verkiezingen politiseren. Dat wil zeggen: de evidentie waarmee we vandaag verkiezingen begrijpen als het brandpunt van de democratie, gaan bevragen en alternatieven voorstellen. Schrijvers als David Van Reybrouck bijvoorbeeld pleiten voor een systeem van loting dat gedeeltelijk het klassieke kiessysteem kan vervangen. Het is alvast een pleidooi dat nauwer aansluit bij de klassieke democratische traditie dan het tegen beter weten in blijven verdedigen van het electoralisme.

Ook wat Franse jongeren deze dagen doen in de straten van Parijs en andere steden, is een vorm van politiseren. Met de slogan ni Le Pen ni Macron bevragen ze de relevantie van een kiessysteem dat hun dwingt om de keuze te maken tussen twee opties die ze sowieso niet verkiezen en te stemmen op kandidaten door wie ze zich nooit gerepresenteerd zullen weten. Op straat komen tegen verkiezingen is misschien wel het meest democratische dat je op dit moment kan doen.

take down
the paywall
steun ons nu!