Minister-president Shri Narendra Modi van India met president Xi-Jinping van China.
Analyse, Nieuws, Wereld, Economie - Jan Jonckheere

Drijft Trump India in de armen van China?

Tot nu toe was de politiek van de regering Modi tegenover China nogal ambivalent. Volgens de hoogste Chinese bron is een regeling van het grensgeschil tussen beide nu binnen handbereik en enkel een kwestie van politieke moed. Nu Modi ook in het Hoger Huis over een meerderheid beschikt, is het niet onlogisch dat hartelijker betrekkingen mogelijk worden. Modi beseft goed dat het niet Trump is die miljoenen banen in het maakwerk naar India zal brengen, maar eerder China.

donderdag 23 maart 2017 16:21
Spread the love

De parallelle opgang van China en India was een van de strategische ontwikkelingen tijdens de twintigste eeuw. De relatie tussen de twee Aziatische groten zal ook een beslissende rol spelen bij het vormgeven van de nieuwe wereldorde die in de maak is. Verwacht wordt dat beide landen tegen 2050 de helft van de wereldproductie zullen uitmaken.

Het kan snel verkeren. Tien jaar geleden dreven alle buren van China behalve één, meer handel met de VS dan met China. Nu is China de grootste handelspartner geworden van alle buren, zelfs van Japan en de Filippijnen.

Bij het ontstaan van de Volksrepubliek lag het Indische bnp de helft hoger dan de Chinese, terwijl het inkomen per hoofd er meer dan dubbel zo hoog was. De Indische economie groeide van 1950 tot 1970 jaarlijks met amper vier procent, zodat beide landen tegen 1978 hetzelfde inkomen hadden per hoofd.

Tijdens de jaren tachtig kenden beiden een groeiversnelling. Tegen 1999 bedroeg het Chinese inkomen per hoofd al het dubbele van het Indische. Gedurende de laatste jaren versnelt de Indische groei en beent het de groeiachterstand ten aanzien van China bij.

Dat neemt niet weg dat er grote verschillen bestaan in beider economische ontwikkeling. De Chinese buitenlandse handel is zes maal groter dan de Indische. De buitenlandse investeringen zijn tien maal zo groot. Met het huidige tempo zou het aan een jaarlijkse groei van zeven procent honderd jaar duren voor India de Chinese economie inhaalt.

Een belangrijke Indische driver van snelle economische ontwikkeling is de IT-sector. De gemiddelde groeivoet van de diensten in India bedraagt negen procent, zodat die al de helft van het bnp uitmaken. De software haalde als model een groeivoet van vijftig procent jaarlijks. De uitvoer van Indische software staat wereldwijd op de tweede plaats.

Al vroeg in de jaren tachtig drong Rajiv Ghandi aan op de elektronische revolutie tegen de 21-ste eeuw. De regering Vajpayee ging daarop verder door van India een IT supermacht te willen maken, waarbij zowel IT als biotechnologie de twee kennis-nijverheden bij uitstek moesten worden.

Vergelijking

Door hun fundamentele verschillen is het moeilijk de twee economieën te vergelijken. Beide hebben hun zwaktes en sterktes. India heeft een jongere bevolking, maar de arbeidskrachten zijn onvoldoende gevormd. Amper twaalf procent van de bevolking heeft hoger onderwijs genoten. De regering wil dat dit aantal op korte termijn tot 21 procent groeit.

Het financieel systeem is relatief gezond. De economie hangt meer af van menselijk kapitaal dan van voordelen qua hulpbronnen. Het bedrijfssysteem is meer efficiënt door een hogere return van de investeringen. Wat innovatie betreft, legde India al lang de nadruk op investeringen in O&O, patentbescherming en wetenschappelijke onderzoeksinstellingen.

Vergeleken met China stelt India echter weinig personen te werk bij een hogere groei. Gedurende 1993-94 en 1999-2000 bijvoorbeeld bedroeg de groei in India 6,5 procent. Maar het aantal bijkomende banen steeg amper met 1 procent.

Wanneer je het hoog ontwikkelde IT-centrum rond Bangalore aanschouwt, is het moeilijk ook het minder ontwikkelde deel van India niet te zien. Drievierde van de bevolking is arm, waarvan 250 miljoen mensen zeer arm zijn. 80 procent leeft nog op het platteland waarvan een derde analfabeet is. Maar zelfs in de Indische Silicon Valley rond Bangalore lijdt de software-sector niet enkel door de slechte toestand van de weginfrastructuur, maar ook door het regelmatig uitvallen van de elektriciteit.

Volgens ‘Credit Suisse group’ is de ongelijkheid gedurende het laatste decennium nog toegenomen in India. Het rijkste één procent van de Indiërs bezit nu 58 procent van ’s lands rijkdom, terwijl de arme helft van de bevolking maar twee procent van de rijkdom bezit. In China bezit volgens een studie van de Peking University (die de Financial Times) citeert, 1 procent van de gezinnen een derde van ‘s lands rijkdommen en heeft het armste kwart van de gezinnen maar 1 procent van de totale rijkdom. Ook de ongelijkheid in China zit met een GINI-coëfficiënt boven 0,45 hoger dan het alarmpeil.

Hoewel de Chinese bevolking ongeveer even groot is als de Indische, ligt de Chinese elektriciteitsproductie drie maal hoger en het telefoonbezit (mobiel en vast) is 6 maal zo hoog. Hoewel Indiërs goed in wiskunde en Engels zijn, heeft maar 5 procent van de bevolking hoger onderwijs genoten en kan Engels praten.

Wat de kwaliteit van het overheidsapparaat betreft, heeft een studie van de Wereldbank vastgesteld dat je om een firma te starten in India meer vergunningen nodig hebt dan in China. Daarna moeten er in India 43 procedures van de nationale regering gevolgd worden en 57 van de lokale overheden. Dat zijn er in China veel minder. De douaneformaliteiten duren ook langer in India dan in China.

India scoort dan weer beter qua preventie van corruptie, maar daartegenover staat dat veel landloze boeren er vluchten naar de steden. Kortom China is beter in de hardware van de samenleving (zoals infrastructuur) terwijl India beter is in regelgeving en financiën.

Betrekkingen

Sinds premier Rajiv Ghandi’s historisch bezoek aan China zijn de bilaterale betrekkingen sterk veranderd. Hoewel er diverse politieke terreinen van spanning bestaan, biedt een betere economische samenwerking een mogelijkheid van positief perspectief. De laatste jaren is de bilaterale handel gaan stagneren en duiken diverse tegenstellingen op, zoals het onevenwicht op de handelsbalans en de markttoegang. Zelfs hierin spelen overwegingen van veiligheid een belangrijke rol. We analyseren niet enkel het bilateraal, maar ook het subregionaal niveau met vooral de Bangladesh, China, India, Myanmar economische corridor.

In december 1988 was het bezoek van de toenmalige Indische premier Rajiv Ghandi het eerste sinds 34 jaar van een Indische premier aan China. Dat jaar werd ook de ‘India-China joint Economic Group’ opgericht. De bilaterale handel tijdens de jaren negentig groeide met 30 procent jaarlijks.

De vooruitgang werd in de hand gewerkt door een verbeterde sfeer op het diplomatieke vlak. Daarbij werd in 1989 een gemeenschappelijke werkgroep opgericht die zou onderhandelen over de grensgeschillen. Midden jaren negentig werden twee akkoorden gesloten over militair vertrouwen wekkende maatregelen. Jiang Zemin bracht in 1996 als eerste Chinese staatshoofd een bezoek aan India.

Toen Hu Jintao een decennium later het land bezocht ondertekenden beide landen het ‘Bilateral Investment Promotion and Protection Agreement’. Ze schoven als doel naar voren om tegen 2010 een handel van 40 miljard dollar te bereiken.

De financiële crisis had maar een beperkte weerslag want de handel die in 2010 55 miljard dollar bedroeg, klom tegen 2014 op tot 71 miljard dollar. Toch ligt dat nog 15 miljard dollar lager dan de bilaterale handel met Brazilië die de tiende grootste Chinese handelspartner was dat jaar.

De Sino-Indische handel bestaat hoofdzakelijk uit Chinese uitvoer van afgewerkte producten zoals elektrische machines, ijzer en staal, chemie, uitrusting voor elektriciteit en kernreactoren. India levert vooral hulpbronnen zoals grondstoffen (ijzererts, koper, katoen).

Gedurende het laatste decennium maakte uitvoer van uitrusting voor steenkool 60 procent uit van de Indische bestellingen. Chinese staatsbanken financieren de uitbouw van meer steenkoolcentrales.

Het aandeel van technologie in de bilaterale handel nam af. Dit wordt wel gecompenseerd door de privésector. ZTE, Haier en Huawei zetten filialen op in India en Infosys en ‘Satyam Computers’ in China. Premier Zhu Ronji zei tijdens zijn bezoek aan Infosys dat “India de nummer een was in software en China nummer één in hardware. Samen kunnen we nummer één worden in de wereld” suggereerde hij.

Vooral het bezoek in 2003 van premier Vaypayee aan China geldt als een trendbreuk in de bilaterale relaties. Een reeks handelsovereenkomsten werden getekend. Meer specifiek duidden beide landen Changgu in Sikkim en Renqinggang in A.R. Tibet aan als plaatsen voor het bedrijven van grenshandel. Ze waren het ook eens om Nathu Lu te gebruiken voor ingang en exit.

Tijdens Vaypagees bezoek werd eveneens beslist een gemeenschappelijke studiegroep op te zetten die de mogelijkheden van economische complementariteit zou gaan onderzoeken. Bij het bezoek van Wen Jiabao in 2005 kondigde de toenmalige premier zelfs aan dat ze de mogelijkheid zouden onderzoeken van vrijhandel.

In december dat jaar werden de twee landen het eens om de ‘Indisch-Chinese strategische en economische dialoog’ op te richten. Ondertussen kent deze strategische dialoog vijf subgroepen: infrastructuur, energie, milieubescherming, politieke coördinatie en hightech.

Hoewel beide landen jaarlijks met 7 procent groeien, toch gaat de wederzijdse handel maar traag vooruit. De Indische handel met China bedraagt maar 7,9 procent van de Indische totaliteit. Bij China staat de handel met India maar in voor minder dan 2 procent van het geheel. Bovendien bereikte het Indische handelsdeficit praktisch $ 46 miljard in 2014.

Om dit handelstekort te verminderen spoort New Delhi vooral China aan zijn markten meer toegankelijk te maken voor Indische IT, geneesmiddelen en landbouwproducten. Een toelating om een geneesmiddel goedgekeurd te krijgen, duurt immers in China 3 jaar terwijl dat in de VS in een jaar geklaard wordt.

Ook dringt India aan op meer Chinese investeringen. Toen eerste minister Modi China bezocht in mei 2015 werden voor 22 miljard dollar deals beklonken. Topovereenkomst was de kredietlijn van 2,5 miljard dollar die Bharti Airtel ontving van Chinese banken. Ook toerisme is een sector waarop wordt gerekend. In 2012 bezochten zes maal meer Indische toeristen China, dan omgekeerd.

Investeringen en diensten

Niettegenstaande de jarenlange toename van de handel, blijft het niveau van de investeringen vrij laag. De geaccumuleerde Chinese investeringen in India bedragen maar 0,4 procent van alles wat India binnenvloeit. Van 2010 tot 2014 beliepen de geaccumuleerde Chinese investeringen in India maar 410 miljoen dollar. Dat ligt ver achter de 22 miljard dollar uit het VK, 17 miljard dollar uit Japan of 13 miljard dollar uit Nederland. Ter vergelijking van 2005 tot 2012 investeerde China 25 miljard dollar in de 10 leden van ASEAN.

De grote Indische software bedrijven (Tata Consultancy Services, Infosys Technologies, Satyam Computer Services en Wipro Technologies) hebben in China geïnvesteerd en sommige van hen hebben samenwerkingsprojecten met hun Chinese tegenhangers. Bharti Airtel werkt samen met China Mobile qua 4G. Huawei spendeert 150 miljoen dollar aan een O&O-centrum, de grootste buiten China. De 6.000 Huawei personeelsleden in India betreffen voor 95 procent lokale krachten. Omgekeerd de IT-arm van de ‘Tata Group’ stelt 3.000 personeelsleden te werk in China, waarvan 97 procent lokale krachten zijn.

Meer Chinese investeringen in India worden gezien als een middel om het handelstekort op te vangen. In juni 2014 werd een MoU getekend over samenwerking bij het opzetten van nijverheidszones in India. Tijdens het er op volgende bezoek van Xi Jinping aan India beloofde China gedurende de komende vijf jaar 20 miljard te zullen investeren om de ontwikkeling van twee economische zones in Maharashtra en in Gujarat te bevorderen.

De twee ministers van Handel tekenden een vijfjarenplan over handel en economische ontwikkeling dat duurzaamheid bevordert. Ook het handelsevenwicht wordt aangepakt door betere markttoegang voor Indische geneesmiddelen en voor landbouwproducten.

Tevens werd gediscussieerd over een mogelijke Chinese investering van 50 miljard dollar in de modernisering van de spoorwegen en nog eens 50 miljard dollar in infrastructuur. Het regelmatig uitvallen van de elektriciteit en het gebrek aan goede wegen zijn immers hoofdoorzaken van de trage vooruitgang. Ook bureaucratie en veiligheid spelen een rol. De Indische luchtmacht verbood het gebruik van het Chinese merk Xiaomi. Dat heeft toch niet kunnen verhinderen dat de Chinese smartphone-merken nu al de meerderheid uitmaken in India terwijl de Indische merken het met 20 procent moeten doen.

Diplomatie

Vooraleer we het hebben over de corridor die beide landen willen aanleggen van Kunming naar Kolkata, dienen we dit te begrijpen binnen de gehele buitenlandse politiek van de regering Modi. Terwijl premier Modi veel spreekt over niet-gebondenheid, bewoog hij India tot nu toe in de praktijk tot verschillende graden van partnerschap met de VS en met een aantal staten uit de regio tegen Pakistan en China. Hij bracht het land niet enkel dichter tot de VS, maar ook tot Vietnam, Japan en Australië.

Na de terroristische aanval in Mumbai stopte de vorige premier M. Singh de dialoog met buur Pakistan. Modi gaat nog een stap verder: hij weigert over Kasjmir te praten en wil het enkel over terrorisme spreken. Hij bracht bezoeken aan vier Golfstaten die nauwe banden onderhouden met Pakistan. De slotmededelingen veroordelen telkens “staten die terrorisme sponsoren tegen andere landen”, lees: Pakistan.

Ook zijn bezoeken aan Iran, Qatar en Saoedi Arabië benadrukten dit. Op 24 september vorig jaar beloofde premier Modi om Pakistan diplomatiek te isoleren zodat het “gedwongen wordt om alleen te leven in de wereld”. Dat was wel buiten China gerekend dat Pakistan 46 miljard dollar ter beschikking stelde voor de uitbouw in het kader van de nieuwe zijderoutes van de economische corridor uit Kashgar naar de Gwadar-haven in Pakistan.

Wat Modi’s politiek tegenover China betreft, zien we gelijkaardige bezoeken van Modi om een coalitie op de been te brengen die China zou moeten intomen. Bij de daartoe bezochte landen behoren Australië, Japan, de VS, Vietnam en de eilanden Mauritius, de Seychellen en Sri Lanka.

In zijn bezoek aan Japan liet hij aan duidelijkheid niets te wensen over toen hij in een meeting met Japanse zakenlui zei: “De wereld is verdeeld in twee kampen. Eén kamp gelooft in expansionisme (versta China); het andere kamp gelooft in ontwikkeling”.

Modi’s bezoek aan de VS werd spoedig gevolgd door het tegenbezoek van Obama aan India. Daarin werd een formeel partnerschap ondertekend: de ‘US-India Strategic Vision for the Asia-Pacific and Indian Ocean Region’.

Tijdens het bezoek aan Australië werd tot een jaarlijkse dialoog van beide regeringen besloten over samenwerking qua strijd tegen terrorisme, samenwerking in O&O qua defensie, de verkoop van uranium aan India en het houden van regelmatige oefeningen op zee. Meer en meer leek Modi te werken aan een alliantie om China in toom te houden. Het zal dan ook niet verwonderen dat China weinig scheutig is om India een zetel te bezorgen in de UNO-veiligheidsraad zoals India wel wil.

Ook president Trump ziet het zitten om India te gebruiken als tegengewicht tegen China. En Trumps retoriek tegen de moslims komt India goed uit. Struikelsteen is dat vele Indische IT-bedrijven goedkoper werk doen dat ook in de VS gedaan kan worden en dat vele Indische ingenieurs in de VS over een tijdelijk werkvisum beschikken.

Subregionaal

China kreeg sinds 2005 een status van waarnemer bij de ‘South Asian Association Regionaal Cooperation’. India kreeg de waarnemer status in de ‘Shanghai Cooperation Organisation’.

Zoals bekend wil China de gehele regio met Europa verbinden door de zijderoute over land en over zee. India aarzelt nog om mee te doen. Tussen de landen Bangladesh, China, India en Myanmar (BCIM) rees het idee van een corridor binnen het ‘Kunming Initiative’ uit 1999.

Na een succesvolle rally tussen Kolkata en Kunming besloten de landen in 2013 een gemeenschappelijke studiegroep op te zetten die sindsdien een drietal keer bijeen kwam. Het idee achter de BCIM-corridor is ten volle de comparatieve voordelen van de vier landen te laten spelen met de focus op de verbindingen van zowel transport, handel als tussen de volkeren. Dat kan door de ontwikkeling van infrastructuur, uitbating van hulpbronnen, markttoegang en vermindering van de niet tarifaire barrières.

De initiële kost van de 2800 km verbindingen zou 22 dollar miljard bedragen. De provincie Yunnan fungeerde als een gangmaker door een team te vormen met het Indische West Bengalen. Guizhou vormde een partnerschap met Andhra Pradesh.

Tot recentelijk leek India het idee van de corridor weinig genegen om veiligheidsredenen. India vreest dat China de corridor zou domineren en dat er maar weinig voordelen voor haar minder ontwikkelde noordoosten zouden zijn.

In het kader van haar ‘Oostpolitiek’ verkoos India samen te werken met BIMSTEC wat staat voor ‘Bay of Bengal Initiative for Multi Sectoral and Technical Cooperation’ eveneens een regionaal samenwerkingsverband. Omdat dit initiatief weinig opschiet, laat India toch wat reserves vallen ten aanzien van de BCIM-corridor. Naar verluidt is de 2800 km autoweg bijna klaar op 200 km in de Indische grensstreek na.

Toch vreest India dat de economische corridor de Indische noordoostelijke staten onder een toenemende invloed van China brengt, terwijl de banden met India zouden verzwakken. Het Indisch handelstekort zal enkel groter worden door de toevloed van Chinese producten, zo denkt India. De betrokken staten zijn rijk aan natuurlijke hulpbronnen en tijdens zijn bezoek aan Japan in 2014 vroeg Modi de Japanse premier om er te komen investeren in infrastructuur.

De recentste aanpak van de economische corridor opteert echter minder voor de aanleg van grootschalige infrastructuur. Nu worden eerst kleinschalige stappen gezet in de vorm van dialoog tussen de volkeren met nadruk op onderwijs, gezondheid, opleiding, toerisme en lokale nijverheden.

Dat China en India op een andere manier aankijken tegen de corridor bleek duidelijk tijdens het bezoek van premier Modi aan de stad Xian, het vertrekpunt van de zijderoute. Modi presteerde het geen enkele keer de door Xi Jinping geplande zijderoutes te vermelden. Tijdens zijn bezoek werden tussen verschillende zustersteden samenwerkingsakkoorden afgesloten en deze zullen fungeren als vehikel om de corridor verder uit te bouwen. Ook denktanks, kamers van koophandel en provincies sluiten zich aan bij deze nieuwe werkwijze met nadruk op de dialoog onder de volkeren.

Toekomst

In 2014 beliep de Chinese bilaterale handel met India nog altijd maar 1,4 procent van zijn totale buitenlandse handel. Politieke twistpunten als de grenslijn en de kwestie Tibet spelen mee, maar zelfs puur economisch zijn beide machten zowel complementair als ze concurrenten zijn. Beide landen beconcurreren elkaar zowel qua energie als kapitaal.

De Chinese ambitie om ook uit te groeien qua software maakt dat China weinig geneigd is om markttoegang te verschaffen voor de Indische softwareproducten. Wat de eeuwige kwestie van de handelsbalans betreft, vreest India dat dit enkel erger wordt ‘als de markt overspoeld wordt door goedkope Chinese producten’.

De Chinese zonnepanelen zijn maar half zo duur in vergelijking met de Indische. Ze maken al tweederde uit van de Indische markt. India heft al 20 procent op de Chinese uitrusting voor elektriciteitscentrales. Ook de heffingen op staal stijgen. India lanceerde 147 anti-dumping gevallen tegen China, terwijl China er maar 4 tegen India had. Nu is zelfs een op vier Indische anti-dumping gevallen gericht tegen China.

De ‘Federation of Indian Export Organisations’ heeft vrijhandel tussen beide groten voorgesteld, maar kreeg vlug tegenwind van de ‘Federation of Indian Chambers of Commerce and Industry’. Die is tegen omdat het Chinese maakwerk veel concurrentiëler is dan het Indische.

Erger nog, de Chinese invoer wordt gezien als een ‘langzame doder’. De ‘National Security Council’ heeft berekend dat voor het fiscaal jaar 2014-15 75 procent van het Indische maakwerk afhing van invoer uit China. Ook voor de generische geneesmiddelen die India vervaardigt, komt 80 procent van de grondstoffen uit China.

Toch lijkt de Indische bezorgdheid over het handelstekort eerder op paranoia. Terwijl het tekort met China in het fiscaal jaar 2013-14 55 procent bedroeg, bedroeg dit tekort met Irak 90 procent, met Zwitserland 83 procent en met Australië 62 procent.

Ook spelen politieke motieven mee. Als concurrentie met de Chinese aanleg van de Gwadarhaven in Pakistan wilde India in Iran de haven Chabahar uitbouwen. Omdat president Trump deze samenwerking met Iran des duivels vindt, deinsde India recentelijk hiervoor terug.

De Chinese topverantwoordelijke voor de grensgesprekken Dai Bingguo vindt echter dat een uiteindelijke regeling van het grensconflict met India binnen handbereik ligt. De kans dat de Indiërs ermee zouden instemmen, lijkt groter nu premier Modi ook enkele deelstaatverkiezingen gewonnen heeft. Zijn partij bezit nu eveneens in het Hoger Huis een meerderheid.

Bovendien is het de Amerikaanse president Trump niet die India van de nodige talrijke banen zal voorzien, zo is het gevoel, want hij wil banen uit Azië terug naar de VS halen. Dan maar terug op China gokken? China schiep tussen 2004 en 2011 een veelvoud van nieuwe banen in het maakwerk in vergelijking met India. Het lijkt niet onlogisch dat onder Trump de relaties China en India terug beter zouden kunnen worden.

Jan Jonckheere, redacteur bij Chinasquare.be

Bronnen:

Yuan, Jingdong (2016), Sino–Indian Economic Ties since 1988: Progress, Problems, and Prospects for Future Development, Journal of Current Chinese Affairs, 45, 3, 31–71., China aktuell

Wen Zhou, COMPARING THE ECONOMIC GROWTH OF CHINA AND INDIA CURRENT SITUATION , PROBLEMS, AND PROSPECTS, World Review of Political Economy Vol. 5 No. 4 Winter 2014

KANTI BAJPAI, Narendra Modi’s Pakistan and China policy: assertive bilateral diplomacy, active coalition diplomacy, International Affairs 93: 1 (2017) 69–91; Oxford University Press on behalf of The Royal Institute of International Affairs.

Shivshankar Menon, China, the World and India*, CHINA REPORT 52 : 2 (2016): 129–137, Sage Publications, 

XIAOYU PU, Ambivalent accommodation: status signalling of a rising India and China’s response, International Affairs 93: 1 (2017) 147–163; by Oxford University Press on behalf of The Royal Institute of International Affairs

Patricia Uberoi, , Problems and Prospects of the BCIM Economic Corridor* Chairperson, Institute of Chinese Studies, Delhi, CHINA REPORT 52 : 1 (2016): 19–44, Sage Publications

ASHOK SAJJANHAR, Understanding the BCIM Economic Corridor and India’s Response, Observer Research Foundation , Issue brief, Juni 2016, issue 147

http://www.scmp.com/week-asia/geopolitics/article/2079937/what-stronger-modi-means-china

Gabriel Wildau in Shanghai & Tom Mitchell in Beijing, China income inequality among world’s worst, in Financial Times 14/01/2017

take down
the paywall
steun ons nu!