Analyse -

Na de val van PvdA in Nederland: is de sociaal-democratie dood?

Het is een constante: bij elke nieuwe verkiezing in Europa worden sociaal-democratische partijen ongeveer gedecimeerd. Bij de jongste verkiezingen in Nederland waren we daar nogmaals getuige van. De PvdA haalde er het slechtste resultaat sinds haar oprichting. Dat is een verlies dat met recht en reden het etiket historisch verdient. Niet alleen vanwege het spectaculaire karakter van het verlies, maar ook omwille van de oorzaken die eraan ten grondslag liggen.

donderdag 16 maart 2017 20:16
Spread the love

We spoelen even terug naar 2011. De Griekse krant Kathimerini en de TV zender Skai TV peilen samen naar het toekomstig kiesgedrag van de Grieken. Wat blijkt? Slechts vijf procent van de kiezers gaf aan dat de regerende sociaal-democraten van PASOK geschikt te vinden om het land te leiden. De komende jaren zouden de totale neergang inluiden van PASOK. Helemaal verwonderlijk was dat natuurlijk niet. PASOK had mee de schouders gezet onder een hardvochtig besparingsbeleid dat de Griekse bevolking ongemeen hard trof.

Maar het lot van PASOK is geen louter Griekse aangelegenheid. In de jaren na de crisis zijn we getuige geweest van algemene ‘pasokisering’ van de sociaal-democratie. Het patroon is eigenlijk steeds gelijkaardig. Sociaal-democratische, regerende partijen scharen zich mee achter een bezuinigingsbeleid, proberen dat aan de kiezer te verkopen als ‘verantwoordelijkheid nemen’ en worden daar genadeloos voor afgestraft.

Nederland was daar het meest recente voorbeeld van, en de volgende episode van dat scenario zal zich in Frankrijk voltrekken. Hollande is zowat de meest onpopulaire president van het na-oorlogse Frankrijk en de PS wordt gehaat door links én rechts. Vorig jaar werd er maandenlang geprotesteerd en gestaakt tegen de befaamde loi travail, tot de regering-Valls per nooddecreet de wet alsnog door het parlement duwde. Het was een vorm van electorale zelfmoord. Enkele maanden later kondigde Hollande aan dat hij zich niet kandidaat zou stellen voor een tweede ambtstermijn. Zijn poulain Macron stapt uit de PS-regering en probeert het liever met een eigen partij, En marche. Nooit waren de wolken die zich boven de PS opstapelen, donkerder. Een ‘pasokisering’ zoals in Nederland lijkt onafwendbaar.




En België? De PS raakt steeds meer verstrikt in het PubliFin-schandaal en dreigt daar een zware electorale prijs voor te betalen. Aan Vlaamse kant blijft sp.a min of meer stand houden, al moet daar meteen bij vermeld worden dat sp.a in de peilingen steeds meer zakt en sowieso historisch laag staat. De Vlaamse socialisten slagen er evenmin in om zich sterk te profileren of debatten aan te voeren.

Communisten

Wat is hier precies aan de hand? Betalen de Europese sociaal-democraten de prijs voor hun steun aan het Europese besparingsbeleid? Ongetwijfeld. Zijn ze kop van Jut omdat ze de voorbije decennia vrijwel onafgebroken aan de knoppen zaten in de meeste Europese landen en zich zo kapotregeerden? Ook dat speelt zeker mee. Maar als dat de enige factoren waren die speelden, dan zouden enkele oppositiekuren, een leger spindoctors en wat nieuwe ‘sterke figuren’ volstaan om het tij te keren. En net dat is niet het geval.

Om te begrijpen wat er gaande is, moeten we serieuze stap durven terugzetten in de geschiedenis, naar de tijd waarin de sociaal-democratie ontstond. Aanvankelijk waren de sociaal-democraten diegene zich afzetten tegenover de revolutionaire marxisten of communisten. In het begin van de twintigste eeuw, en zeker na de Russische Revolutie in 1917, ontstond een schisma tussen de marxisten die het socialisme wilden introduceren met behulp van een revolutie en zij die het socialisme gaandeweg wilden uitrollen via de instrumenten die de liberale democratie ter beschikking stelde.

Sociaal-democraten hoopten erop dat een uitbreiding van het stemrecht ertoe zou leiden dat socialisten een meerderheid zouden behalen in de parlementen om zo socialistische maatregelen door te duwen. Daarnaast focusten ze zich op onmiddellijke lotsverbetering voor de arbeiders in plaats van op revolutionaire agitatie. De sociaal-democraten slaagden er niet in om ons via parlementaire weg de klassenloze samenleving binnen te loodsen. Wat ze wel deden, was het kapitalistisch systeem humaner en evenwichtiger maken.

Vanaf de jaren dertig en zeker na de Tweede Wereldoorlog vond de sociaal-democratische formule algemeen ingang. Vrijwel alle politieke krachten gingen er in de tweede helft van de twintigste eeuw van uit dat de staat moest zorgen voor kwaliteitsvolle tewerkstelling en sociale wetgevingen die inkomenszekerheid waarborgden voor werkenden en niet werkenden. Er werd werk gemaakt van toegankelijke gezondheidszorg, democratisch onderwijs en sociale dialoog werd gestimuleerd om conflicten en revolutionaire dreiging te ontmijnen.




Dit systeem sloeg aan. Geschraagd door een sterke economische groei in de decennia na de Tweede Wereldoorlog en door een internationale context waarin natiestaten een sterke greep hadden op het economische gebeuren, werd een behoorlijk spectaculaire maatschappelijke democratisering verwezenlijkt. Maar vanaf de jaren zeventig komt de sociaal-democratische consensus onder vuur te liggen. Politici als Thatcher en Reagan doorbreken de hegemonie van de sociale democratie, gaan het conflict aan met de vakbonden en publieke dienstverlening. De zalvende hand van de verzorgingsstaat moest plaatsmaken voor de onzichtbare hand van de vrije markt.

Derde weg

In de context van een oprukkend neoliberalisme wisten sociaal-democratische partijen zich staande te houden door zichzelf een nieuwe rol aan te meten. Er werd geopteerd voor een derde weg, het kapitalisme en de vrije markt stonden niet langer ter discussie, er moesten gewoon sociale accenten aan toegevoegd worden. Sociaal-democraten en liberalen sloegen de handen in elkaar en paars werd de dominante kleur. De verzorgingsstaat werd niet afgeschaft maar wel duchtig uitgekleed, en het sociaal systeem werd op een disciplinerende leest geschoeid: uitkeringen en verzekeringen werden steeds minder als rechten beschouwd maar als gunsten die je moest verdienen.




So far, so good. Maar toen kwam de crisis van 2008. En opeens was een systeemkritiek op het kapitalisme en de vrije markt weer bon ton. Maar met een generatie van sociaal-democraten die gepokt en gemazeld was in de ideologie van de Derde Weg, was van systeemkritiek (laat staan -verandering) geen sprake meer. De Derde Weg werd de doodlopende straat van besparingen en technocratie. En daar win je geen verkiezingen mee.

Terug naar de roots dan? Opnieuw een complexloze sociaal-democratie die teruggrijpt naar de decennia na de Tweede Wereldoorlog? Wel, zo eenvoudig is het niet. We leven in een constellatie die fundamenteel verschilt ten opzichte van de eerste decennia na de Tweede Wereldoorlog. De traditionele arbeidersklasse kalfde af en in de plaats kwam een grotendeels gedeïndustrialiseerd precariaat dat actief is in de tertiaire sector. Door toedoen van de globalisering en financialisering hebben, zeker de kleinere natiestaten, hun greep op het economische gebeuren gelost.

Hoofddoekenverbod

Ook op de nieuwe breuklijnen konden sociaal-democraten zich niet overtuigend profileren. Ecologie werd overgelaten aan de Groenen. Als het op culturele en religieuze diversiteit aankwam werd in plaats van een consequent interculturele en antiracistische houding aan te nemen, geopteerd voor een gezwalp tussen nieuwe flinksheid en electoraal opportunisme.

In Nederland scheurde DENK zich af van de in hun ogen ractische PvdA en wist de nieuwe formatie grote groepen jongeren te overtuigen in de steden, waardoor de afscheuring in verschillende steden groter werd dan de moederpartij. Een scenario dat ook in Vlaanderen niet ondenkbaar is, want de triomfantelijke lijn Elchardus die inzet op flinksheid zet samen met het hoofddoekenverbod van weleer nog steeds kwaad bloed.

Ondertussen komen er ook kapers op de kust langs de linkerflank. Syriza in Griekenland, Podemos in Spanje, Front de gauche in Frankrijk, PVDA+/PTB in België, Corbyn in Groot-Brittannië (een overname van binnenuit). Of deze partijen erin zullen slagen om een nieuwe, hedendaagse versie van de sociaal-democratie heruit te vinden, is zeer de vraag. En sowieso zijn er belangrijke nationale en ideologische verschillen tussen de diverse, nieuwe linkse formaties. Sommigen proberen een nieuwe linkse politiek in praktijk te brengen, anderen teren op linkse nostalgie. Sommigen richten zich op nieuwe maatschappelijke groepen, anderen proberen de oude arbeidersklasse (of wat daar van rest) opnieuw te mobiliseren. Wat in ieder geval wel zeker is, is dat nieuwe linkse formaties rechtstreeks stemmen afsnoepen van de klassieke sociaal-democratische partijen.




Wat is dan de toekomst van de sociaal-democratie? Moeilijk te zeggen. Misschien is de sociaal-democratie een historisch verhaal dat reeds achter ons gelaten werd toen de Derde Weg werd ingeslagen en toont de dood ervan zich pas nu in de kiesresultaten? Of misschien zullen de linkse kapers erin slagen om een nieuwe, 21ste eeuwse versie van de sociaal-democratie uit te tekenen? Geschiedenis is onvoorspelbaar, politiek al evenzeer. Maar om de vaststelling dat de sociaal-democratie in een crisis zonder weerga zit, kunnen we alvast niet heen. Misschien ligt de eerste stap richting herstel wel in het aanvaarden van dat feit, in plaats van koppig de ingeslagen weg richting ondergang verder te bewandelen.

take down
the paywall
steun ons nu!