Links: Rafael Correa. Rechts: Lenín Moreno
Analyse, Nieuws, Politiek - walter Lotens

Staat Ecuador op een keerpunt?

Op 17 februari 2017 behaalde de opvolger van Rafael Correa, Lenín Moreno, net niet genoeg stemmen om in de eerste ronde tot de nieuwe Ecuadoraanse president te worden verkozen. In de tweede ronde, op 2 april, zal hij het moeten opnemen tegen de conservatieve ex-bankier Guillermo Lasso. 't Wordt links tegen rechts. Past dit post-Correa tijdperk in wat het einde van de progressieve cyclus in Zuid-Amerika wordt genoemd? Zal de burgerrevolutie zich onverminderd doorzetten? Walter Lotens maakt een balans op van 10 jaar Correa en kijkt vooruit.

donderdag 23 februari 2017 15:53
Spread the love

‘Wat nu?’

Ecuador beleefde spannende dagen. Op 17 februari moesten iets meer dan twaalf miljoen Ecuadoranen hun stem uitbrengen voor een nieuwe president en parlement. Om in de eerste ronde tot president verkozen te worden moet een kandidaat minimaal veertig procent van de stemmen halen en bovendien tien procent meer dan de tweede kandidaat met de tweede hoogste score. Dat deed Rafael Correa in 2006, 2009 en 2013.

Even zag het er naar uit dat Lenín Moreno (63 jaar), van Alianza País, die in de voetsporen van Rafael Correa wilde treden, daarin ook zou slagen, maar uiteindelijk bleef hij steken op 39,34 procent van de stemmen en behaalde ex-bankier Guillermo Lasso (61 jaar) van het Movimiento Creando Oportunidades CREO (ook: ‘ik geloof’) 28,14 procent van de stemmen. Dat geringe verschil zou de regerende partij wel eens zuur kunnen opbreken. De enige vrouwelijke kandidaat op de derde plaats, Cynthia Viteri – goed voor 16,27 procent van de stemmen – kondigde aan dat ze zich voor een tweede ronde achter Guillermo Lasso zou scharen.

‘Wat nu?’ Dat is de wereldberoemde vraag van die andere Lenin, maar de vraag staat ook voor Ecuador dat op 2 april opnieuw naar de stembus gaat voor de tweede ronde van de parlementsverkiezingen. Wordt het met Lasso een ruk naar rechts of zal Moreno de burgerrevolutie, begonnen onder Rafael Correa, kunnen voortzetten?

Uit de verkiezingsuitslag blijkt alvast dat niet alleen een opnieuw sterker wordende rechterzijde zich aandient, maar ook dat vele inheemsen, oorspronkelijk bondgenoten van Correa, tegen Moreno hebben gestemd omdat zij zich met hand en tand blijven verzetten tegen het economisch extractivisme van de Correa-regeringen. Op het continent, en zeker in Bolivia, kijkt men met spanning toe wat er met het ‘correïsme’ staat te gebeuren.

Correïsme

In 2006 verscheen uit het niets ineens een zekere Rafael Correa (°1963, econoom uit de middenklasse, studies aan de UCL, getrouwd met een Belgische en vertegenwoordiger van een christelijke en humanistische stroming binnen links). Hij werd als vertegenwoordiger van Alianza País met 56 procent tot Ecuadoraans president verkozen. Zijn benoeming markeerde het begin van een nieuw tijdperk voor Ecuador ‘op weg naar het socialisme van de 21ste eeuw’.

Er heerste al jaren grote politieke instabiliteit in dat relatief kleine en gedollariseerde Andeslandje van veertien miljoen inwoners waarvan meer dan vijftig procent onder de armoededrempel leeft. Vanaf toen is er een linkse dynamiek ontstaan, niet alleen in Ecuador, maar ook in andere landen van Zuid-Amerika.

Omstreeks hetzelfde tijdstip kwam in Bolivia de inheemse cocalero Evo Morales aan de macht die in zijn land ook een proceso de cambio naar meer sociale rechtvaardigheid op gang wilde brengen. De parallellen tussen beide progressieve regimes zijn opmerkelijk: een sociale herverdelingspolitiek, een gloednieuwe grondwet, de erkenning van de grote etnische diversiteit, het streven naar ‘het goede leven’ (buen vivir), geïnspireerd op inheemse tradities en – zeer belangrijk – een extractivistisch ontwikkelingsmodel om tot een modernisering van het land te komen, gekoppeld aan sociale rechtvaardigheid.

De voortzetting van dit ambitieuze programma is niet langer in handen van Rafael Correa, want hij heeft de maximum toegelaten presidentiële ambtstermijnen bereikt.

Alianza País stelde tijdens de verkiezingen alle hoop op Lenín Moreno. De presidentskandidaat voor Alianza País is afkomstig uit de Amazone-provincie Orrellana. Hij was vice-president onder Correa van 2009 tot 2013.

Zoals zijn voornaam doet vermoeden is Moreno afkomstig uit een links gezin, maar hij heeft een reputatie van openheid en humor opgebouwd, die hem na zijn vice-presidentschap in 2013 een post als speciaal gezant van de Verenigde Naties voor mensen met een beperking opleverde. Als hij wint in de tweede ronde, wordt hij het eerste staatshoofd met een dwarslaesie. Moreno is namelijk rolstoelgebruiker sinds hij werd neergeschoten tijdens een overval.

Correa’s erfenis

De erfenis van Correa is niet gering. Tijdens zijn meer dan tienjarig bewind werden er heel wat maatregelen genomen, die hem veel vrienden maar ook veel vijanden opleverden. De levensomstandigheden van vele Ecuadoranen is er in die periode merkelijk op verbeterd. Zo is het percentage mensen dat in armoede leeft tussen 2007 en 2015 van 36 procent gedaald tot 23 procent, wat betekent dat meer dan een miljoen Ecuadoranen de armoede ontstegen zijn.

Ook het verschil tussen de 10 procent rijksten en de 10 procent armsten is de afgelopen tien jaar gedaald. Tegelijkertijd is het percentage kinderen dat naar school gaat gestegen tot 96 procent. [i]

De nieuwe grondwet uit 2008 is een uitgebreid en ingewikkeld document – het telt niet minder dan 444 artikelen – waarmee Correa het ‘socialisme van de 21ste eeuw’ in Ecuador hoopte te kunnen realiseren. Voor hem is het socialisme van de 21ste eeuw ‘de zoektocht naar sociale rechtvaardigheid, nationale soevereiniteit, verdediging van de eigen natuurlijke rijkdommen en een regionale integratie die steunt op coördinatie, coöperatie en complementariteit’.

Ook de rechten van de inheemse bevolking komen, zoals ook in de nieuwe Boliviaanse grondwet, zeer nadrukkelijk aan bod in de nieuwe constituante. In de preambule spreekt men naast ‘God’ ook over de inheemse religie en spiritualiteit. Vervat in de grondwet is ook het sumak kausay (buen vivir), wat in het Quichua betekent ‘in harmonie met zichzelf, met de samenleving en met de natuur leven’. Verder wordt er ook veel belang gehecht aan multiculturaliteit en collectieve rechten.

De nieuwe grondwet voorziet ook in een uitbreiding van veel sociale voorzieningen, zoals gratis scholing tot aan universitair niveau, microkredieten voor kleine ondernemingen, gratis basisproducten als zaaigoed voor boeren, een fundamenteel recht op stromend water, en een medische verzekering voor huisvrouwen en mensen werkzaam in andere informele beroepen.

Extractivisme

Vraag is natuurlijk hoe al die sociale projecten worden gefinancierd. Een land als Ecuador blijft in de eerste plaats een producent van basisproducten als petroleum, koffie, bananen, suikerriet, cacao, goud en zilver, waarvan de prijzen in hoge mate onderhevig zijn aan de prijsschommelingen op de wereldmarkt. Een groot gedeelte van de overheidsinkomsten komt van de ontginning van natuurlijke hulpbronnen, met name aardolie.

Dit zal echter niet blijven duren. De exploitatie in Ecuador staat op een maximaal niveau en over zo’n twintig jaar is de voorraad uitgeput. Vandaar dat Correa naar vervanging zocht en die vond in de mijnbouw. De assemblee keurde een mijnbouwwet goed waardoor multinationals toegang krijgen en een aantal voorwaarden moeten vervullen.

De basis van Correa’s economische politiek was het extractivisme, het onttrekken van bodemrijkdommen uit de natuur om met de opbrengst ervan een sociale politiek te kunnen voeren. De stap van artisanale mijnbouw naar een industriële ontginning zou dan voor meer rijkdom zorgen. Eduardo Gudynas die voor het Centro Latino Americano de Ecología Social (CLAES) werkt, noemt het neo-extractivismo een vorm van Keynesiaans neoliberalisme.

Ook in de landbouwsector is deze houding van de Ecuadoraanse overheid merkbaar. Het inzetten op de uitbouw van een monoculturele agro-energie en de bouw van stuwdammen zou het verlies van de inkomsten van de aardolie kunnen vervangen. Het gebruik van transgene teelten kan zorgen voor een hogere productiviteit in de landbouwsector. Hetzelfde fenomeen doet zich voor in Bolivia. Vandaag is 86 procent van de geproduceerde soja in Bolivia gemodificeerd.

De vraag is ook hier weer of Pachamama tevreden zal zijn met al die ggo’s in haar moederschoot. Enkele grote multinationals zullen echter wel applaudisseren voor die ggo-passage in de nieuwe landbouwwet, want zij zijn de monopolistische leveranciers van genetisch gemanipuleerde zaden.

Geconfronteerd met deze kritiek op het extractivisme herhaalde Correa steeds weer opnieuw dat Ecuador niet kon gaan bedelen, terwijl het op een zak goud zit. Door het bekende Yasuni-project heeft de regering-Correa geprobeerd voorrang te verlenen aan natuurbehoud in plaats van aan het extractivisme, maar uiteindelijk kon dit project niet doorgaan. Bedoeling was om de olievoorraden in die regio in de grond te laten zitten op voorwaarde dat er een financiële compensatie zou komen van de internationale gemeenschap, maar die bleek, volgens de regering, te klein.

Dedocratie

Drie keer na elkaar wist Rafael Correa met een ruime meerderheid de verkiezingen te winnen, maar de laatste jaren begon de populariteit van zijn regering behoorlijk af te nemen. De aardbeving van april 2016 in de provincies Manabí en Esmeraldas waarbij 600 doden vielen en 3.500 miljoen dollar schade werd geleden, heeft de toen al kwakkelende economie nog meer uit evenwicht gebracht. Toen de lage olieprijzen begin 2016 hun dieptepunt bereikten, zag de regering van Ecuador zich genoodzaakt de begroting aan te passen aan de dalende inkomsten.

Naast die ongunstige conjunctuur is er ook de figuur van Correa zelf die door zijn soms weinig diplomatisch temperament voor spanningen heeft gezorgd.

Hij wist met zijn felle retoriek ook in de eigen gelederen voor de nodige spanning te zorgen. Menig minister werd publiekelijk aan de schandpaal genageld en soms zelfs tot ‘infantiel’ bestempeld, als die niet tot tevredenheid van Correa opereerde. Alberto Acosta, (ex)-vriend en medegrondlegger van Alianza País, stapte zelfs op als voorzitter van de Grondwet wijzigende Vergadering na een meningsverschil met Correa over de te bewandelen weg.

De mensenrechtenactivist Alexis Ponce noemde het overwicht van Alianza País en de steeds groter wordende macht van president Correa een dedocracia (dedo betekent in het Spaans vinger), dus een met de vinger wijzende, autoritaire democratie. “Is er nog een ‘gezonde’ oppositie in het ‘nieuwe’ Ecuador of blijft alles bij het oude?” vroeg het tijdschrift Esmeraldas zich al in 2008 af. [ii]

Mijnbouw en natuur

De president hield zich bovendien niet in om de linkerzijde van de partij bij verschillende gelegenheden flink door het slijk te halen. “Waar ligt het grootste gevaar voor de burgerrevolutie? In het infantiele linkse discours, de infantiele pro-inheemse beweging, en de infantiele milieubeweging,” zei de president. “Ze worden opnieuw actief en organiseren zich om tegen de mijnbouw te protesteren.”

Zo vond in 2012 een twee weken durende protestmars plaats tegen de aanleg van een grootschalige kopermijn in het zuiden van Ecuador. Volgens de Confederatie van Inheemse Nationaliteiten van Ecuador, CONAIE, zorgt de mijn voor vervuiling van het water en worden mensen van hun land verdreven. De inheemse bevolking is niet geconsulteerd. Het protest haalt weinig uit en in december 2015 werd de mijn, in handen van een Chinees bedrijf, in gebruik genomen.

Om het verzet tegen de mijnbouwconcessies van vooral Canadese en Chinese multinationals te breken, werd de anti-terreurwet ingeroepen. Verschillende inheemse leiders werden gearresteerd en gevangen genomen. Volgens het Decreet 16 mag de overheid organisaties sluiten die volgens hen ‘afwijken van de doelstellingen waarvoor ze zijn opgericht’ en er werd ook een communicatiewet geslagen die de overheid grote macht toekent om de vrije meningsuiting te beperken. 

Een weerbaar middenveld

In de loop van zijn verschillende regeringen is Correa steeds meer in conflict gekomen met het sterk Ecuadoraans middenveld waarin de inheemse beweging, verenigd in de CONAIE, een vooraanstaande rol speelt.

Ook de Belgische priester François Houtart is niet mals voor dat aspect van Correa’s beleid: “Permanent wordt er naar de Sumak Kawsay (Buen Vivir) verwezen. In de grondwet werd dit concept als een transversale as opgenomen. Het wordt behandeld in het Nationaal Ontwikkelingsplan. Ook de president zelf verwijst er geregeld naar. Toch lijkt de toepassing vaak in strijd met de inhoud van het concept, want het wordt voor alles en nog wat gebruikt. Zo werd een nieuwe weg buen vivir genoemd. In feite blijkt het originele concept meer en meer een slogan te worden in dienst van een beleid.”[iii]

Ook in Bolivia doen zich dezelfde tegenstellingen voor. Het omzichtig laveren van Morales’ regering tussen de rechten van Pachamama, van Moeder Aarde, en het zoeken naar moderne middelen om de productiviteit te verhogen via de staat maar ook via privé-investeringen, bezorgen hem zonder twijfel heel veel kopzorgen en dat leidt tot een zekere dubbelzinnigheid in het beleid dat opkomt voor zowel de verdediging van Moeder Aarde als voor een economisch extractivisme.

De Boliviaanse vice-president Alvaro García Linera probeert in zijn theoretische uiteenzettingen extractivisme en Pachamama met elkaar te verzoenen, althans theoretisch, maar dat blijkt niet in goede aarde te vallen, want de reacties van de inheemse groeperingen, milieu-organisaties en andere drukkingsgroepen uit het maatschappelijk middenveld worden steeds feller.

Het schijnbaar onverzoenlijke verzoenbaar maken. Hoe doe je dat? Hoe kun je een ‘burgerrevolutie’ op gang brengen als belangrijke sociale bewegingen – vakbonden, inheemse en milieugroeperingen – niet mee willen in de richting die door de overheid wordt ingeslagen?

Linkse regeringen en sociale bewegingen

De Chileense sociologe en activiste Marta Harnecker merkt op dat linkse regeringen zoals de Ecuadoraanse en de Boliviaanse breken met de traditionele marxistische visie dat de burgerlijke staat via een revolutie of een burgeroorlog moet worden veroverd en dat deze regeringen nu op zoek moeten naar een nieuwe grammatica voor links. Ook Alberto Acosta benadrukt terecht het belang van overleg en consensus om te komen tot het goede samenleven, anders loopt het mis.

Buen vivir gaat immers niet alleen over hoe de mens tegenover de natuur staat, maar ook over de onderlinge verhoudingen in een samenleving en wie het bestuur ervan in handen krijgt. Buen vivir is een totaalconcept dat zowel betrekking heeft op de economische, sociale als politieke ordening van een samenleving.

In de kleine inheemse gemeenschappen in de hoge Andes bestaat een rotatief politiek systeem. Men stelt zich in die gemeenschap geen kandidaat voor een politieke functie, maar het lid dat als het meest geschikt wordt beschouwd om leiding te geven, wordt aangewezen. Men wordt dus tegen wil en dank – en zonder zitpenningen – ‘politicus’. Bracke- of Kennis-fenomenen kunnen zich daar niet voordoen.

De representatieve democratie in het Westen, maar eveneens in linkse regimes zoals Ecuador en Bolivia, is aan democratische slijtage onderhevig. De burger, of hij nu Ecuadoraan of Belg is, moet coproducent kunnen worden van politieke beslissingen. In die zin draagt het pleidooi van Luc Huyse in zijn boek ‘De democratie voorbij’ voor een participatieve democratie een universeel karakter of het nu gaat over een megastuwmeer, een nieuwe weg of … een oplossing voor de Antwerpse mobiliteitsproblematiek.

De inbreng van alle betrokkenen moet mogelijk zijn en blijven op alle relevante momenten binnen een beleidscyclus. Een participatieproces start in het begin van de besluitvorming, loopt door in de onderzoeksfase en eindigt na de realisatie van het project, in de evaluatiefase. Dat gehele participatieproces moet een inclusief karakter hebben: alle relevante maatschappelijke groepen moeten een echte kans krijgen om hun inbreng te hebben. Anders ontbreekt het brede en diverse draagvlak voor beslissingen in het algemeen belang. Een staat die daarmee geen rekening houdt, komt vroeg of laat in botsing met de straat.

De Uruguayaanse linkse intellectueel Raúl Zibechi spreekt over de paradox van linkse regeringen in Zuid-Amerika: “Zij sluiten de rangen om hun macht te behouden, maar zij weten niet goed om te springen met de dynamiek van de sociale bewegingen aan de basis.”[1] De populariteit van Alianza País blijft groot maar de ‘dedocratie’ en extractivisme van Rafael Correa werden afgestraft tijdens de jongste verkiezingen in Ecuador.

Mocht Lenín Moreno op 2 april de tweede ronde winnen en president van Ecuador worden dan ligt daar het antwoord op de vraag ‘Wat te doen?’. Indien echter Guillermo Lasso op 2 april tot president zou verkozen worden, dan zet de ruk naar rechts in Zuid-Amerika zich door, dan zal ook zeer waarschijnlijk het leven van de gewone man in Ecuador er niet beter op worden en dan zullen de Julian Assanges van deze wereld geen vluchtheuvel meer kunnen vinden in een Ecuadoraanse ambassade. Dat heeft Lasso al zeer duidelijk aangekondigd in zijn kiescampagne.

Het ziet er in elk geval naar uit dat de machtige inheemse beweging in Ecuador, die ooit Rafael Correa mee aan de macht geholpen heeft, een zeer belangrijke rol zal spelen in de tweestrijd om het presidentschap tussen Moreno en Lasso.

[1] Bolivia after the storm, Bolivia Rising, 27 maart 2011

[i] Els Hortensius, La Chispa van 13 februari 2017

[ii] Esmeraldas, november, 2008, p. 4

[iii] François Houtart in www.uitpers.be van 15 januari 2014

take down
the paywall
steun ons nu!