Jamaica was het eerste land dat mensenrechten integreerde in een buitenlandse beleidsstrategie in 1964. Op de foto Courtenay Rattray de Permanente Vertegenwoordiger van Jamaica bij de VN (UN Photo/Amanda Voisard)

“Mensenrechten zijn geen westerse uitvinding”

Hoewel mensenrechten vaak gezien worden als een westerse creatie, doorgedrukt tegen de wil van ontwikkelingslanden, laat de basis van het internationale mensenrechtensysteem iets anders zien. Dat bleek tijdens een forum van het International Peace Institute (IPI) in New York.

donderdag 14 juli 2016 14:41
Spread the love

“Er is een belangrijke erfenis uit het Zuiden terug te vinden aan de basis en in de evolutie van de internationale mensenrechten”, zei Mogens Lykketoft, voorzitter van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties op woensdag 13 juli tijdens het forum.

“De eerste poging om de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens uit 1948 te ondermijnen, kwam van de Verenigde Staten, Groot-Brittannië en Frankrijk, tijdens een evaluatie van het functioneren van de VN”, zei hij. Deze evaluatie van de jaren 1950-1952 noemde het werk op het gebied van discriminatie, de status van vrouwen en de vrijheid van informatie en pers inefficiënt, en er werd zelfs overwogen de mensenrechtencommissie af te schaffen.

“Landen als Mexico, Chili, Egypte, Haïti en de Filippijnen waren hier zeer op tegen. Zij vonden dat er internationale afspraken moesten zijn over sociale kwesties en mensenrechten.” Dankzij deze landen, zei Lykketoft, bestaan deze organen tot op de dag van vandaag.

Postkolonialisme

Het Zuiden had ook op andere terreinen invloed op de ontwikkeling van het internationale mensenrechtensysteem. In het recent gepubliceerde boek The Making of International Human Rights: The 1960s, Decolonization, and the Reconstruction of Global Values wordt gewezen op de invloed in de jaren zestig, toen vanuit postkoloniale invloeden de basis werd gelegd voor de mensenrechtenrevolutie in de jaren zeventig. Westerse activisten en landen begonnen toen mensenrechten te omarmen. “Het mensenrechtendebat van 2016 kan nog steeds de rijkdom van het mensenrechtendebat uit de jaren zestig niet evenaren”, zei Lykketoft.

Mensenrechtenwerk gebeurt vaak zonder dat er veel besef bestaat over de historische evolutie ervan, constateerde ook Søren Pind, de Deense minister van Justitie.

Jimmy Carter

Steven L.B. Jensen, auteur van het rapport en onderzoeker bij het Danish Institute, zei dat Ghana, Jamaica, Liberia en de Filipijnen een leidende rol vervulden. “Jamaica was het eerste land dat mensenrechten integreerde in een buitenlandse beleidsstrategie in 1964. Dat was dertien jaar voordat de regering van Jimmy Carter dat deed, eind jaren zeventig. Er is veel geschreven over Jimmy Carter en het Amerikaanse verhaal, maar over Jamaica is nooit iets geschreven”.

Het buitenlandse beleid van Jamaica in 1964 focuste op dezelfde drie elementen waar de voorzitter van de Algemene Vergadering van de VN zich in 2016 op richt: mensenrechten, hervorming van de internationale hulp en handel, en vredeshandhaving.

Courtenay Rattray, de permanente vertegenwoordiger van Jamaica bij de VN, zei trots te zijn op de bijdrage van zijn land aan de internationale mensenrechten. “Als jonge staat in 1962 en nieuwe lidstaat van de Verenigde Naties, constateerde Jamaica dat de wereld achterliep op het gebied van mensenrechten. Tot dan toe kreeg het promoten van mensenrechten niet de aandacht en status die het verdiende binnen het VN-systeem”, zei hij.

“Ten tijde van de Jamaicaanse onafhankelijkheid, keken we terug op de periode na de slavernij en een koloniaal verleden. Er speelden uitdagingen op het gebied van identiteit, inclusiviteit en ongelijkheid.” Dat bracht gezichtspunten met zich mee die aansloten bij de ideeën uit de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, verklaarde hij.

Rassendiscriminatie

Jensen constateert in zijn rapport ook dat de Verklaring over Rassendiscriminatie en het Internationale Verdrag tegen Rassendiscriminatie werden voorgesteld door negen Franstalige Afrikaanse landen. Zij creëerden een doorbraak in de internationale wetgeving die het verdrag mogelijk maakte.

Groot-Brittannië erkende mensenrechten niet als legitieme kwestie van internationaal belang tot 1966. Door de druk van Zuidelijke landen, “schoven de westerse landen op in het mensenrechtenveld”, zei Jensen.

Bron: The Global South’s Untold Human Rights Legacy

take down
the paywall
steun ons nu!