Opinie - Robert Crivit, Peter Raeymaeckers

Voor sociaal werk met een hart

In Niet alles is te koop. Morele grenzen aan de markt (2012) betoogt prof. Michael Sandel dat de meest noodlottige verandering van de jongste dertig jaar niet de toename was van de hebzucht, maar wel de uitbreiding van de marktwerking en de waarden van de markt naar levensgebieden waar ze niet thuis horen.

donderdag 30 juni 2016 17:14
Spread the love

De zorg voor mensen is één van die levensgebieden waar marktwerking niet thuishoort. Toch zet het Antwerpse stadsbestuur vandaag een rist sociale voorzieningen op de markt: van het inloophuis voor thuislozen, over de arbeidszorg voor OCMW-cliënten, tot de nachtopvang van daklozen of zelfs de psychologische hulp bij familiaal geweld. Op vrijdag 1 juli verwacht het Antwerpse OCMW de offertes. Het stadsbestuur hoopt en verwacht dat ook commerciële spelers zich zullen aanbieden. Het OCMW zal de biedingen afwegen op prijs en kwaliteit. Al zijn die kwaliteitscriteria tot vandaag niet uitgeklaard.

De keuze voor vermarkting roept in het sociale werkveld heel wat vragen op en stuit op breed verzet. Op korte termijn staat de kwaliteit van het sociaal werk op de helling.

Het gaat niet om nieuwe voorzieningen: de meeste, zoals het inloopcentrum voor thuislozen De Vaart, functioneren al vele jaren door het Centrum voor Algemeen Welzijnswerk, weliswaar op basis van jaarlijkse convenanten met het OCMW. Maar toch is er continuïteit, wat een lange termijn aanpak mogelijk maakt. Dat is ook nodig: wanneer je meervoudig maatschappelijke gekwetst bent, kost het je vaak jaren om een vertrouwensrelatie op te bouwen met een sociaal werker, op weg naar een min of meer zelfstandig leven na een periode van thuisloosheid. En ook als dat enigszins lukt, willen mensen af en toe kunnen “bijtanken”, even steun en bevestiging krijgen van een vroegere begeleider of van lotgenoten… In de nieuwe regeling willen stad en OCMW de convenanten beperken tot periodes van 2,5 jaar. Maar bij welke sociaal werkers kunnen gebruikers en cliënten dan uiteindelijk terecht? Waar kunnen ze “bijtanken”? De geplande vermarkting ondergraaft de nodige continuïteit en daarmee de kwaliteit van het sociaal werk.

In het sociaal werk staat de vertrouwensrelatie tussen cliënt of gebruiker en sociaal werker centraal. Die relatie wordt dan de basis voor een empowerend traject waarin cliënten of gebruikers gaandeweg, individueel of samen met anderen, meer vat krijgen op het eigen leven. Om de voorzieningen zo toegankelijk mogelijk te maken, doen de voorzieningen er alles aan om de drempels voor de cliënten, ook financieel, zo laag mogelijk te houden. Om de dienstverlening maximaal te laten renderen zet men sociaal werkers in met een hoge mate van professionele kennis, inzichten, vaardigheden en attitudes.

Bij commerciële actoren staat het maximaliseren van de winst voorop en niet de kwaliteit van de zorg. Maar sociaal werk is arbeidsintensief, bijgevolg is maximaliseren van de winst alleen mogelijk door de kost voor de cliënt of gebruiker te verhogen. En vooral door te beknibbelen op personeel: minder mensen, lager opgeleide mensen, mensen met minder ervaring en contracten met minder werkzekerheid. Meer winst voor de aandeelhouders betekent meteen minder kwaliteit in duurdere en minder toegankelijke sociale voorzieningen. Op middellange termijn betekent dat een hogere factuur voor de samenleving.

In het sociaal werk is samenwerking met andere organisaties cruciaal in het belang van de cliënt. Ook het opnemen van een signaalfunctie is essentieel. Heel wat problemen die mensen ervaren, wijzen immers rechtstreeks naar falen of kwetsende werking van instituties of voorzieningen. Zowel samenwerken als het opnemen van de signaalfunctie zijn delicaat: ze vereisen een open en collegiale houding van het beleid, en onderlinge uitwisseling van fenomeen-informatie tussen sociale voorzieningen. Maar in een werkomgeving die gedreven wordt door concurrentie wordt fenomeen-informatie al snel bedrijfsinformatie en samenwerking bedreigend voor de eigen marktpositie. Die verschraling leidt snel tot immobilisme en bedreigt de maatschappelijke effectiviteit van de voorzieningen. Sociaal werkers leerden door scha en schande dat het louter bieden van bed, bad, brood, geen antwoord is op onrecht zoals thuisloosheid. Ze leerden dat kritiek formuleren op misstand een onlosmakelijk deel van hun werk is. Maar die signaalfunctie laat zich moeilijk rijmen met het schrijven van de meest goedkope bieding.

Welke grote verbeteringen verwacht de lokale overheid eigenlijk in de werking van sociale voorzieningen als ze worden overgenomen door een andere sociaal werk organisatie of – godbetert – door een commerciële speler? Daar geeft de lokale overheid geen antwoord op.

Uiteraard kan alles altijd beter. Sociaal werkers en de organisaties waarin ze werken zijn hiervan doordrongen. Daarom pionieren zij al jaren met nieuwe vormen van opvang, begeleiding en outreach. Cliëntenraden en evaluaties door cliënten, partners en medewerkers houden hun beleid scherp en gericht op de toekomst. Daarnaast wordt de werking van de betrokken sociale voorzieningen elk jaar grondig doorgelicht en geëvalueerd door het OCMW.

We willen de markt bevragen op nieuwe voorstellen, luidt het bij de beleidsmakers. Maar opmerkelijk is dat men bij dit “bevragen” op zoek naar vernieuwing een dialoog ten gronde met enerzijds cliënten en gebruikers en anderzijds het personeel van de sociale voorzieningen uit de weg gaat, noch een beroep doet op het lokaal aanwezige universitair sociaalwetenschappelijk onderzoekpotentieel, noch op het praktijkwetenschappelijk potentieel van de hogescholen. Waarom niet, eigenlijk?

Prof. Bea Cantillon – Centrum voor Sociaal beleid, Universiteit Antwerpen

Prof. Kristel Driessens – Vakgroep Sociaal Werk, Universiteit Antwerpen

Prof. Koen Hermans, onderzoeksgroep LUCAS, KU Leuven

Jos Pauwels, opleidingshoofd sociaal-agogisch werk AP Hogeschool, Antwerpen

Prof. Stijn Oosterlynck, voorzitter van OASeS, Universiteit Antwerrpen

Prof. Peter Raeymaeckers – Vakgroep Sociaal Werk, Universiteit Antwerpen

Prof. Rudi Roose – vakgroep sociale agogiek UGent

Rudy Verhoeven, opleidingshoofd sociaal-agogisch werk Karel de Grote Hogeschool, Antwerpen

An Buelens, Hilde Bloemen, Erik Castermans, Robert Crivit, Hannes Schaubroeck,

Alain Rigaux en Eddy Van Tilt namens Sociaal Werk ActieNetwerk Vlaanderen.

take down
the paywall
steun ons nu!