Westerse landen schrappen massaal ontwikkelingshulp

Steeds meer westerse landen trekken zich terug uit de VN-organisatie voor Industriële Ontwikkeling (Unido) omwille van besparingen op ontwikkelingshulp. Ontwikkelingslanden trekken aan de alarmbel en eisen dat het probleem wordt aangepakt op een hoger politiek niveau.

donderdag 16 juni 2016 15:54
Spread the love

Sinds 1993 verlieten al 9 westerse landen de VN-organisatie voor Industriële Ontwikkeling (Unido). Daar komen volgend jaar mogelijk nog 3 landen bij. Denemarken en Griekenland kondigden al aan dat ze de organisatie op 1 januari 2017 willen verlaten. In Nederland wacht een gelijkaardig voorstel nog op goedkeuring. De meeste landen halen bezuinigingen op ontwikkelingshulp aan als de voornaamste reden voor hun uittreding.

Plaatsvervangend VN-woordvoerder Farhan Haq had geen directe commentaar op de kwestie, maar zei wel dat de VN “steun aan de Unido uiteraard aanmoedigt”.

Momenteel bestaat de Unido uit 170 lidstaten, waarvan het grootste deel ontwikkelingslanden zijn. De VN-organisatie, die in 1966 werd opgericht en in 1985 werd omgedoopt tot gespecialiseerd bureau, heeft als missie om duurzame, industriële ontwikkeling in ontwikkelingslanden en overgangseconomieën te bevorderen.

Domino-effect

De G77, de grootste coalitie van ontwikkelingslanden, stelt dat de uittocht van westerse landen het internationale karakter en de geloofwaardigheid van de Unido ondermijnt. Verder zou de uitstroom ook zorgen voor een verminderde hoeveelheid ontwikkelingsmiddelen, en dus een verminderde capaciteit om diensten te leveren aan ontwikkelingslanden. Daarbij waarschuwt de coalitie nog het meest van al voor een domino-effect, waarbij alle westerse landen één voor één de organisatie zullen verlaten.

Cruciaal voor ontwikkelingsdoelstellingen

De G77 zegt dat ze het soevereine recht van elke lidstaat om over het lidmaatschap te beslissen, respecteert, maar dat een terugtrekking uit de Unido ten allen tijde moet worden voorkomen. Zo ondermijnt een uitstap uit de organisatie volgens ontwikkelingslanden niet enkel het concept van internationale solidariteit, maar brengt het ook het voortbestaan van multilaterale instituten die een belangrijke bijdrage leveren aan de ontwikkelingsdoelstellingen, in gevaar.

Tot deze doelstellingen behoort de implementatie van de Duurzame Ontwikkelingsdoelen (SDG’s), waarin industrialisering een belangrijke rol speelt. Zo is ontwikkelingsdoel 9 bijvoorbeeld het bouwen van “veerkrachtige infrastructuren, het stimuleren van inclusieve en duurzame industrialisering en het bevorderen van innovatie.”  

Vorig jaar namen wereldleiders nog de nieuwe ontwikkelingsagenda van de VN aan, waarin 2030 als streefdatum voor de implementatie van SDG’s werd vastgelegd. De Unido is daarbij het enige gespecialiseerde VN-bureau dat het mandaat heeft om industriële ontwikkeling te stimuleren.

“Moet worden aangepakt op hoger niveau”

Vorige week eisten verschillende leden van de G77 tijdens een bijeenkomst in New York nog dat de verzwakking van internationale instituten op ontwikkelingsgebied serieus wordt besproken op een hoger politiek niveau. Zo werd er aan de Thaise G77-voorzitter en ambassadeur Virachai Plasai bijvoorbeeld gevraagd om de kwestie aan te kaarten tijdens de 71e Algemene Vergadering van de VN in september, en om een brief te sturen naar Nederland, Griekenland en Denemarken, met daarin het verzoek om hun (eventuele) uittreding te heroverwegen. De ontwikkelingslanden willen ook graag de strategie voor de toekomst bespreken met Li Yong, directeur van de Unido. 

take down
the paywall
steun ons nu!