Opinie -

Welke zelfgenoegzaamheid? Reactie op Maarten Boudry

Maarten Boudry fulmineert in De Standaard van vandaag tegen het zelfgenoegzame moralisme van een aantal Vlaamse intellectuelen, die naar aanleiding van de actuele terreur(dreiging) en de vluchtelingenproblematiek kritische vragen stellen bij de al te gemakkelijke tegenstelling tussen het vrije en door verlichte waarden gedreven Europa en de niet-verlichte rest van de wereld.

woensdag 25 november 2015 15:38
Spread the love

Hij ontkent niet dat Europa in het verleden, ja zelfs tot diep in de twintigste eeuw, wel eens minder humaan en verlicht gehandeld heeft (hij spreekt van een historische schuld), maar wat hem vooral stoort is dat die critici op een vals bescheiden wijze de wij-vorm gebruiken, terwijl ze eigenlijk de anderen bedoelen: ‘de neoliberalen, de verdwaasde consumentisten, de rechtse xenofoben, de bange blanke mannen’ (‘Stop je hand niet in andermans boezem’ De Standaard, 25.11.2015). Zelf zouden ze zich beschouwen als diegenen die dat alles als enigen doorhebben en dus niet tot dat ‘wij’ behoren.

Veel argumenten krijgen we niet voor die stelling, want in Boudry’s ogen is ze evident: zo bedoelt de in het stuk met name genoemde Frans Van Looveren ‘vanzelfsprekend’ niet zijn eigen nihilisme, Jan Blommaert en kompanen hebben het ‘beslist niet’ over hun eigen collectieve schuld, Joost Vandecasteele heeft het ‘uiteraard’ over de anderen en Ignaas Devisch kan het stellen met een niet mis te verstane retorische vraag.

Je kunt je afvragen wat de bedoeling van dergelijk stuk kan zijn? Is het werkelijk alleen maar ergernis om vermeende zelfgenoegzaamheid? Of gaat het toch verder?

Vooreerst: is het zo duidelijk dat wie ‘wij’ zegt om een kritische kanttekening te maken bij een wijdverspreid Europees discours daarmee zichzelf vals bescheiden buiten schot plaatst? Boudry gaat blijkbaar van de veronderstelling uit dat als je kritiek hebt op iets, je jezelf daar dan op zelfzekere wijze volkomen buiten stelt en dat doet vanuit een absolute waarheidsaanspraak en smetteloosheid. In dat geval zou het niet mogelijk zijn kritische vragen te stellen over een cultuur of denkrichting waar je zelf toe behoort. Dat lijkt toch wel heel erg op een fundamentalistische opstelling: wie niet met ons is, is tegen ons, er zijn alleen goeden en kwaden. Dat is een typisch moralistische en manicheïstische opstelling.

Ten tweede: dat Boudry inderdaad neigt tot een dergelijk ongenuanceerd zwart-witdenken, blijkt ook uit zijn laatste alinea, waarin hij de geviseerde Vlaamse intellectuelen in verband brengt met vele Europese intellectuelen, die zichzelf zouden kastijden met berouw over de historische Europese schuld en daardoor te beschroomd zouden zijn om op te komen voor de waarden van de verlichting. Waar haalt Boudry het dat kritiek op het feitelijke optreden van Europa of in naam van verlichtingswaarden onmiddellijk betekent dat je niet meer opkomt voor die verlichting? Betekent verlichting niet in de eerste plaats dat elke positie, elke traditie onder kritiek moet worden geplaatst, ook de eigen traditie, dus ook de traditie van de verlichting? De verlichting is geen afgeronde gegevenheid, de verlichting is niet voltooid, we hebben het einde van de geschiedenis niet bereikt: de verlichting is een blijvende opdracht. Het is weinig verlicht te denken dat wij volkomen verlicht zijn en al het kwade in de wereld op het conto te schrijven is van anderen die nog niet verlicht genoeg zijn.

Boudry’s oprisping brengt mijns inziens weinig verheldering in de vraag waarmee we allemaal worstelen: welke verklaringen, oorzaken, redenen kunnen we vinden voor dergelijke daden, hoe kunnen we begrijpen dat jongeren die in onze verlichte wereld zijn opgegroeid meegaan in dergelijke manifeste onmenselijkheid? En Boudry’s aanbeveling dat ze beter wat nihilistischer zouden zijn, lijkt mij toch wat al te wereldvreemd en te gemakkelijk. Of is ‘zelfgenoegzaam’ hier meer van toepassing?

Raf Debaene is docent filosofie aan de Artevelde hogeschool Gent 

take down
the paywall
steun ons nu!