Boekrecensie -

Niet met grote woorden: het kleine verzet

Journaliste Tine Hens reist in dit boek door dat andere Europa waar de kiemen worden gelegd van anders gaan samenleven met elkaar. Het gaat over het klein verzet van mensen die de nieuwskoppen niet halen, maar wel bezig zijn met het veranderen van zichzelf en hun directe omgeving. Niet met grote woorden dus. Hens schrijft op een boeiende manier over die nieuwe wereld in wording op zoek naar de concrete utopie waarvan, zoals ze zelf zegt, de houdbaarheidsdatum afhangt van zijn realiteitszin.

donderdag 15 oktober 2015 17:10
Spread the love

Zoals ook in het boek van antropoloog Rik Pinxten schrijft freelance journaliste en historica Tine Hens over ‘kleine’ revoluties die vaak onder de persradar vliegen, zowel in het Noorden als in het Zuiden. Je komt er alleen maar toevallig mee in contact. Dat is jammer, want ze zijn belangrijk. Wat onderaan gebeurt, vraagt immers om aandacht.

Niet met grote woorden

Gelukkig zijn er de laatste jaren een aantal boeken verschenen die inzoomen op wat er leeft en beweegt aan de basis. Ik denk dan, naast Pinxten, bijvoorbeeld ook aan ‘Zelf denken’ van Harald Welzer, ‘Un million de révolutions tranquilles’ van Bénédicte Manier, ‘De wereld redden’ van Michel Bauwens,. ‘Mensen maken de stad’ van Dirk Holemans e.a. ‘De stad is van ons’ van Dyab Abou Jahjah, ‘De mythe van de groene economie’ van Anneleen Kenis en Matthias Lievens en ‘Coöperaties, hoe veroveren we de economie?’ van Dirk Barrez. Ook mijn laatste boek ‘De nieuwe coöperatie tussen realiteit en utopie’ zit op die golflengte.

In al die boeken focussen de auteurs elk op hun eigen manier op de veelheid van de kleinheid. Afstappen van de grote verhalen en macro analyses moet geen intellectuele doodzonde zijn. Integendeel, het biedt uitzicht op beweging aan de basis en die verloopt zeker niet altijd volgens de klassieke ideologische krijtlijnen.

Verzet begint niet met grote woorden maar met kleine daden. Het is zeker niet toevallig dat dit veel geciteerde vers van Remco Campert een openingscitaat is van Tine Hens’ boek.

Europa van onderuit

Je kunt ‘Klein verzet’ een reisboek noemen, maar dan een van een nieuwsgierige en betrokken journaliste die wil weten hoe de wereld er zou kunnen uitzien na het kapitalisme. Daarvoor gaat ze te rade bij mensen die deel uitmaken van een beweging die nog niet beseft dat ze een beweging is.

Het boek is een reisverslag dat opgedeeld is in vier grote thema’s: de droom, de plant, energie en ruilen en delen. Zo komt de auteur achtereenvolgens terecht in Engeland bij Clare en Lou die op de heuvel in Crystal Palace boven Londen moestuinen hebben aangelegd en een boerenmarkt organiseren, daarna spoort ze naar Transition Town Totness van Rob Hopkins, een initiatief dat een wereldwijd transitietoerisme op gang heeft gebracht. Hens trekt ook naar het door de crisis erg getroffen Griekse Thessaloniki waar zij Giorgios en Dora ontmoet die vertellen over coöperatieve ondernemingen die, zoals in de fábricas recuperadas van Buenos Aires, ontstaan zijn uit de crisis.

De auteur blijft daarnaast dicht bij huis en trekt naar de geboortegrond van haar familie in Prosperpolder en Doel, waar zij aan de hand van de lotgevallen van haar familie zeer mooi in beeld brengt welke verschuivingen zich de voorbije vijftig jaar in het landbouwbeleid hebben voorgedaan. In de Gentse Rabotwijk komt zij in aanraking met de alternatieve munt Torekes, geïnspireerd op het werk van Bernard Lietaer, en met de stadstuiniers van het CSA-type (community supported agriculture). In het Portugese Porto ziet zij tussen veel leegstand en armoede hoe er toch ook een nieuwe economie van overlevers en achterblijvers tot leven komt.

In Denemarken komt ze in aanraking met Preben en Jane, die haar naar de zelfgebouwde windmolen van de Tvindtscholen brengen, waar een mooi verhaal van hernieuwbare energiewinning is begonnen, zoals dat ook het geval is in het Duitse Schönau, een broedplaats van energierebellie in het Zwarte Woud, waar de Energiewende zich op gang getrokken heeft. En natuurlijk kon ze ook niet voorbij de watermolen in Rotselaar waar Dirk Vansintjan en Relinde Baeten aan hun keukentafel de plannen voor Ecopower hebben gesmeed, dat 25 jaar later een coöperatie voor hernieuwbare energie is met ongeveer 50.000 aandeelhouders.

Hens komt niet van een kale reis terug, maar met een schat aan verhalen die stuk voor stuk aantonen dat een andere economie wenselijk én mogelijk is. Dat vertelt Johanna die in Barcelona economielessen aan migrantenvrouwen geeft. ‘Jullie zijn het begin van de economie,’ zei ik tegen hen. Ze schaterden het uit. Nee, zo hadden ze zichzelf nooit bekeken. (..) Economie gaat over vraag en aanbod. Iedereen heeft een vraag en een aanbod. Al is het vaak makkelijker dat eerste te zien dan het tweede te beseffen:” Wat kan ik nu?”’ (p. 219)

Tine Hens focust niet alleen op interessante initiatieven, maar vooral op de dragers ervan. ‘Klein verzet’ gaat over verhalen van mensen – meestal sterke en geëngageerde figuren – en de ingrijpende omslag die ze in hun leven gemaakt hebben. Neem nu Ana en Abbie bijvoorbeeld, die Hens ontmoette op de boerenmarkt in Cristal Palace waar zij taarten verkochten. Het waren twee topvrouwen met veel geld en nooit tijd. Door de financiële crisis werden ze bedankt voor hun diensten. ‘Vroeger zagen wij er geweldig uit en onze taarten verschrikkelijk; nu is het omgekeerd,’ lacht Abbie. ‘Het marktleven is zwaar. Maar ik vind het heerlijk. Nu doe ik iets concreets, ik praat over het leven met mensen…We ademen weer. Ook al verdien ik nog geen kwart van wat ik in de City binnenhaalde.’(51)

Deeleconomie

Het derde deel van ‘Klein verzet’ gaat uitdrukkelijk over ruilen en delen, maar eigenlijk gaat heel het boek over de deeleconomie, the sharing economy, en Hens verwijst dan ook zeer terecht op verschillende plaatsen naar het werk ‘De wereld redden’ van Michel Bauwens. Met enkele jaren vertraging heeft de politiek dit werk nu ook leren kennen en niemand minder dan Wouter Beke bekent zich in een column voor De Morgen onder de titel ‘Deeleconomie kan de wereld redden’ tot een kritische supporter van Bauwens.

Ik denk dat enige behoedzaamheid hier toch op zijn plaats is. De woorden van de voorzitter van een partij die mee in een rechtse regering is gestapt, matchen niet altijd met zijn politieke daden. Ik denk dat die hybride transitiebeweging zich in de eerste plaats onderaan, waar Hens en mede-uitgever Oikos ze zoeken, moet worden gesitueerd en dat er van daaruit naar een Gramsciaans omslagpunt moet gestreefd worden.

Historica én (goede) schrijver

Dat Hens historica is, geeft zeker een meerwaarde aan dit boek, want op een vernuftige manier weet zij het verhaal van Clare, Ana en Abbie te vermengen met historische gegevens over het ontstaan van Crystal Palace. Ze aarzelt ook niet om  een historische excursie te maken naar het Walden van Henry David Toreau en Frederik Van Eeden en naar de garden cities van Ebenezer Howard. Ondanks die veelvuldige verwijzingen wordt het boek op geen enkel ogenlik een omgevallen boekenkast. Daarvoor zorgt de goede pen van de auteur die de verhaaldraden natuurlijk in elkaar laat overvloeien. Hens gaat in haar beschrijvingen soms de literaire toer op en schuwt geen vergelijkingen. Wat denk je van ‘Een cruiseschip laveert als een olifant op naaldhakken de haven binnen’ (p. 187) of van ‘Die beesten hadden pillen tegen de stres nodig en antibiotica tegen de bacteriën die in de die stallen samenklitten als partygangers op Ibiza’? (p. 111).

Op een fijnzinnige manier betrekt ze haar familiegeschiedenis in het grotere verhaal en dat doet ze op een zeer gedoseerde manier. Ook in de passage over haar boerenfamilie van Prosperpolder vermengt ze de kleine en de grote geschiedenis met elkaar. Zij vertelt over de dood van haar oom, een kleine polderboer, en over het slechte geweten van Sico Mansholt die op het einde van zijn leven spijt had van het Europese grootschalige landbouwbeleid die hij als commissievoorzitter gevoerd had. Hens verwijst in haar bibliografie niet toevallig naar ‘De graanrepubliek’ van de Nederlandse journalist Frank Westerman, waarin ook Sico Mansholt prominent opduikt. Toevallig is Westerman een van mijn lievelingsauteurs en ik vind dat Tine Hens bij momenten de hybride schrijfstijl die naar de literaire non-fictie neigt, benadert. Een groter compliment heb ik niet in huis. Boeken die je goed vindt – zeker als ze in de ik-vorm geschreven zijn – geven je ook een beeld mee van de auteur. Voor mij is Tine Hens alvast een talentrijke geestesgenoot.

take down
the paywall
steun ons nu!