Burgerrechten en solidariteit

Mensenrechten zijn, aldus de voorzitter van de N-VA Bart De Wever, niet hetzelfde als burgerrechten. Mensenrechten zijn er voor iedereen, burgerrechten moet je verdienen. Daarom mogen volgens hem erkende vluchtelingen niet onmiddellijk genieten van de sociale zekerheid. Hij vindt dat de Conventie van Genève herzien moet worden omdat sinds 1951 de tijden veranderd zijn.

vrijdag 25 september 2015 12:51
Spread the love

De tijden zijn inderdaad veranderd. Betreffende sociale zekerheid maakten we de laatste twintig jaar de evolutie mee van de verzorgingsstaat naar de actieve welvaartstaat.

Het is in de sfeer van die verschuiving, dat De Wever met een gerust gemoed kan stellen dat niemand —dus ook de vreemdelingen niet— op gratuite wijze gebruik kan maken van onze sociale zekerheid. In de actieve welvaartstaat van vandaag zijn alle burgers in de eerste plaats zelf verantwoordelijk voor hun welzijn. Daartegenover bood de verzorgingsstaat sowieso aan iedereen bestaanszekerheid. Nu moet men bijdragen uit de collectieve voorzieningen verdienen. Daarom moet een beperking gesteld worden aan de werkloosheidsuitkeringen, of moet men eerst lang genoeg werken om kinderbijslag te krijgen.

Sinds de jaren 90 stellen de neoliberalen dat solidariteit de bureaucratie in de hand werkt: het creëert te veel staat, waardoor het gebruik van publieke middelen leidt tot afhankelijkheid en passiviteit van zoveel ‘behoeftige’ burgers, in plaats van hen te stimuleren tot autonomie en inventiviteit. Het is niet de N-VA die als eerste in tijden van besparing deze omwenteling verdedigt. Dat deden alle politieke strekkingen al op het einde van de jaren 90. Zo was ‘Voor wat, hoort wat’ het adagium van de voormalige Antwerpse burgemeester Patrick Janssens.

De Wever beseft heel goed dat het wijzigen van de Conventie van Genève onmogelijk is. Zijn statement heeft heel andere bedoelingen. Hij ‘gebruikt’ de asielzoekers om de ‘graaicultuur’ binnen het systeem van de sociale zekerheid voor het eigen volk aan banden te leggen.

De Wever verzet zich tegen het feit dat nieuwkomers onmiddellijk kunnen ‘participeren aan het sociaal systeem’ (Eén-programma ‘Van Gils & Gasten’: 22/09). In werkelijkheid daarentegen krijgen zij ‘slechts’ leefloon en kinderbijslag toebedeeld. Doelbewust breidt De Wever ‘leefloon en kinderbijslag’ uit naar ‘het sociaal systeem’, als handig vehikel om nog maar eens duidelijk te maken dat vandaag niemand nog op gratuite wijze recht heeft op uitkeringen. Wat hij handig uitspeelt tegenover de vreemdelingen —die toch niet in de mogelijkheid zijn om te protesteren— is vooral bedoeld als algemeen geldend principe voor alle burgers van dit land. Dat moet hij doen, ondanks het feit dat de verzorgingsstaat al 20 jaar onder druk staat. Er bestaan nog altijd veel tegenkrachten, zoals vanuit de vakbonden, om de bestaande toestand in stand te houden. Daar wil De Wever komaf mee maken. Ondanks de gerealiseerde verschuiving naar de actieve welvaartsstaat, is de structuur van de traditionele verzorgingsstaat niet verdwenen. Onder druk van allerlei belangengroepen werden in de afgelopen decennia altijd interne maatregelen genomen tot aanpassing aan de wisselende economische omstandigheden. De uitgaven voor werkloosheid, ziekteverzekering, en dergelijke, zijn de laatste jaren nog gestegen omdat de armoede bij werkzame gezinnen ook gestegen is. En daar wil het NV-A van De Wever vanaf. Kortom, het is er De Wever geenszins om te doen om de Conventie van Genève te wijzigen.

“Niets van wat De Wever vandaag verkondigt over veiligheid en vluchtelingen is niet vooraf getoetst aan het Vlaamse Volksempfinden” (HLN 24/09). Het is zeer aannemelijk dat De Wever de stem vertolkt van zeer veel burgers die de collectieve solidariteit van de verzorgingsstaat vervangen willen zien door de individuele vrijheid van de actieve welvaartstaat. Het is op dat domein dat de actuele polarisatie in de samenleving verhard binnen de context van de asielcrisis. Tot dusver is De Wevers standpunt niet zonder meer extreem rechts.

Hoe komt het dan dat zoveel mensen de solidariteit van de verzorgingsstaat overboord willen gooien? Zijn de humanitaire waarden van de welvaartstaat nu helemaal uit den boze?

De sociale grondrechten van de naoorlogse samenleving moesten de burgers bestaanszekerheid bieden en minimale gelijkheid waarborgen. Zo garandeerde de welvaartsstaat sociale bescherming, herverdeling en zorg voor de zwaksten in de samenleving. Maar net deze strategie van wederkerigheid, die zo wezenlijk is aan de Europese welvaartstaten, is bedreigd. Het ziet er naar uit dat de welstellenden in al die samenlevingen, die coalitie van goedverdieners, zich gekeerd heeft tegen het betalen van sociale bijdragen omdat volgens hen de herverdelingsbelastingen veel te hoog liggen. Zij willen zich ontdoen van de solidariteit met de onderklasse, om zich individueel te verzekeren tegen sociale risico’s op de private markt. Het sociale bindmiddel van de moderne welvaartstaat is problematisch geworden.

Het risico op ongelijke kansen werd in de naoorlogse tijd ondervangen door een systeem van sociale zekerheid dat aan alle burgers de garantie bood dat de particuliere ongelijkheid ongedaan gemaakt zou worden. Vandaag is de gelijkheid het probleem. De grootverdieners willen hun eigen kansen benutten en ongelijk zijn. Die polarisatie, tussen diegenen die een redelijke vorm van gelijkheid voorstaan en diegenen die zich van de gelijkheid willen ontdoen, manifesteert zich vandaag scherp in de voor- en tegenstanders van de massa vluchtelingen die West-Europa willen bereiken.

De Franse politieke filosoof Etienne Balibar had er in de jaren 90 al op gewezen dat de breuk tussen diegenen die wel nog een positie bekleden binnen de industrie en dezen die daar structureel buiten vallen, onoverbrugbaar wordt. De solidariteit tussen de goedverdieners en de anderen, wordt van langsom kleiner. En dat is een historische omkering die zich sinds de jaren 80 van de vorige eeuw voltrokken heeft. Solidariteit heeft in het verleden altijd geleid tot een verbetering van de levensomstandigheden voor iedereen. Het was omdat iedereen vanuit dezelfde positie startte, dat men er voordeel bij had om schouder aan schouder de arbeidsomstandigheden te verbeteren. Vandaag is het omgekeerd, vandaag moet de solidariteit komen van de kant van diegenen die het zoveel beter hebben dan de anderen. Solidariteit leidt nu altijd tot een verslechtering van de eigen situatie. Solidariteit betekent nu dat men een deel van de eigen verworvenheden en bezittingen moet afstaan aan diegenen die niet dezelfde kansen hebben. Uit deze evolutie valt te begrijpen hoe het systeem van sociale zekerheid, dat systeem dat gebouwd is op solidariteit, geperverteerd is naar een kwestie van privileges die beschermd moeten worden, voorbehouden aan ‘natuurlijke’ begunstigden, aan diegenen die ‘rechtmatig’ deel uitmaken van de eigen communauteit.

Die begrenzing moet voortdurend in het oog gehouden worden, aldus Balibar. Privileges bestaan bij de gratie van het feit dat ze door hun bezitters onophoudelijk verdedigd moeten worden. Dat wil zeggen dat men nooit zeker is van werk, sociale zekerheid, pensioen, enzovoort. Het is nooit zeker dat de privileges eigenschappen zullen blijven van die ene ‘afgegrensde’, collectieve identiteit. Het is daarom des te belangrijker om de laagste trap, de ongeschoolden —waar de migranten toe behoren— met de vinger te wijzen; om het migrantenprobleem in leven te houden en om desnoods die groep uit te breiden tot alles en iedereen die aangeduid kan worden als een bedreiging van de vanzelfsprekende zekerheid. Deze radicale categorisering vindt zijn verantwoording in het racisme die van de vreemdeling een andere maakt op grond van culturele en etnische verschillen.

Paul De Roo is doctor in de Politieke Wetenschappen en promoveerde onlangs op een onderzoek naar de ontstaansgeschiedenis van het ‘migrantenprobleem’.

dagelijkse newsletter

take down
the paywall
steun ons nu!