Owen Jones (WikiMediaCommons)
Owen Jones

Owen Jones: “Het Establishment” bestuurt Groot-Brittannië

Op 19 september 2015 komt de Britse Guardian-columnist en politiek commentator Owen Jones naar Manifiesta om er de Nederlande vertaling 'Het Establishment' voor te stellen. DeWereldMorgen.be presenteert een uittreksel uit het boek.

donderdag 17 september 2015 09:00
Spread the love

Situering van het uittreksel: Het boek van Owen Jones ‘Het Establishment’ (hij bedoelt het Britse) is een logisch vervolg op zijn eerste boek Chavs, waarin hij het over de lagere sociale klassen van Groot-Brittannië heeft en de manier waarop die in de Britse media systematisch worden gemarginaliseerd en belachelijk gemaakt. ‘Het Establishment’ toont de andere zijde van die ‘medaille’. ‘Not the Chavs’

In dit boek toont Jones hoe de kleine minderheid van de Britse elite zijn economische overmacht weet te handhaven in een democratisch bestel. Daarin spelen de Britse media en cruciale rol. Zij zijn de filters langswaar het ‘juiste’ gedachtengoed passeert. In dit uittreksel uit het boek neemt hij ons mee naar de verkiezingen van 1992 en vertelt hij hoe de Britse media zich inschakelden in het verspreiden van een eenzijdige boodschap ten voordele van de status quo. (inleiding door Lode Vanoost)




Het was de hevigste verkiezingscampagne in Groot-Brittannië sinds een generatie. In april 1992, na dertien jaren van electorale verliezen – jaren van massale werkloosheid, onderdrukking van de vakbonden en de uitverkoop van publieke eigendommen – stonden Labour en zijn voorzitter Neil Kinnock aan de vooravond van de herovering van de macht ten koste van de Conservatieve Partij, die toen geleid werd door de opvolger van Thatcher John Major. Op 2 april, een week voor de kiezers verwacht werden in scholen en gemeentehuizen om daar hun stem uit te brengen, voorspelde een opiniepeiling dat Labour op weg was naar een afgetekende overwinning. De achterban kreeg er kippenvel van en zijn gejubel werd alleen geëvenaard door de kreten van afkeer van de Britse media-elite bij de gedachte aan een overwinning van Labour. Nadat ze een cruciale rol had gespeeld in het betonneren van het thatcherisme en in het slopen van de oppositie, wilde Fleet Street* niet het risico lopen dat ook maar een van de grote successen van de jaren 1980 zou worden tenietgedaan. En dus werden Labour en zijn leider het slachtoffer van een van de giftigste mediacampagnes in de naoorlogse Britse politieke geschiedenis.

Bijna een kwarteeuw na te zijn neergesabeld in de media, neemt Neil Kinnock me voor een koffie mee naar de kantine van het Hogerhuis. Hoewel hij zowat heel zijn leven heeft geijverd voor de afschaffing van het Hogerhuis, zit hij daar als baron nu zelf. Wat nog is overgebleven van zijn fameuze rosse kapsel kleurt nu grijs, maar zijn zwaar Welsh accent heeft hij behouden. Kinnock werd ooit afgeschilderd als de ‘blaaskaak uit Wales’, en het is makkelijk te begrijpen waarom: hij zegt de dingen maar zelden in één zin wanneer het ook met een volledige paragraaf kan. Alhoewel hij dus breedsprakerig kan zijn, blijft hij een vloeiend en gepassioneerd spreker. Maar zijn antwoorden zijn gekruid met bitterheid, niet alleen tegenover rechts maar ook tegenover leden van zijn eigen partij en beweging.

Zoals Kinnock het ziet, was de mediahetze niet op de eerste plaats een persoonlijke campagne tegen hem, maar was ze eerder gericht tegen ‘het stijgende succes en de aantrekkingskracht van de Labour Party’. Vastbesloten om Labour van de overwinning te houden, ‘kwamen de hoofdredacteurs van de roddelpers samen, met uitzondering van de Daily Mirror, op de donderdag voor de verkiezingen’, legt Kinnock uit. ‘Ze besloten hun aanvallen op de Labour Party te coördineren.’ Twee dagen later haalden The Sun, de Daily Express en de Daily Mail een oude speech van Toryminister van Binnenlandse Zaken Kenneth Baker uit de kast, waarin die beweerde dat Labour plannen koesterde voor een opendeurbeleid tegenover immigranten. Kinnock herinnert zich dat de Daily Express zelfs zover ging gratis duizenden kranten te verspreiden in streken met felbetwiste zetels. ‘Een deel van de campagne was tegen mij gericht,’ zegt hij, ‘maar in essentie was ze gewoon anti-Labour. Tegen de Labour Party, want zij vreesden dat Labour zou winnen.’ Op de dag van de verkiezingen kwam The Sun op de proppen met een schandelijke waarschuwing op haar voorpagina: ‘Als Kinnock vandaag wint, kan de laatste persoon die Groot-Brittannië vaarwel zegt, dan de lichten doven?’ De Tory’s kaapten de overwinning weg onder de neus van Labour, waardoor ’s anderendaags de feestvierende krant blufte: ‘Het is The Sun die won’.

Niet dat het volledig aan de media lag. De Labourleiders brachten maar weinig bezieling teweeg onder het kiezerspubliek, en een domme, al te triomfalistische meeting in Sheffield op de avond vóór de verkiezingen hielp natuurlijk ook niet (Kinnock was het podium opgeklommen en stond er opgewonden te roepen: ‘Wij zijn geweldig!’). Maar deze episode zet wel een essentiële waarheid over de Britse media in de verf: een vrije pers bestaat niet in Groot-Brittannië. Onze pers is wel vrij van directe regeringsinmenging, maar dat is iets heel anders. In de plaats van door de overheid worden de meeste populaire media gecontroleerd door een klein aantal politiek gemotiveerde eigenaars. Hun greep op de media is een van de efficiëntste vormen van politieke macht en invloed in het moderne Groot-Brittannië. De grenzen van het aanvaardbare politieke debat worden meedogenloos bewaakt, vooral door de roddelbladen. Wie daarop een inbreuk pleegt, mag een kruisiging door het dagblad verwachten. Met andere woorden, de media zijn een reële pijler van het establishment – hoewel vele journalisten dit een onaangename waarheid zullen vinden.

‘Het is zonneklaar dat er geen vrije media bestaan’, vertelt schaduwminister van Labour Angela Eagle me terwijl we samen in Portcullis House zitten, het café van het parlement dat wemelt van ministers, backbenchers, journalisten en ambitieuze onderzoekers. ‘De media worden ideologisch gestuurd door hun eigenaars, die er specifieke zienswijzen op nahouden waarmee jij of ik voor het grootste deel waarschijnlijk niet akkoord zou gaan. Ik wilde dat dat wat meer zou worden benadrukt en begrepen.’

In 1992 vond het systematisch bekladden van Kinnock en Labour niet alleen zijn oorsprong in de vrees dat het beleid van de jaren 1980 – dat het moderne establishment had vormgegeven – zou worden teruggedraaid. In de jaren 1970 had de belangrijke wegbereider Madsen Pirie over een ‘omgekeerd palrad’ gesproken om de naoorlogse consensus te doorbreken. Wie zou er zijn hand voor in het vuur durven steken dat een overwinning van Labour in 1992 niet hetzelfde effect zou kunnen hebben voor het establishment van na 1980? Tijdens zijn voorzitterschap had Kinnock laten vallen dat de macht van de media onder een Labourregering zou kunnen beknot worden. In 1986 had hij voorgesteld om, naar het voorbeeld van de Verenigde Staten, buitenlands eigenaarschap van Britse media aan banden te leggen. Dat zou het ogenblikkelijk onmogelijk hebben gemaakt voor Rupert Murdoch, van Australische komaf maar later Amerikaans staatsburger geworden, om nog eigenaar te zijn van Britse kranten. ‘En als eigenaars er zouden aan denken om de Britse nationaliteit te verwerven om met de wetsbepalingen in orde te zijn’, gniffelt Kinnock, dan zouden tijdens een Labourregering ‘deze aanvragen onder een dikke laag stof in een schuif van de minister van Binnenlandse Zaken zijn blijven liggen.’ Dat was volgens Kinnock het moment waarop Murdoch ‘besloot dat het antagonismeniveau moest worden verhoogd naar “aanvalsoorlog”’.

* Fleet Street is een straat in het centrum van Londen waar tot het einde van de jaren 1980 de meeste Britse nationale kranten waren gevestigd. Het persagentschap Reuters vertrok er als laatste in 2005, maar de term ‘Fleet Street’ bleef behouden als een synoniem voor de Britse nationale pers. (noot van de vertaler)

Owen Jones, Het Establishment, EPO, Antwerpen, 2015.

© 2015, Owen Jones en EPO

take down
the paywall
steun ons nu!