Analyse -

Hoe structureel is een 1-euromaaltijd?

De definitieve versie van het armoedeplan van Vlaams minister van Armoedebestrijding Liesbeth Homans (N-VA) wordt pas tegen half juli verwacht, maar ondertussen lekte een eerste versie van het plan uit en die lokte heel wat kritiek uit. Niet alleen van de oppositie in het Vlaams parlement, maar ook – en misschien vooral – van het betrokken middenveld (het Vlaams Netwerk Armoede, de Decenniumdoelstellingen). Er zitten inderdaad een aantal serieuze tekorten in de voorlopige versie van het armoedeplan. In deze bijdrage lijsten we er een aantal op.

donderdag 25 juni 2015 10:57
Spread the love

Het armoededecreet (art. 5) en het
uitvoeringsbesluit (art. 2 tot en met 5) verplichten de
Vlaamse Regering – in casu, de minister verantwoordelijk voor de
coördinatie van het armoedebeleid – om binnen twaalf maanden na
aantreden een Vlaams Actieplan Armoedebestrijding (VAPA) op te
stellen dat loopt over een periode van vijf jaar.
Dit VAPA moet minstens
de basisrechten, vermeld in het Algemeen Verslag over de Armoede,
respecteren: het recht op participatie, maatschappelijke
dienstverlening, gezin, rechtsbedeling, cultuur, inkomen, onderwijs,
werkgelegenheid, huisvesting, gezondheidszorg.

Het omvat minstens de volgende onderdelen: 

  1. de beschrijving van de algemene visie op het
    Vlaamse armoedebestrijdingsbeleid;

  2. de situering van het Vlaamse
    armoedebestrijdingsbeleid binnen het nationale en het Europese
    armoedebestrijdingsbeleid;

  3. de geformuleerde doelstellingen op lange en op
    korte termijn binnen elk beleidsdomein;

  4. de concrete beleidsacties;

  5. het tijdpad, opgesteld voor de uitvoering;

  6. de opgave van de indicatoren om de voortgang te
    meten;
  7. de ingezette instrumenten.

Het actieplan komt tot stand met participatie van
de doelgroepen, in partnerschap met het
Vlaams Netwerk
. Andere maatschappelijke
actoren en adviesorganen kunnen bij de opmaak van het actieplan
eveneens worden betrokken.

Het ‘armoedeplan’ van Homans

Op 7 mei zat het spel dus op de wagen in het
Vlaams Parlement, na een vraag van Bart van Malderen (sp.a) over het
Vlaams Actieplan Armoedebestrijding. Het verslag1
van het ‘debat’ in het Vlaams Parlement over die voorlopige
versie is bijzonder leerrijk, omdat we de minister zelf aan het woord
horen. Wat opvalt, is dat Homans elk inhoudelijk debat ontweek. Ze
presteerde het zelfs om tweemaal te zeggen dat ze niet kan
ingaan op de inhoud van het VAPA. In haar antwoorden weidt ze wel
uitvoerig uit over hoe goed ze haar best heeft gedaan om iedereen te
consulteren en over een aantal procedurele kwesties, zoals wanneer
het finale VAPA aan de plenaire vergadering zal worden voorgelegd. De
vrees is niet ongegrond dat dit op het allerlaatste moment – midden
in de zomervakantie – zal gebeuren, zodat het plan als een dictaat
kan worden opgelegd. Elk serieus debat met het maatschappelijke
middenveld wordt dan onmogelijk.

Dat middenveld liet zich ook niet onbetuigd.
Hoewel volgens de minister de participatie en de betrokkenheid
van de doelgroepen en organisaties nog nooit zo groot zijn geweest,
komen uit die hoek heel wat kritische geluiden. Nochtans moet ze
binnen de overlegstructuur werken die in het armoededecreet werd
vastgelegd; daarbij wordt onderstreept dat dit moet gebeuren in
partnerschap met het Vlaams Netwerk
.

Partnerschap impliceert een vorm van gelijkwaardigheid; het gaat een
stuk verder dan de mening vragen van het Netwerk. Uit de reacties van
het Netwerk blijkt dat het overleg op dit niveau is blijven steken.
In hààr reactie beklemtoont minister Homans dat
de Vlaamse regering nog volop aan een ‘gedragen actieplan’
sleutelt ‘samen met alle betrokkenen’. Ook de sociale
partners, die samenzitten in de SERV (Sociaal-Economische Raad voor
Vlaanderen) wijzen op een aantal tekorten in de voorlopige versie van
het armoedeplan.2
We vermelden een aantal van hun bemerkingen in de loop van deze
tekst.

Een structurele aanpak?

De minister stelt te ‘kiezen voor een
structurele aanpak die de mensen zal versterken en empoweren, zodat
ze duurzaam uit de armoede kunnen geraken.’ Uit haar
armoedeplan schoof Homans drie maatregelen naar voren. Ze wil:

-het Antwerpse initiatief van 1-euromaaltijden ‘uitrollen’
over heel Vlaanderen;

-de overschotten in de warenhuizen ophalen en ‘herverdelen’;
-extra steun geven voor de participatie van jongeren in
sportclubs.

Omdat ze deze maatregelen in de etalage zet, mogen we er
redelijkerwijs van uitgaan dat ze representatief zijn voor haar
armoedebeleid. We gaan in deze bijdrage dan ook en vooral op zoek
naar de (ontbrekende) invalshoek ervan. Die betreft het ontbreken van
een structurele aanpak; wat tot uitdrukking komt in de focus op
kortlopende projecten en op specifieke doelgroepen (die van de
deserving poor’, zoals kinderen); in de verwaarlozing van
ondersteunende, begeleidende en empowerende initiatieven en in het
buiten haakjes zetten van het ‘indirecte’ beleid dat – zeker
vandaag – de mensen in armoede sterker raakt dan ooit tevoren. Hoewel
Homans er prat op gaat dat haar voorstellen structureel van aard
zijn, is niets minder het geval. Ze gebruikt de term als een vlag die
de lading niet dekt. Het volstaat niet om een maatregel als
‘structureel’ te benoemen, om die ook tot een structurele
maatregel om te toveren. Daarvoor is er meer nodig dan een toverstok.

Woordenboeken definiëren structureel als ‘met
betrekking tot de opbouw van een geheel’, als ‘niet toevallig,
maar met een diepere oorzaak’. Ik wil het begrip verhelderen
met een beeld.

Afgestudeerd als historica moet Homans ongetwijfeld hebben gehoord
van het oude Japanse spreekwoord: ‘Iemand die
honger heeft moet je geen vis
geven, maar leren
vissen’.
Wel,
zij doet juist dat: de mensen in armoede voederen. Mensen leren
vissen, is al een stuk structureler. Dat kunnen mensen in armoede
niet vanzelf. Daarvoor zijn er leerprocessen nodig en de nodige
ondersteuning – en daarmee wil Homans komaf maken. Organisaties en
initiatieven die mensen in armoede willen begeleiden en ondersteunen,
om hen te versterken en hen te helpen om een plaats in de samenleving
te veroveren, moeten het voortaan met veel minder (en soms zonder)
subsidies stellen. Als Vlaams minister van Armoedebestrijding is ze
daar direct verantwoordelijk voor.

Maar het houdt niet op bij die eerste invulling van ‘structureel’.
Wat baat het dat je iemand leert vissen als de viswaters worden
leeggeplunderd door industriële visserij of worden vervuild door
lozingen van een nabije industrie? Dan moet je dààr ingrijpen. Dàt
is pas structureel werken. Bij een echte bestrijding van armoede gaat
het erom de arbeidsmarkt, het onderwijs, het wonen, de
gezondheidszorg en het recht zó in te richten dat ze, in plaats van
mensen uit te sluiten, aan mensen een volwaardige plek geven in deze
samenleving (die voor een stuk de onze is, maar nog lang niet die van
hen). Als coördinerend minister van Armoedebestrijding ligt
daar de essentie van haar opdracht: ervoor zorgen dat haar collega’s
in de Vlaamse Regering hun bevoegdheden gebruiken om de bestaande
drempels weg te werken.

Dat je mensen in armoede de mogelijkheid biedt om aan 1 euro een
maaltijd te nuttigen, kan allesbehalve ‘structureel’ worden
genoemd. De context werkt daarenboven erg stigmatiserend; er wordt
een negatief etiket geplakt op wie zich voor deze faciliteit
aanbiedt. Minstens moet dit stigmatiserend karakter worden
weggewerkt. Dat kan door, bijvoorbeeld, de schoolmaaltijden en de thuisbezorgde maaltijden van het OCMW te subsidiëren.

Hetzelfde geldt voor de specifieke steun om de participatie van
jongeren uit achtergestelde gezinnen aan sport en vrije tijd te
bevorderen. Is investeren in de niet-stigmatiserende en succesvolle
Uitpas geen beter idee? Of kan dat niet, omdat de vorige minister die
invoerde? En over de zogenaamde ‘herverdeling’ van overschotten
uit de warenhuizen wil ik zedig zwijgen; alleen die combinatie van
‘overschotten’ en ‘mensen in armoede’ alleen al. Zorg ervoor
dat ze geen overschotten nodig hebben, maar naar een gewone winkel
kunnen gaan.

Welke maatregelen zijn wel structureel?

Houden we het bij enkele initiatieven die al op de
rails staan en die vrij direct met armoedebestrijding te maken
hebben: de armoedetoets en de automatische toekenning van de rechten.

De armoedetoets werd deze legislatuur nog niet
toegepast. Nochtans voorziet het regeerakkoord dat alle nieuwe
bevoegdheden die via de staatshervorming overkomen en de daarbij
horende extra miljarden (woonbonus, kinderbijslag, de sanctionerende
bevoegdheid inzake werk, eerstelijns-juridische hulpverlening) eerst
zullen worden bekeken op hun impact op de armoedebestrijding en dan
maximaal in die zin zullen worden ingezet. De
armoedetoets vormt evenwel nog geen echt onderdeel van het plan. Van een
armoedetoets was evenmin sprake bij de invulling van de woonbonus of
hoe de VDAB zal omgaan met haar sancties ten aanzien van
laaggeschoolde werkzoekenden. Voor de onlangs aangekondigde
opschorting van de SINE-subsidies voor kwetsbare doelgroepen aan
dienstenchequebedrijven wordt blijkbaar gewacht op een impactstudie;
die had er mogen zijn vooraleer de verwachte besparing werd berekend.

Ook de SERV (dat zijn dus de sociale
partners) pleit in haar hierboven geciteerde sokkeltekst voor een
consequente toepassing van de armoedetoets. ‘Een goed
armoedebeleid veronderstelt maatregelen in verschillende
beleidsdomeinen die de uitsluiting van mensen in armoede verhinderen.
De sociale partners pleiten voor het effectief toepassen van de
armoedetoets om de gevolgen van (nieuwe) regelgeving op de situatie
van personen in armoede systematisch te toetsen. Het VAPA 2015-2019
bevat een lijst van dossiers, bijvoorbeeld de nieuwe Vlaamse
kinderbijslag, waarop een armoedetoets zal worden uitgevoerd. Deze
lijst wordt bij het begin van de legislatuur opgesteld en wordt
jaarlijks aangepast. De SERV vraagt om deze lijst ook tussentijds aan
te passen, zodat er geen enkel initiatief aan de radar van de
armoedetoets ontsnapt. In tweede orde vragen de sociale partners ook
om voor bestaande regelgeving de armoede-effecten in kaart te brengen
en op te volgen zodat indien nodig een tijdelijke bijsturing mogelijk
is. Tot slot is de evaluatie van de armoedetoets als procedure en
element in de beleidsvorming zelf belangrijk
.’ We hebben hier
niets aan toe te voegen.

De automatische toekenning van rechten dan. Vele
mensen die voor die rechten in aanmerking komen, maken er geen
gebruik van terwijl dat hun leefsituatie zou verbeteren. We herhalen
hier niet de vele drempels die daarbij spelen; houden we het erbij
dat vele ervan institutioneel van aard zijn en niets te maken hebben
met de persoon van de gerechtigde: te weinig of geen informatie,
omslachtige procedures en onleesbare documenten, sociaal en dikwijls
fysisch moeilijk toegankelijke gebouwen, ‘vraagverschrikkers’ aan
de loketten. Wat met de automatische toekenning van de huurpremie?
Die krijg je pas als je vier jaar op een sociale woning wacht. De
automatische toekenning van de studiefinanciering wordt al jaren
aangekondigd door de minister van Onderwijs.

Meer in het algemeen maken volgende inhoudelijke
maatregelen deel uit van een structurele sokkel van
armoedebestrijding: meer sociale woningen (in plaats van, via
tijdelijke contracten, plaatsmaken in het ontoereikende
woningbestand); ervoor zorgen dat kinderbijslag
ook ingezet wordt in de strijd tegen armoede; de kinderopvang
betaalbaar maken voor de laagste inkomens en toegankelijk houden voor
deeltijds werkende alleenstaande ouders; de kosten voor onderwijs en
gezondheidszorg niet opdrijven via kostenverhogingen of de
begeleiding niet verminderen via subsidieverminderingen en een
doelmatig doelgroepenbeleid organiseren op de arbeidsmarkt.

Meer dan enkel direct armoedebeleid nodig

Een coördinerend minister van
Armoedebestrijding die zich enkel inzet voor direct armoedebeleid
legt de lat wel erg laag. Mag ik even terugkomen op twee
begrippenparen, die cruciaal zijn om de structurele aard van een
armoedebeleid in te schatten? Zo’n armoedebeleid beperkt zich niet
tot ‘direct’ beleid; het bevat tevens een serieus pakket aan
indirect armoedebeleid. Dat gaat dan nog een stap verder dan de
maatregelen die we daarnet opsomden. De arbeidsmarkt, de woonmarkt,
de gezondheidszorg, het onderwijs en vele andere maatschappelijke
domeinen dermate hervormen, dat uitsluiting daarvan tot een minimum
wordt herleid.

Hoe Homans daarover denkt, kunnen we afleiden uit
een reactie tijdens het al genoemde debat in het Vlaams parlement: ‘U
haalt er terecht allerlei problematieken bij die ook met armoede te
maken hebben, maar ik ga me focussen op de oorspronkelijke vragen. We
willen dat debat wel voeren, maar dat leidt ons te ver
.’

Wat Homans naar voren schuift, zijn vormen van
direct beleid, en daarmee doe ik de term ‘beleid’ eigenlijk nog
onrecht aan. 1-euromaaltijden en het herverdelen van
voedseloverschotten zijn vormen van liefdadigheid, niet van beleid. Het is nog minder
beleid dan maatregelen zoals het uitdelen van cultuurcheques. Hoewel
ook dit eigenlijk een lachertje is in strijd tegen de armoede, scoort
het hoger omdat het appelleert aan een heel andere dimensie van de
armoede: het erkent de noodzaak om mensen in armoede deel te laten
nemen aan het ruimer maatschappelijke leven.

In Figuur 1 maken we de rekening en zetten we de
debet- en creditzijde tegenover elkaar: wat is er van mensen in
armoede afgepakt en wat krijgen ze daarvoor in ruil? Vermits het
Homans’ opdracht is om het armoedebeleid van de Vlaamse regering te
coördineren, mogen we de verwezenlijkingen van haar collega’s ook
vermelden. Ze moet immers toezien op het armoedebestrijdend gehalte
van hun initiatieven; liefst via een armoedetoets – die in haar
regeerperiode dus nog nooit werd toegepast – en niet via haar
persoonlijk aanvoelen.

Figuur 1: De rekening van Bourgeois I

Debet

Credit

Hoger
minimumtarief voor kinderopvang

Duurdere
zorgverzekering

Hogere
tarieven bij De Lijn

Besparingen
bij Kind en Gezin

De
verhoogde maximumfactuur voor scholen

Het
wél indexeren van de huurprijzen

Het
afschaffen van ‘gratis stroom’

Invoering van tijdelijke
contracten in de sociale huurwoningen

1-euromaaltijden

Herverdelen
voedseloverschotten

Extra-steun
voor sportparticipatie

Door de maatregelen aan de debetzijde in Figuur 1
moeten gezinnen met een laag inkomen het met veel minder stellen.
Decenniumdoelen berekende dat het gaat om 50 euro per maand. ‘Of
elke dag een brood minder’.

De “sociale correcties”

Een andere manier om haar beleid te plaatsen, is
in termen van residueel en institutioneel. De ondertussen beruchte
‘sociale correcties’ zijn deel van een residueel armoedebeleid,
een restbeleid. Zo’n residueel beleid maakt – bewust – geen deel
uit van de kern van het beleid: het corrigeert in het beste geval de
scheeftrekkingen die dit beleid heeft veroorzaakt. Het miskent de
sociale grondrechten, zoals die in de grondwet zijn opgenomen en
zoals die ook het raamwerk moeten vormen voor een Vlaams
Actieplan Armoedebestrijding (VAPA – zie hoger).

Doelmatig armoedebeleid is institutioneel van aard en refereert aan
die sociale grondrechten. Het zit genesteld in de gangbare
beleidsdomeinen werk, onderwijs, gezondheidszorg, wonen. Dat is: de
impact van maatregelen op mensen in armoede wordt meteen meegenomen.
Méér nog: de beleidsmaker heeft voortdurend de verbetering van de
leefomstandigheden van mensen in armoede op het oog bij de
maatregelen die zij/hij neemt. Met een vrije variant op een Bijbels
gezegde: ‘Het goede dat gij aan de arme doet, doet gij aan de hele
samenleving’.

Beeldvorming

Dat houdt ook in dat er iets wordt gedaan aan de beeldvorming over
mensen in armoede. Tijdens haar Antwerpse passage
als schepen Sociale Zaken en voorzitter van het OCMW schrok Liesbeth
Homans er niet voor terug om het clichébeeld van ‘de arme’ te
hanteren. Ze herleidde de hele bevolking van uitkeringstrekkers
regelmatig tot enkele afwijkende gevallen: de bewoner van een sociale
woning of de leefloontrekkende die misbruik maken van hun statuut. Of
het onthouden van gesubsidieerde kinderopvang aan kinderen die
in armoede opgroeien; voor hen kan de overheid andere oplossingen
uitwerken, want het is beter voor hen dat ze naar de kinderopvang
gaan dan dat ze thuiszitten of worden meegenomen op café.
Daar gaat ze als Vlaams minister van Armoedebestrijding mee door, zij
het op een wat meer ingehouden toon dan voorheen. ‘De arme’ wordt
altijd weer herleid tot wie een leefloon krijgt. Wat met de, ruw
geschat, 90% mensen in armoede die géén leefloon ontvangen – hoewel
een aantal onder hen daar wel recht op hebben, zoals onderzoeken
uitwijzen.

Aan de beeldvorming dat het bij armoede gaat om
‘eigen schuld, dikke bult’ (het persoonlijke schuldmodel) wordt
weinig gedaan. Er staan wel enkele leuke acties in het voorlopige
armoedeplan, zoals een wedstrijd voor studenten journalistiek of het
voortzetten van vorming rond inzichten in armoede, maar dit zijn
druppels op een gloeiende plaat als er niets structureel gebeurt. De
grote actoren moeten worden aangesproken. Het gaat dan niet alleen om
de VRT en andere mediaspelers, maar om de politici zelf en andere
beleidsmakers; op regionaal en op lokaal vlak. Misschien kan zo’n
introspectie de huidige minister van Armoedebestrijding op de goede
weg helpen?

Ideologisch vooringenomen

Ten slotte is er de huiver van Liesbeth Homans voor cijfers en andere
objectieve gegevens over de armoede. Er is, volgens haar, al meer dan
voldoende geweten. Daarom is, bijvoorbeeld, een Jaarboek Armoede
en Sociale Uitsluiting
niet langer nodig. Maar wat met de nieuwe
en relevante informatie die elk jaar opduikt? Wat met Thomas Piketty?
Of het recente rapport van de OESO over de toenemende ongelijkheid en
de negatieve impact daarvan op de economische groei? Zij zullen de
laatste niet zijn in die rij. Wil ze niets weten over de toename en
de verschuivingen binnen de armoede, over de innovatieve initiatieven
inzake armoedebestrijding? En wat met een systematische opvolging van
het beleid van het voorbije jaar?

Welke beleidsmaker die haar taak serieus neemt, kan daar aanstoot aan
nemen? Wel, een politica die initiatieven neemt vanuit ideologische
vooringenomenheid en vooral niet wil weten hoe de werkelijkheid écht
in elkaar steekt. Een politica die als uitgangspunt heeft: ‘ik heb
de macht, ik doe wat ik wil en wie niet mét mij is, zal dat voelen’.
Een politica die schrik heeft van elke tegenstem die te deskundig is
naar haar smaak; of die deskundigheid nu komt van mensen in armoede
zelf, van mensen uit het werkveld, uit het beleid of van
wetenschappers. Ook hierover vinden de sociale partners dat alle
vormen van kennis en goede praktijken met betrekking tot armoede,
zoals die van het Vlaams Armoedesteunpunt (VLAS),
ervaringsdeskundigen in de armoede en sociale uitsluiting en
dergelijke moeten worden samengebracht in een kennisplatform rond
armoede, zodat een maximale ontsluiting van deze kennis mogelijk is.

Armoede is inderdaad geen politiek spelletje3;
daarover ben ik het met minister Homans eens. Dat wordt het wel
wanneer je een neoliberale ideologie probeert door te drukken, tegen
het beter weten van allerlei soorten van deskundigheid in en over de
rug van de mensen in armoede.

Haar maatregelen dreigen mensen in armoede te houden, in plaats van
ze uit de armoede te helpen. Ze dragen ertoe bij dat er, meer dan een
eeuw na de Engelse ‘Poor Law’, opnieuw een apart statuut voor de
pauper wordt ingesteld. Ze versterken de tweedeling in de
samenleving. Om dat tegen te gaan, zijn er structurele maatregelen
nodig. Misschien moet de minister haar plannen
eens aftoetsen aan de vrome voornemens uit het regeerakkoord?

Armoede-expert Jan Vranken is emeritus
hoogleraar UAntwerpen

Dit stuk verscheen eerder in Sampol.

 1
Zie
www.vlaamsparlement.be/commissies/commissievergaderingen/977046/verslag/980084.

2
SERV, Sokkeltekst
Vlaams Actieplan Armoedebestrijding 2015-2019
.
Brussel, 26 mei 2015.

3http://www.knack.be/nieuws/belgie/mogen-we-van-mening-verschillen-uiteraard-maar-armoede-is-geen-politiek-speeltje/article-opinion-565305.html.

take down
the paywall
steun ons nu!