Burgeroorlog in Libië

Sinds het einde van de NAVO-operatie van 2011, gaat het van kwaad tot erger in Libië. De val van Kadhafi maakte geen einde aan het geweld. Het aantal vluchtelingen heeft intussen dramatische proporties aangenomen. Een analyse.

vrijdag 22 mei 2015 12:02
Spread the love

Nadat de NAVO haar naar eigen zeggen ‘meest succesvolle missie ooit’ eind 2011 afrondde in Libië, daalde de belangstelling van de internationale media en de westerse politici voor het land zienderogen. De moord op 21 Egyptische Kopten dit voorjaar en de recente drama’s met bootvluchtelingen deed de aandacht voor de chaos waarin Libië verkeert, weer opflakkeren.

Sinds het einde van de NAVO-operatie, gaat het van kwaad tot erger in
Libië. De val van Qadhafi maakte geen einde aan het geweld,
integendeel. De milities die even tevoren nog konden genieten van
luchtsteun van de NAVO, begonnen elkaar te bevechten. Verkiezingen voor
een Algemeen Nationaal Congres (ANC) in de zomer van 2012 brachten geen
soelaas. De taak van dit 200-koppige ANC was vooral om de transitie
van Libië naar een democratie te begeleiden, door een grondwet op te
stellen binnen een vooropgestelde periode van 18 maanden. Ali Zeidan
werd door het ANC aangeduid als premier.

Eind 2013 stapelden de
incidenten zich al op. De ‘Libya Revolutionaries Operations Room’
(LROR), een militie die door de islamistische ANC-voorzitter Nouri
Abusahmain werd opgericht, ontvoerde op 10 oktober 2013 premier Ali
Zeidan, die de steun genoot van de meer seculiere fractie in het ANC.
Toen het ANC gestemd had om de LROR de verantwoordelijkheid te ontnemen
om voor de veiligheid van Tripoli in te staan, bezette de militie het
parlementsgebouw. Politiek uit de loop van een geweer dus. Om een
geweldsescalatie te vermijden kwam het tot een compromis, waarbij de LROR
onder het opperbevel van het leger werd geplaatst. In theorie althans,
want in werkelijkheid heeft het centraal gezag weinig greep op de meeste
milities. Ze opereren autonoom of tonen zich loyaal aan bepaalde
politieke fracties en leiders

Van politieke chaos naar geweld

In het ANC verdedigde voorzitter Abusahmain de belangen van zijn
militie. Hij verhinderde dat het tot een onderzoek kwam naar vermeende
grote transfers van overheidsmiddelen naar de LROR. Abusahmain slaagde
er ook in om een islamistische agenda door te duwen. In december 2013,
besloot het ANC dat alle wetgeving voortaan getoetst zou worden aan de
sharia. Aan de universiteiten werd de segregatie op basis van geslacht
ingevoerd en vrouwen werden verplicht om de hijab te dragen.

Na 18
maanden – er was toen nog lang geen grondwet – moest het ANC eigenlijk
verkiezingen organiseren voor een nieuw parlement dat de wetgevende
macht zou overnemen. Maar het ANC, gesteund door de islamistische
milities LROR en de Libische Schildmacht, weigerde zich daarbij neer te
leggen en kondigde de verlenging met een jaar van zijn mandaat aan. De
chaos was compleet. Generaal Khalifa Haftar verscheen op het toneel met
een televisieoptreden waarin hij het ANC ontbonden verklaarde. Dit was
vooral een actie gericht tegen de groeiende macht van de islamisten
binnen dit orgaan.

Haftar liet zich ongetwijfeld inspireren door
generaal al-Sisi die in Egypte met succes de moslimbroeders van de macht
verjaagde. Critici beschuldigden Haftar – die betrokken was bij de
staatsgreep van Qadhafi in 1969 – ervan zelf de macht naar zich toe te willen trekken en het oude regime te willen herstellen. Hoewel hij een
tegenstander was van de islamisten, verklaarde premier Zeidan
aanvankelijk dat de machtsgreep van Haftar illegaal was. Toen het ANC
hem een maand later uit zijn functie zette, koos hij alsnog het kamp van
Haftar. Haftar kon rekenen op de steun van een deel van het vroegere
leger en verschillende milities waaronder de machtige Berberse
Zintanbrigades, de belangrijkste tegenstanders van de milities in het
Misrata-district. De zowat 200 Misrata-milities vormen een van de machtigste gewapende groepen in
het post-Qadhafi-tijdper, met hun naar
schatting 40.000 strijders. Zij sloten zich aan bij het kamp van de
islamisten.

Geleidelijk aan ontstonden twee losse coalities van
uiteenlopende groepen die elkaar militair begonnen te bekampen. De
escalatie van het geweld was een feit toen Haftar in mei 2014 ‘Operatie
Waardigheid’ inzette met een gewapende aanval tegen het ANC en ook tegen
de pro-islamistische milities in de oostelijke stad Benghazi. In juni
2014 gingen er dan toch verkiezingen door voor een nieuw parlement, dat
voortaan het ‘Huis van Afgevaardigden’ heette. De islamisten leden een
electorale nederlaag, maar uit de magere opkomst (18%) bleek duidelijk
dat de bevolking het vertrouwen in de politieke klasse verloren was. Op 4
augustus 2014 startte het nieuwe parlement met zijn werkzaamheden, maar
ondertussen was Haftars campagne geëvolueerd naar een regelrechte
burgeroorlog.

Als reactie op het militaire optreden van Haftar en de
resultaten van de parlementsverkiezingen, lanceerden de Misrata-milities
samen met de moslimbroeders, het islamistische LROR, de Tripoli Brigade
van de voormalige Afghaanse strijder Belhaj en de Libische Schildmacht
op hun beurt een offensief, ‘Operatie Dageraad’. Ze veroverden de
luchthaven van Tripoli op de Zintanmilities en kregen een groot deel van
de hoofdstad onder controle. Onder leiding van de Libische
moslimbroeders en een groep islamisten verenigd in het ‘Blok Loyaal aan
de Martelaren’ werd het (Nieuw) Algemeen Nationaal Congres opnieuw
geïnstalleerd en Omar al-Hassi als premier aangeduid. Om de verwarring
nog groter te maken, oordeelde het Libische Hooggerechtshof in Tripoli
in november 2014 – terwijl het al omsingeld was door islamistische
milities – dat de verkiezingen van juni 2014 ongrondwettelijk waren en
dat het Huis van Afgevaardigden ontbonden moest worden. Het parlement
dat Tripoli intussen ingeruild had voor het verre oostelijke Tobruk
omdat de hoofdstad aan de controle van het seculiere kamp ontsnapt was,
legde deze uitspraak naast zich neer.

Twee regeringen

Om een ingewikkeld verhaal simpel te houden: Libië telt sindsdien
twee regeringen en twee parlementen -Tripoli is momenteel nog altijd in
handen van het ANC, dat gedomineerd wordt door de moslimbroeders en
andere islamisten. Net zoals in Syrië kunnen beide partijen rekenen op
internationale steun van rivaliserende regionale machten en
grootmachten. De Verenigde Staten, de Europese Unie en een aantal landen
uit het Midden-Oosten, met Egypte en de Verenigde Arabische Emiraten op
kop, steunen de regering in Tobruk. Turkije, Qatar en Soedan steunen
dan weer het ANC en de islamistische coalitie.

De Egyptische
luchtaanvallen, als reactie op de executie van 21 Egyptische Kopten
(februari 2015) die als migranten in Libië werkten, tonen aan dat de
bredere regio in het gewapend conflict opgeslorpt dreigt te worden, net
zoals het geval is in Syrië, Irak en Jemen. Toen de Islamitische Staat
de verantwoordelijkheid opeiste voor de executie van de Kopten maakten
de Westerse leden van de VN-Veiligheidsraad werk van een nieuwe
resolutie (2174), waarin tot een staakt-het-vuren werd opgeroepen en
sancties werden afgekondigd tegen “individuen en entiteiten” in Libië en
internationaal die de “vrede, stabiliteit en veiligheid in Libië”
bedreigen. Oproepen van de Afrikaanse Unie en de BRICS-landen om een
evaluatie te maken van de NAVO-interventie in 2011 werden door de
NAVO-leden binnen de VN-Veiligheidsraad (VS, Groot-Brittannië en
Frankrijk) afgewezen. Enkele bemiddelingspogingen onder leiding
van de VN boekten tot nog toe weinig resultaat.

Belangen van milities

Op het eerste zicht gaat het in Libië om een confrontatie tussen
‘seculieren’ en ‘islamisten’. Maar dat is een iets te simpele
voorstelling van de zaken. Op de achtergrond spelen de belangen van
lokale milities die zich na de val van Qadhafi nog verder wisten te
versterken en bewapenen. Ze profiteerden van het zwakke centrale gezag
en het feit dat het oude staatsapparaat en de centrale
veiligheidsorganen in elkaar gestuikt waren. Het machtsvacuüm werd
opgevuld door milities gebaseerd op allerlei affiliaties (lokale raden,
stammen, religieuze facties), die zich al of niet verbonden met
belangrijke politieke figuren en machthebbers.

Volgens de Internationale
Crisis Group waren er tussen de 100 en 300 gewapende milities actief op
het moment dat Qadhafi van de macht is verdreven. Drie jaar later
(2014) schat de organisatie hun aantal op 1.600. Een van de
belangrijkste drijfveren voor hun bestaan is van economische aard. De
laatste maanden draaien veel gevechten om de controle over de
bankreserves, transportinfrastructuur en olieterminals. De troepen van
Haftar controleren de olie-installaties in al-Sidr en Ras Lanuf.
Commandant Ibrahim Jathran, die van Haftar de opdracht had gekregen deze
installaties te bewaken, nam de controle over. Toen diens
pogingen om de olie op de zwarte markt te verkopen weinig succes
boekten, koos hij opnieuw kamp voor Haftar en de regering in Tobruk. Als
gevolg van vernielingen en pogingen van de Misrata-milities om de
olie-installaties te veroveren, stuikte de olieproductie volledig in
elkaar, tot een vijfde van het productieniveau van 2011.

Dood en vernieling

Het conflict is een ingewikkeld kluwen geworden. Terwijl Haftar
strijdt in naam van de regering in Tobruk, vechten aan zijn zijde
milities uit het oosten met separatistische neigingen. De
‘Dageraad’-milities (die de ANC steunen) worden er dan weer van
beschuldigd samen te vechten met de radicale islamistische Ansar
al-Sharia, de groep die verantwoordelijk was voor de aanval op
het Amerikaanse consulaat in Tripoli eind 2012, waarbij de ambassadeur omkwam.

De gevechten zitten momenteel in een impasse. Hoe langer die impasse duurt,
hoe meer er gevreesd wordt dat internationale terroristische groepen als
de Islamitische Staat er vaste voet zullen krijgen. Er is dringend een
staakt-het-vuren en een nationale dialoog nodig, maar
onderhandelingspogingen tussen Tripoli en Tobruk draaien op niets uit,
omdat de milities aangedreven worden door hun eigen agenda’s en
belangen. Het geweld zaait ondertussen dood en vernieling.

Toen Haftar
zijn offensief startte en Benghazi bombardeerde ging hij weinig subtiel
te werk. Hele appartementsblokken werden gebombardeerd in een reactie op
sluipschutters, ook schooltjes (o.a. in Misrata) en andere
burgerdoelwitten werden getroffen. De bombardementen van de
gevechtsvliegtuigen van Haftar worden beantwoord met hevig
artilleriegeschut. De dodentol van de gevechten loopt vermoedelijk
inmiddels in de duizenden, maar schattingen zijn onbetrouwbaar. Het
aantal (interne) vluchtelingen heeft inmiddels dramatische proporties
aangenomen. In Warsfafana (in West-Libië) alleen al, zouden volgens de
VN 120.000 mensen op de vlucht geslagen zijn. 

Dit artikel verscheen eerder in Tijdschrift Vrede nr 433

take down
the paywall
steun ons nu!