(Foto: Eran Finkle, Flickr, Creative Commons)
Nieuws -

Europese azijn-kippen: chemische stoffen in de voedingsindustrie

Het heeft er alle schijn van dat de Europese Unie in de toekomst perazijnzuur toelaat als ontsmettingsmiddel voor kippen. Daarmee zou voor het eerst in Europa een chemisch zuur als ontsmettingsmiddel dienen. Wetenschappers hebben echter grote bedenkingen bij de chemische stoffen die nu al in onze voeding verwerkt worden.

vrijdag 10 april 2015 13:30
Spread the love

De Britse onderzoeksjournaliste Joanna Blythman wist recentelijk Groot-Brittannië te choqueren met de resultaten van
haar jarenlange undercover speurwerk. In haar boek Swallow This toont ze aan dat chemische
stoffen uit onder meer de cosmeticasector in diverse soorten
voedsel verwerkt worden.

Het nieuwe voornemen van de Europese Commissie om
perazijnzuur te gedogen voorspelt op dit vlak weinig goeds. Dat plan kan
bovendien niet los worden gezien van de onderhandelingen die gevoerd worden
tussen de EU en VS over het vrijhandelsakkoord TTIP. Amerika oefent daarbij
druk uit op de EU om chemische ontsmettingsmiddelen toe te
laten. Zo kan Amerikaans vlees ook in Europa ingevoerd worden.

Perazijnzuur in Europa

Mocht dat plan
werkelijkheid worden, dan zou het indruisen tegen de huidige Europese
procedure om vlees van ziektekiemen te vrijwaren. In Europa worden ziekteverwekkers
doorgaans meteen bij de bron tegengehouden. Daardoor wordt een eenmalige chemische
ontsmetting aan het einde van het proces overbodig. Karin Verelst, moleculair
bioloog en wetenschapsfilosoof bij Centre Leo Apostel aan de Vrije Universiteit
Brussel, geeft uitleg.

“De EU kijkt niet enkel
naar het eindproduct, maar naar het hele proces. Dat noemen we het ‘from farm
to fork
’-beleid. Elke stap in het productieproces van voeding wordt daarbij gecontroleerd, met het oog op dierenwelzijn en de reductie van
chemisch en medicinaal ingrijpen. Dat staat in schril contract met de
Amerikaanse methode. Daarbij worden ziektekiemen pas aan het eind van de keten
onschadelijk gemaakt door chemische ontsmetting toe te passen.”

Zo is het in de VS heel
gebruikelijk om vlees in een chloorbad te desinfecteren. Ook perazijnzuur – een verbinding van azijnzuur en waterstofperoxyde – wordt er vaak als
ontsmettingsmiddel gebruikt. In Europa stond men tot nu toe echter huiverachtig
tegenover deze vormen van chemische ontsmetting. Binnen de EU werden voorstellen
om ‘chloorkippen’ toe te laten steevast verworpen. Alhoewel de Commissie nu
perazijnzuur wil toestaan, zijn veel lidstaten en ook het Europees parlement tegen.
Onderzoek uit 2007 toont aan dat de antimicrobiële producten die in de
VS worden gebruikt niet erg efficiënt zijn. Het aantal besmettingen met
campylobacter en salmonella zou er amper dalen. De Europese aanpak blijkt effectiever.

Ontsmetting als
camouflage

Vraag is of de vrees van
de EU-lidstaten terecht is. Zijn chemische ontsmettingsmiddelen, zoals
perazijnzuur, werkelijk schadelijk voor de consument? “Dat hangt ervan af hoe je het
bekijkt”, stelt Karin Verelst. “In de VS zal men zeggen van niet. Daar ontsmet men
voedsel en gaat men via laboratoriumtesten na of er risico’s aan verbonden zijn
of niet. Blijkt dat niet het geval te zijn, dan is er volgens hen geen
probleem.”

Maar volgens Verelst is
dat niet de correcte werkwijze. “We moeten rekening houden met de effecten voor
de gezondheid op lange termijn. Meerdere experts wijzen op de lage
kwaliteit van de voeding en de potentiële gezondheidsrisico’s die eraan
verbonden zijn.”

Amerikaanse druk

Consumentenorganisaties
vrezen dat het recente voornemen van de Commissie om ‘azijnkippen’ te gedogen,
de drempel voor ‘chloorkippen’ zal verlagen. De Europese instelling ontkent dit.
Niettemin kan men zich afvragen waarom de instantie er plots voor kiest om perazijnzuur en drie andere middelen toe te staan.

Op het eerste zicht lijkt
het antwoord simpel. De European Food Safety Autority (EFSA), de Europese
autoriteit voor voedselveiligheid, bracht vorige maand een rapport uit met
een positief advies over de chemische stoffen. Meer concreet zijn de chemische
oplossingen volgens die instantie veilig genoeg om kippenvlees en -karkassen
mee te ontsmetten.

Toch is er meer aan de
hand. Aanleiding voor het EFSA-rapport zijn de onderhandelingen die de
EU en VS voeren over het vrijhandelsakkoord TTIP. Daarin is de ontsmetting van
kippenvlees een belangrijk agendapunt. Het is niet onwaarschijnlijk dat
de VS grote druk heeft uitgeoefend op de beslissing van de Commissie. Op
die manier kan de VS van Europa een nieuwe afzetmarkt voor kippenvlees maken. Het hoeft niet te verbazen dat een rapport
van het Amerikaanse ministerie van Landbouw de basis vormde voor het verzoek om
advies aan het EFSA.

“Het spelletje dat de VS
nu speelt, is niet nieuw”, meent Karin Verelst. “Reeds sinds 2008 oefent ze druk uit
op de EU. In 2009 diende ze zelfs klacht in tegen de EU bij de
Wereldhandelsorganisatie.” Die klacht had betrekking op het Europese
invoerverbod voor chloorkippen.

Verwevenheid met
chemiesector

Perazijnzuur blijkt evenwel
niet de eerste chemische toepassing te zijn binnen de Europese
voedingsindustrie. Uit Swallow
This: Serving Up The Food Industry’s Darkest Secrets
van Joanna Blythman blijkt dat de
sector akelig veel gelijkenissen vertoont met de chemiesector. Zo leveren
bepaalde chemische distributiebedrijven grondstoffen aan zowel fabrikanten van
cosmetica, reinigingsmiddelen en verf als aan voedingsproducenten. Daarbovenop
blijken deze branches dezelfde soorten chemicaliën te gebruiken. Die verwevenheid van sectoren noemt Verelst “een heel ongezonde situatie. Het is het gevolg van de drang van bedrijven
om op zo groot mogelijke schaal te produceren. Niettemin kan dit tot heel gevaarlijke
toestanden leiden.”

Nadia Tahon,
diensthoofd Voeding bij Velt (Vereniging voor Ecologisch Leven en Tuinieren), legt uit waarom voedingsproducenten zulke petroleumderivaten gebruiken. “Fabrikanten
bedienen zich vaak van goedkope voedingsmiddelen om de productieprijs zo laag
mogelijk te houden. Probleem is dat die producten vaak een inferieure kwaliteit
kennen. Daarom smukken ze die op met bewaarmiddelen, kleurstoffen, zoetstoffen,
enzovoort die gebaseerd zijn op olie.”

Tartrazine

Hoewel
petroleumderivaten op korte termijn niet meteen een grote aanslag op onze
gezondheid inhouden, zijn ze niet volledig gevarenvrij. Dat toont
tartrazine aan. Deze gele kleurstof wordt gebruikt voor diverse soorten
cosmetica en het verven van leer, maar zit ook in verschillende
voedingsmiddelen. Onder meer frisdrank, koekjes, wafels, chips en bepaalde
sauzen kunnen deze stof bevatten. “Nochtans wordt de stof verdacht van
bijwerkingen,” licht Tahon toe.

Zo kan tartrazine leiden
tot allergische aanvallen bij mensen die intolerant zijn voor salicylaten
(bijvoorbeeld aspirine). Daarnaast zou het de kans op een aanval bij
astmapatiënten kunnen verhogen. Ook voor kleine kinderen valt de consumptie
ervan af te raden: sommige studies leggen een link tussen tartrazine en
hyperactiviteit. Al bestaat daar geen wetenschappelijke consensus over.

Andere ‘wondermiddeltjes’

Petroleumderivaten
blijken niet de enige ‘wondermiddeltjes’ die voedingsproducenten
gebruiken om ons eten er aantrekkelijker uit te laten zien, langer te laten
bewaren of beter te laten smaken. Joanna Blythman constateerde dat
fabrikanten aan ham een verse aanblik geven door gebruik te maken van getextureerde
sojaproteïne. Tomatensaus wordt dan weer verdikt en glanzend gemaakt met een
middel gebaseerd op gemodificeerd zetmeel. De saus krijgt een even vlezige
aantrekkingskracht als traditionele tomatensaus, terwijl het een vierde
minder tomatenpuree bevat.

Kant-en-klare fruitsalades
worden ondergedompeld in oplossingen die onder andere citroenzuur bevatten. Zo wordt
de houdbaarheid ervan met 21 dagen verlengd en blijven de salades er fris en
natuurlijk uitzien. Op de vraag of dit nog gezond is, antwoordt Karin Verelst: “Je
kan de volgende algemene stelregel hanteren: hoe meer dat voeding chemisch
verwerkt wordt, hoe geringer de voedingswaarde ervan. Want waarom maken
voedingsproducenten gebruik van chemische bewerkingen? Het is antwoord is simpel:
om bepaalde schadelijke bacteriën te vernietigen. Daarbij worden evenwel ook
veel goede stoffen afgebroken, zoals vitaminen.”

“Dat kan mensen op het verkeerde been zetten”, vult Nadia Tahon aan. “Ze denken dat ze met bijvoorbeeld een fruitsalade voldoende
vitaminen binnen krijgen, maar het tegendeel is waar. Door de oxidatie die
optreedt tijdens de onderdompeling van het fruit, verdwijnen er juist veel
vitaminen.”

Verschuiving in
huishoudbudget

Waarom maakt de
voedingsindustrie nu juist gebruik van deze chemische wondermiddeltjes? Om de
productieprijs van voeding te drukken, zo geeft Blythman in haar boek Swallow This aan.“Dat klopt”, stelt
Tahon. “Voedsel moet goedkoop zijn, kijk maar naar de prijzenslag tussen de
supermarkten. Je ziet ook dat veel consumenten tegenwoordig minder willen
uitgeven aan voeding. Waar mensen vroeger veertig procent van hun
huishoudbudget aan voeding besteedden, bedraagt dit aandeel nu nog maar veertien
procent. De voedingsindustrie gaat dan ook steeds meer op zoek naar goedkopere vervangmiddelen.”

Toch is niet alles kommer
en kwel in de voedingsindustrie. De laatste jaren zouden voedingsproducenten
steeds vaker de meest omstreden ingrediënten links laten leggen. Al is dat wellicht
niet veel meer dan een strategie om imagoschade te ontlopen. Joanna Blythman beschrijft
hoe in veel gevallen net iets minder omstreden ingrediënten als
vervangmiddel gebruikt worden.

Nadia Tahon beaamt dit. “Gelukkig
groeit de groep van bewuste consumenten. De voedingsindustrie van haar kant wil
natuurlijk ook deze doelgroep bedienen. Dat probeert ze door producten
op de markt te brengen met een zogenaamde groene uitstraling. Een voorbeeld
is Coca Cola Life die het stevia-extract bevat. Stevia wordt
voorgesteld als een op en top natuurlijk ingrediënt. Eigenlijk is het
gewoon, zoals vele andere additieven, een geëxtraheerd product.”

Consumentenmisleiding

Probleem is
dat die additieven vaak met een natuurlijk klinkende naam op het etiket
worden vermeld. Dat leidt ertoe dat de doorsnee consument meer dan eens misleid
wordt. Verelst verduidelijkt dit fenomeen. “Rozemarijnextract bijvoorbeeld zit
vaak in salami. Ongetwijfeld doet die naam veel mensen denken aan het kruid rozemarijn.
In werkelijkheid is rozemarijnextract gewoon een label voor
antioxidanten zoals butylhydroxyanisol en butylhydroxytolueen. Deze chemicaliën
worden bekomen door een extractieprocedure waarbij gebruik wordt gemaakt van
carbondioxide of chemische oplossingsmiddelen. Rozemarijnextract wordt dus wel
voorgesteld als een natuurlijk product, maar in werkelijkheid is het dat allerminst.”

Hoe komt het dat zo’n
consumentenmisleiding mogelijk is? “In de EU moeten alle voedingsadditieven vermeld worden op de
ingrediëntenlijst. Fabrikanten mogen evenwel zelf beslissen wat ze juist
weergeven: de naam van het additief, het E-nummer of beiden”, geeft Tahon aan. “Dan
is de keuze natuurlijk snel gemaakt. Voedselproducenten zullen veel sneller opteren
voor een mooi klinkende naam dan voor een E-nummer of een chemische benaming.”

Dat probleem kan echter
simpel opgelost worden volgens Tahon. “Persoonlijk vind ik dat het E-nummer
altijd vermeld zou moeten worden, zodat de consument kan opzoeken wat er juist
in bepaalde voedingsmiddelen zit. Dat zou toch een pak meer duidelijkheid
scheppen.”

EU-wetgeving

Die duidelijkheid lijkt inderdaad
nodig. Want met de algemene kennis van de consument over wat hij/zij werkelijk eet,
is het nog altijd slecht gesteld, stellen zowel Karin Verelst als Nadia Tahon. “Bovendien
bestaat er veel verwarring over het verschil in betekenis tussen ‘ten
minste houdbaar tot’ en ‘te gebruiken tot’”, vindt Tahon. “Dat lijkt een detail, maar mocht je weten hoeveel goede voeding daardoor al niet is weggegooid (zucht). Sensibilisering is echt nodig.”

De consumentenkennis is
dus voor verbetering vatbaar, maar wat met de wetgeving rond
consumentenbescherming, die zich op Europese niveau afspeelt? “De EU moet strenger worden”, vindt Tahon.
“Het is de plicht van elk bedrijf om heldere, niet misleidende of fout te
interpreteren informatie aan te bieden aan haar klanten. De reclameborden van
Coca Cola Life bijvoorbeeld vermelden het zogenaamde natuurlijke karakter van
de ingrediënten maar zeggen niets over de milieu-impact van het product. Veel
consumenten denken evenwel dat het een pak ecologischer is dan de andere
colavarianten. Europa mag wat mij betreft harder optreden tegen zulke
reclameboodschappen.”

Ook Verelst pleit voor een strengere regelgeving. “Al is
de wetgeving zoals ze er nu is wel veel beter dan wat de Commissie in de
toekomst wil doorvoeren.”

Swallow This: Serving Up The Food Industry’s
Darkest Secrets van Joanna Blythman verscheen op 26 februari bij
uitgeverij Fourth Estate. Voorlopig is er enkel een Engelse versie beschikbaar.

dagelijkse newsletter

take down
the paywall
steun ons nu!