Nooit fout
of Lof van het avontuur
Zij lopen op jonge vingers
te fluiten als veroveraars
op een vreemde kust,
waar andere vingers nooit eerder.
Zij hoeven niets te betekenen,
lopen toevallig, zich niet bewust
van de lucht die al is ingekleurd
en de richtlijnen onder het gras.
Hun sporen maken geen wegen,
geen bruggen, zij lopen verloren
in het moeras, waarboven zij
dwaallichtjes plukken, verrukking
die in hun mond openspat.
Daar komen geen padden van
en geen goud, alleen het vrolijk tikken
van druppels op een geduldige steen.
Soms in het rood, dat is even schrikken.
Want het loopt soms verkeerd,
maar nooit fout.