Samenleving, Politiek, België -

Een nieuw verhaal voor links

Links heeft een nieuw, optimistisch verhaal nodig. Het oude werkt niet meer. Welbeschouwd speelt de arbeidersbeweging al minstens drie decennia in verdediging. Met dit defensieve spel verliest ze de ene match na de andere. Als het roer niet snel wordt omgegooid, dreigt de degradatie, of erger. Een heroriëntatie naar nieuwe burgerinitiatieven en -bewegingen dringt zich op.

maandag 9 maart 2015 10:49
Spread the love







Het blijft nog wachten op de slaagkansen van de hervormingen
in Griekenland en het effect ervan op de rest van Europa, maar tot nu toe is
sociale afbraak overal de boodschap. Vaste jobs worden schaarser, studeren
duurder, de ongelijkheid neemt toe, solidariteitsmechanismen gaan op de schop,
de natuur gaat om zeep en het klimaat slaat op hol.

En er zijn geen sociale
zekerheden meer. Leuke tijd om in op te groeien. Jongeren krijgen een negatief
sociaal contract aangeboden, en velen concluderen dat de vorige generatie alles
heeft opgebrast. Soylent Green, een sciencefictionfilm uit de begin jaren zeventig waarin 65-plussers tot groene koekjes worden verwerkt, komt achter het hoekje
gluren.   

Destructieve creatie

De creatieve destructie van Schumpeter heeft
plaats geruimd voor destructieve creatie. Binnen twintig jaar zullen robots tot
50% van de huidige jobs in België hebben overgenomen. Op zich een leuk vooruitzicht, ware
het niet dat alle winst naar de eigenaars van de robotten gaat. Met de
automatisering kalft het salariaat zienderogen af. Het vaste arbeidscontract
moet wijken voor precaire statuten van freelancers en zzp-ers (zelfstandigen
zonder personeel), vandaag al goed voor een derde (tegen 2020 de helft) van de
Amerikaanse werkers.

In Nederland, altijd een stapje “voorop”, is dit al een op
vier. Velen vinden hun autonomie een pluspunt, maar ze hossen wel zonder
sociale bescherming van de ene tijdelijke opdracht naar de andere. Permanent.
Ze vallen naast het sociale vangnet van de overheid en kunnen een privéverzekering niet betalen Daarom
vonden ze de broodfondsen uit, solidariteitsfondsen van ongeveer 150 man die
maandelijks 25 euro in een pot leggen en bij ziekte een uitkering krijgen van
750 euro. Het is de hergeboorte van de negentiende-eeuwse mutualiteiten.   

Klusjes en bullshit
jobs

Daarnaast groeit het leger dat met de eigen auto taxichauffeur
speelt voor Uber, een kamer op overschot verhuurt via Airbnb of (bij)klust voor
een habbekrats via Taskrabbit of Mechanical Turk. Denk niet dat het gaat om onkruid
wieden of de hond uitlaten: in de VS heb je al platforms voor dokters (Health
Tap
) en advocaten (Upcounsel).

Voor velen bieden deze platforms nog altijd een leuke
bijverdienste, maar steeds meer mensen worden ervan afhankelijk om te
overleven. Oorspronkelijk hadden veel platforms een sociale doelstelling: delen tegen kostprijs of zelfs gratis.
Maar ze worden zienderogen gekaapt door beleggers die alleen maar uit zijn op
financieel gewin. Met hun geld breiden de platforms uit en worden ze
professioneler, maar de sociale logica moet wijken voor de winstlogica.

Durfkapitalisten (ze hebben hun naam niet gestolen) hebben
een flink deel van de ontluikende deeleconomie gekaapt. De term had
oorspronkelijk vooral betrekking op het delen (sharing) van gemeenschappelijke dingen
(auto’s, boren, tuinen..) wat zowel het milieu als het sociale weefsel ten goede
komt. Gelukkig bestaan er nog altijd heel wat deelplatformen waar de nadruk blijft
liggen op dat laatste.

Maar dat geldt al lang niet meer voor de Airbnb’s en
Ubers van deze wereld. Airbnb
investeert niet in hotels, Uber niet in taxi’s. Het zijn slechts platforms die
vraag en aanbod samenbrengen, maar wel met een steeds groter stuk van de koek
gaan lopen. Voor jonge mensen die af en toe hun appartement verhuren aan
toeristen (en dan tijdelijk bij hun ouders of vrienden logeren), biedt Airbnb
een mooi extraatje. Maar als je voor je hele inkomen afhankelijk bent van
dergelijke platforms, krijg je al gauw een moderne vorm van feodalisme. “Vazaleconomie”
zou misschien een beter woord zijn. Op de keper beschouwd, hebben we hier te
maken met een parasitair systeem van de ergste soort.

Basisinkomen

Vandaag verdien je vooral geld met geld (rente), eigendom
(aandelen en obligaties) en controle over netwerken via intellectueel eigendom en
marketing. Immateriële zaken dus, waarvan de waarde eigenlijk “politiek”
bepaald wordt. Volgens Roland
Duchatelet is in België maar 7% van de bevolking meer betrokken bij de
productie van voedsel en materiële goederen. De rest zijn diensten, vaak
verpakt in wat de Amerikaanse antropoloog en anarchist David Graeber “bullshit jobs” noemt: banen waarvan de betrokkenen
zelf vinden dat ze eigenlijk overbodig zijn. Winsten vallen steeds minder te
rapen in de productie, die grotendeels naar het zuiden is verhuist waar arbeid
in overvoed en dus goedkoop is.

Onlangs kwam Rutger Bregman daarover vertellen in Reyers Laat.
De Nederlandse golden boy verdedigde er op speelse wijze een andere visie op
arbeid die hij koppelde aan een onvoorwaardelijk basisinkomen. Zijn standpunt
botste op ongeloof bij een oogbolrollende Liesbeth Homans die zich – mondhoeken richting studiovloer – afvroeg wie dit ging betalen. Rutger Bregman repliceerde gevat dat de minister
er negentiende-eeuwse opvattingen op nahield. In onze
samenleving bestaan andere herverdelingsmechanismen dan via de overheid.

Er
stroomt inderdaad heel wat geld naar boven, naar mensen met “bullshitjobs” die
in wezen geen bijdrage leveren tot de reële economie en zelfs welvaart
vernietigen. Spreekt er eigenlijk nog iemand over de bankencrisis? Nee,
natuurlijk niet. De Islam, ja. En 60-plussers die op hun gat in Benidorm
profiteren. Activeren dat zootje!  

Rutger Bregman noemt zich liberaal in hart en nieren. Hij
gelooft in meritocratie en vindt dat mensen moeten bijdragen voor hun geld. Een
basisinkomen is daar niet mee in contradictie omdat dit juist de mogelijkheid
biedt om te doen wat je graag doet en waar je het best in bent. Iedereen
profiteert daarbij, de maatschappij al zeker. Mensen met minder prettige en
zware beroepen zouden juist meer moeten verdienen. Daar kan “de wortel en de stok” nog
spelen. Allemaal interessante denkpistes waar ik het in de grond mee eens ben. Alleen
hebben we een transitieprogramma nodig dat steunt op een nieuw paradigma, want
binnen het oude zie ik het niet gebeuren.

Peer-productie en het
gemeengoed

We moeten inderdaad anders gaan aankijken tegen arbeid, maar
hoe? Welk werk bedoelen we? Spreken we over loonarbeid, of nuttige bijdragen
aan gemeengoed projecten, die tot nu toe meestal onbetaald blijven? Hoe komen we
tot een systeem waarin mensen meer beloond worden naar werk (en minder naar
bezit), maar met sterke ingebouwde solidariteitsmechanismen die de zwakkeren de
nodige bescherming bieden? We
bevinden ons immers voor de volgende paradox.

Onze welvaartsstaat steunt op
solidariteitsmechanismen die werden uitgevonden, uitgebouwd en uiteindelijk via
de staat veralgemeend door de arbeidersbeweging (mutualiteiten, pensioenkassen,
werkloosheidskassen). Overal in Europa wordt dit stelsel afgebouwd. Maar dit is
maar één zijde van de medaille. De andere blijft tot nu toe onderbelicht.

In de afgelopen twintig jaar zijn we immers ook getuige van
een nieuw ontluikend economisch systeem dat een andere logica volgt. Dit
systeem wordt aangedreven door het internet dat horizontale communicatie en
collaboratie mogelijk maakt tegen zeer lage kostprijs. Daardoor kunnen steeds
meer zaken beter en goedkoper geregeld worden via samenwerkingsplatformen dan via traditionele organisaties. Burgers
bouwen samen software, kennis en ontwerpen.

Met meer dan 30.000 open-hardwareprojecten, van auto’s over landbouwmachines tot robotten en satellieten
zien we dat de logica van delen en produceren via het internet zich ook doorzet
in het productieproces. Na de miniaturisering van de computer zijn vandaag de machines
aan de beurt. Het delen en kopiëren van digitale muziek, software, film,
design, kennis… op het internet vloeit over naar het delen van infrastructuur in
fablabs, co-working-, hackers- en makerspaces.

Helaas bestaan er nog geen uitgewerkte studies om al die
nieuwe ontwikkelingen in kaart te brengen, maar in Barcelona groeide het aantal
co-workingspaces van 3 naar 50 in drie jaar tijd, in Wenen was er drie jaar
geleden één hackerspace, vandaag zijn er vijftien, in de VS groeide
stadslandbouw door (hoofdzakelijk) collectieve groepen met 48% in twee jaar tijd…
De laatste tien jaar groeit het aantal burgerinitiatieven als kool, zoals te
zien is in een recente studie van Tine de Moor. Ook de coöperatieve beweging
zit in de lift: vandaag werken meer mensen voor coöperatieven dan voor
multinationals.

Naar een nieuw model rond de commons

Maar de belangrijkste revolutionaire verandering is volgens
mij de opkomst van digitaal gemeengoed: globale, complexe projecten rond open
kennis, software en design, die voor iedereen vrij beschikbaar is. Rond dit
nieuw gemeengoed groeit een nieuwe economie van freelancers en allerhande bedrijven die deze “commons” als grondstof gebruiken voor het maken van producten en diensten
met toegevoegde waarde.

Het gebruik van open software door bedrijven (denk aan
IBM en Linux) is vrij bekend, maar nieuw is toch de snelle opkomst van
allerhande open-hardwareprojecten. Het idee is eenvoudig: alles dat gemaakt
wordt, moet eerst geconcipieerd worden. In klassieke bedrijven wordt die kennis
beschermd door patenten. Die zijn bedoeld om innovatie te stimuleren omdat bedrijven
hun onderzoekskosten willen recupereren. Maar in de praktijk zijn ze uitgegroeid
tot innovatieremmers die patenthouders zolang mogelijk monopoliewinsten bezorgen.

Niet zo bij open hardware: iedereen kan de concepten verbeteren
en iedereen kan ze downloaden. Met de nodige machines, eventueel gedeeld in een
fablab, kan een doe-het-zelver het product zelf maken. Soms kan je een pakket onderdelen
(vaak vervaardigd met 3D-printers) kopen en ze als een meubel van Ikea zelf
ineen steken, of je kan het afgewerkte product kopen bij een open
hardwarebedrijf. Deze laatste wint dan wel niks op het intellectueel eigendom, aangezien
het ontwerp vrij beschikbaar is, maar wordt wel vergoed voor zijn arbeid. Loon
naar werk dus.

Open-hardwarebedrijven zijn vaak starters die een klassieke
bedrijfsvorm aannemen en voor hun financiering een beroep doen op crowdfunding en
durfkapitalisten. Maar niets belet jonge ondernemers om een coöperatieve op te
richten, een bedrijfsvorm die veel beter aansluit bij de praktijk van vrije bijdragen
aan een gemeengoed en de deelcultuur in de virtuele wereld.

Als die
productiecoöperatieven zich dan nog eens met elkaar zouden verbinden in een
wereldwijd netwerk rond het open-designgemeengoed, dan krijg je een soort van
gedistribueerde multinational die in staat is het klassieke model te verslaan
omdat ze efficiënter en goedkoper kan werken. Als je ten slotte ook de
boekhouding en aanvoerketen van die coöperatieven open en transparant maakt en
alle stakeholders betrekt, dan kom je tot een nieuw economisch model dat zowel
de markt als de klassieke planeconomie in de schaduw stelt.

In dit verhaal moet de overheid het geweer van schouder
veranderen en evolueren van betuttelende marktstaat naar faciliterende
partnerstaat: een overheid die burgerinitiatieven mogelijk maakt en stimuleert.
Ook die evolutie is bezig, zij het vooral op plaatselijk vlak. Zo heeft Bologna onlangs een “reglement
voor de commons” ingevoerd, die al door 25 andere gemeenten is overgenomen (Michel
Bauwens en Dirk Holemans in Knack van 22/2/2015).

Burgers doen voorstellen aan
de gemeente, bijvoorbeeld om hun wijk te verfraaien. Na overleg kan de gemeente
middelen vrijmaken waarmee die burgers hun plannen zelf kunnen waarmaken. Dat
vergt ook een ommekeer in het politieke denken, want de meeste politici willen zich
vooral profileren rond wat zij doen voor de burger.

Utopisch? Misschien. Maar op microniveau wordt er al volop
geëxperimenteerd en in theorie kunnen we ons vandaag voorstellen hoe dit model
op macroniveau zou kunnen werken. Daarom kan het P2P-verhaal vandaag dezelfde
rol spelen als het socialistisch verhaal in de negentiende eeuw. Ook toen waren
er honderden en duizenden basisinitiatieven.

De arbeiders vochten niet alleen
op hun werkplaats voor betere werkomstandigheden, maar creëerden ook machtige organisaties waarmee ze hun politieke stempel drukten op de twintigste
eeuw. Maar hun macht kalft af. De productie is voor een groot deel verhuisd naar ontwikkelingslanden en hier proberen bedrijven de syndicale macht verder te
breken, gisteren door outsourcing, vandaag door crowdsourcing.   

Nieuw links

De erosie van de macht van de arbeidersbeweging weerspiegelt
zich in een crisis van de sociaaldemocratie, die probeert afstand te nemen van de syndicale achterban om te kunnen verruimen (met bijzonder weinig succes), maar ook weinig aansluiting
vindt bij de nieuwe bewegingen en de vele initiatieven die opborrelen vanuit de
civiele maatschappij.

De nieuwe progressieve formaties in Griekenland
en Spanje knopen daar wel bij aan. Het is zeer significant dat Gianni
Dragasakis, de nieuwe vicepremier van de Syriza-regering in Griekenland, in
zijn parlementstoespraak expliciet verwees naar het ontwikkelen van bottom-up,
op gemeengoed gebaseerde peerproductiemodellen om tegemoet te komen aan de
noden van de Griekse bevolking.

Dr. Vasilis Kostakis, medewerker van de P2P Foundation en
samen met Michel Bauwens auteur van het boek Network Society and Future
Scenarios for a Collaborative Economy
, schrijft: “Het lijkt erop dat Syriza
een politiek nastreeft die in de lijn ligt van het idee van de “partnerstaat”
en dat op het vlak van onderwijs, overheidsbeleid en R&D. Om er een paar te
vernoemen:

  • Het vrijgeven van openbare data
  • Het vrijgeven van alles kennis die gefinancierd wordt met
    belastingsgeld
  • Het creëren van een omgeving die samenwerking
    stimuleert tussen kleine ondernemers en coöperatieven, waarbij initiatieven die
    steunen op open-source-technologieën en -praktijken worden aangemoedigd
  • Het ontwikkelen van bepaalde participatieve
    processen (en het versterken van de bestaande) om burgers te betrekken bij het
    beleid
  • Het aannemen van open standaarden en patronen
    voor openbare diensten en onderwijs. 

Het is bij mijn weten voor de eerste keer dat een Europese
regering expliciet een politiek verdedigt die aansluit bij de nieuwe
economische logica in wording. Onafhankelijk van de manier waarop in België deze nieuwe politiek
gestalte zal krijgen, ben ik hoopvol dat er een progressieve meerderheid kan gevonden
worden rond de kernideeën van de nieuwe p2p-logica: de creatie van een nieuwe
economie van ethische bedrijven rond collectief gecreëerd gemeengoed, of in de
woorden van Jeremy Rifkin, commons-based peer production. Daarbij kan elke politieke
partij haar eigen klemtonen leggen: duurzaamheid, sociaal ondernemerschap,
solidariteit.  

Maar niet alleen de rechtse partijen, ook de vakbonden en de
sociaaldemocratie zijn in mijn ogen nog te veel gericht op het verdedigen van het
oude systeem dat steunt op arbeid en kapitaal. Veel verder dan een
vermogenswinstbelasting komt men niet.

Ik denk echter dat de ommekeer zich niet
kan realiseren via een loutere herverdeling binnen het oude systeem, als dit niet gekoppeld wordt aan een heroriëntatie naar het nieuwe systeem. Dit is nu eenmaal nodig om de traditionele links-rechtsverhouding te overstijgen en een zo groot mogelijke politieke meerderheid te verwerven om een begeleide, vreedzame transitie mogelijk te maken.

take down
the paywall
steun ons nu!