President Hugo Chávez in 2008 met zijn toenmalige kabinetschef Nicolás Maduro (soberania.org)
Analyse - Tristan Terryn

Venezuela in de ban van nieuwe poging tot staatsgreep

De Venezolaanse regering heeft op 22 februari 2015 Antonio Ledezma, burgemeester van de hoofdstad Caracas, aangehouden op beschuldiging van medewerking aan een poging tot staatsgreep. Venezuela heeft sinds 2002 meerdere pogingen tot staatsgreep overleefd. Wat er ditmaal van aan is, werd onderzocht door politicoloog Tristan Terryn.

woensdag 25 februari 2015 18:15
Spread the love

Op 13
februari 2015 kondigde Venezolaans president Maduro aan dat Maximiliano
Hernández Vásquez, een gepensioneerd generaal van de luchtmacht, samen met elf
andere militairen en twee zakenlieden aangehouden was in verband met een poging
tot staatsgreep, die zou gefinancierd worden vanuit organisaties en personen in
de Amerikaanse stad Miami.

Het
complot voorzag in het bombarderen van strategische locaties in de hoofdstad
Caracas, met als doel de omverwerping van de regering van Maduro. Doelwitten
waren het presidentieel paleis Miraflores, de hoofdkantoren van omroep Telesur
en enkele strategische ministeries, onder andere dat van Defensie. Toen Antonio
Ledezma, burgemeester van het hoofdstedelijk gewest Caracas, op 22 februari 2015
eveneens werd aangehouden en beschuldigd van samenzwering, ging de bal wat
sneller aan het rollen.

Antonio
Ledezma 



Antonio Ledezma (WikiMedia Commons)

Ledezma
is een van de historische politieke figuren in Venezuela, die zowel de periode
voor Chávez symboliseert, nauw verbonden met de corrupte regering van president
Carlos Andrés Pérez (1989-1993) [1].
Deze president vertegenwoordigt alles waartegen de Bolivariaanse revolutie is
opgestaan[2].
Ledezma symboliseert eveneens de oppositie tegen president Hugo Chávez sinds
1999, onder andere door zijn deelname aan de mislukte staatsgreep van 2002.

Ledezma
zou nu mede verantwoordelijk zijn voor de ondertekening van een document dat
een “nationaal transitie-akkoord” voorstelde, dat na een komende staatsgreep in
voege zou moeten treden. President Maduro heeft aangekondigd dat verdere
bewijzen binnenkort openbaar gemaakt zullen worden. Op 23 februari 2015 heeft
een rechter beslist dat er voldoende informatie beschikbaar was om een
rechtszaak in te stellen tegen Antonio Ledezma.

Zodoende
zal Ledezma zich onder meer moeten verantwoorden voor zijn banden met Lorent
Saleh, een Colombiaanse leider van paramilitaire milities, die in 2014 al werd
aangehouden op verdenking van het plannen van aanslagen op bruggen, publieke
gebouwen en moorden op linkse politieke figuren. 

De ‘guarimba’s
van 2014 

De
polarisering tussen de aanhangers en de oppositie van de Bolivariaanse
revolutie is sinds februari 2014 continu aan het stijgen. De zogeheten
guarimbas[3]
begonnen op 4 februari 2014 in de stad San Cristóbal in de oostelijke staat Táchira,
in een gecoördineerde poging de hoge misdaadcijfers, de inflatie, en de
afwezigheid van bepaalde basisproducten aan te klagen en druk uit te oefenen op
de machthebbers.

De
frustraties van de oppositie na de verloren presidentsverkiezingen die Nicolás
Maduro aan de macht hadden gebracht in 2013, met een nipte overwinning van 50,6
procent van de stemmen, hadden een versplintering van de rechterzijde
veroorzaakt. Leopoldo López was tot 2014 een minder zichtbaar
lid van deze oppositie, ondanks zijn deelname aan de staatsgreep van 2002. Toen schond hij het internationaal
diplomatiek recht, als burgemeester van Chacao, een randgemeente van de
hoofdstad, door daar de Cubaanse ambassade binnen te vallen. Hij kwam nu
centraal te staan in de guarimbas van
2014.

De
oppositie, tot dan toe vertegenwoordigd door de politieke partij Primero
Justicia en haar leider Henrique Capriles Radonski, en het politieke front van
de oppositie Mesa de la Unidad Democrática riepen op tot straatprotesten, met
als enige eis ‘la salida[4],
het aftreden van de regering, amper tien maanden nadat die democratisch was
verkozen en haar meerderheid terug wist te vergroten tijdens de
gemeenteraadsverkiezingen amper twee maanden nadien. 

De
protesten begonnen op 4 februari, in Venezuela traditioneel bekend als de Dag
van de Jeugd, waarbij elk jaar grote manifestaties worden gehouden. Dit is niet
onbelangrijk, omdat de betogingen van de oppositie zich op die manier visueel
mengden met die van universiteitsstudenten, veelal van private universiteiten. Zo wekten de protesten van de oppositie
de indruk gedragen te worden door brede lagen van de bevolking.

In de
daaropvolgende dagen bleven de betogingen aanhouden en werden door betogers
gecoördineerde en strategische barricades opgeworpen. Vandalisme,
brandstichting, geweldplegingen en moedwillig vernietigen van zowel publieke
als private gebouwen wekten de indruk dat het land al gauw weggleed in een
burgeroorlog.



Leopoldo López (WikiMedia Commons)

De
ontsporingen richtten zich in de daaropvolgende dagen voornamelijk tegen symbolen
van de staat. Zo werden onder andere ministeries aangevallen, net zoals
ziekenhuizen en sociale wijkcentra. In totaal vielen er 43 doden en meer dan
1600 gewonden, onder wie burgers, sympathisanten zowel als oppositieleden,
politieagenten en leden van de Nationale Garde. 

Leopoldo
López,
de meest uitgesproken leider van de protesten, werd door de overheid, na
bedreigingen aan zijn adres door onbekenden, in bescherming genomen, maar later
aangehouden omwille van zijn rol in de dood van de 43 burgers. Dit leidde tot
internationale campagnes die pleitten voor zijn vrijlating.

De media van de oppositie 

De
onrusten werden gevolgd en begeleid door een openlijke oorlog tussen de
privé-mediabedrijven, die nog steeds meer dan 70 procent van alle media in
handen hebben en de 5 procent media die in handen zijn van de staat. De
binnenlandse media zijn in Venezuela steeds een spil geweest in de
destabilisering van regeringen.

Na de
staatsgreep van 2002 ging een van de samenzweerders zelfs zo ver om te stellen
dat “ons geheime wapen de media was”. Tegelijkertijd werden de sociale media
overspoeld met beelden en beschuldigingen – die heel vaak bleken gemanipuleerd
te zijn – om de regering in een kwaad daglicht te stellen.

De
beelden die de wereld rondgingen, waren die van jonge mensen, veelal leden van
de blanke, gegoede, politiek conservatief en rechts-liberaal geïnspireerde
middenklasse, die zich niet kunnen vinden in de sociale maatregelen die de
Venezolaanse regering al vijftien jaar neemt voor het arme deel van de bevolking.

Deze
overheidsmaatregelen hebben de armoede met meer dan 20 procent doen dalen en
hebben de extreme armoede bijna uitgeroeid. Bovendien wordt Venezuela vandaag
gelauwerd als het land dat honger heeft kunnen uitroeien, waar het
minimuminkomen het hoogste ligt van heel Latijns-Amerika, en waar de grootste
vooruitgang is geboekt op vlak van alfabetisering.

Tevens
heeft het de toegang tot het hoger onderwijs betekenisvol vergroot, gratis
gezondheidszorg voorzien en de winsten van de petroleumsector aangewend voor de
opbouw van het ‘socialisme van de 21ste eeuw’, zoals de in 2013 overleden
president Hugo Chávez zijn politieke programma noemde. 

Economische
recessie 

Daartegenover
staat echter dat het land al enkele jaren te maken heeft met inflatie, een
tekort aan bepaalde goederen en een instabiele bolívar, de nationale munt. De
devaluatie van de bolívar is op dit moment zo erg dat de lonen uitbetaald in
bolívares 70 procent van hun waarde hebben verloren tegenover 2012. De
stijgende consumptieprijzen zouden tevens kunnen leiden tot een hyperinflatie.

De
economische druk wordt nog verergerd door de dalende olieprijzen. Ondanks het
feit dat Venezuela reeds veel moeite heeft gedaan om de andere leden van de
organisatie van olieproducerende landen OPEC te overtuigen om de prijzen te
verhogen, blijft voornamelijk Saoedi-Arabië zijn prijzen kunstmatig laag houden.
Venezuela verliest op dit moment 16,7 miljard euro per jaar aan inkomsten uit
de olie. 

Op
nationaal vlak heeft de regering van president Maduro stappen ondernomen om
strenger te kunnen optreden tegen goederenspeculatie en de praktijk van het
moedwillig achterhouden van schaarse consumptiegoederen. Er zijn immers duidelijke aanwijzingen dat grote delen
van de huidige tekorten veroorzaakt worden door strategische actoren uit de
zakensector.

Die houden bepaalde goederen achter, om het Bolivariaanse project
te destabiliseren. Bovendien worden grote hoeveelheden goederen – men spreekt
van 20.000 ton per maand – en 16 procent van de Venezolaanse olieproductie,
over de grenzen heen verkocht, voornamelijk in Colombia. Dat heeft uiteraard een enorme impact op
de staatsinkomsten. 

Terwijl
Maduro alle zeilen bijzet om deze economische sabotage te bestrijden en zijn
sociale projecten verder te zetten ondanks de financiële druk op het
overheidsbudget, zoekt de huidige oppositie, onder leiding van de Venezolaanse Kamer
van Koophandel Fedemarcas, haar heil in markt-georiënteerde hervormingen. Zij
pleit onder andere voor de afschaffing van het prijs-controlesysteem dat op
bepaalde goederen is ingesteld, een regressieve herziening van de wetgeving die arbeidsrechten verstevigde
en een verhoging van de deviezen voor import aan voordelige tarieven.

Private
ondernemers provoceren ondertussen door het organiseren van kunstmatige
tekorten, prijsstijgingen en het creëren van algehele chaos, net zoals in 2002
en 2003. Men kan hierin de technieken herkennen die al werden toegepast in
Latijns-Amerika sinds Chili 1973. Toen werden president Salvador Allende en zijn regering van de Unidad
Popular ook tegengewerkt en geboycot door het leger en de conservatieve
krachten in de Chileense maatschappij. 

De
olifant in de kamer die je niet hoort te zien 

De
situatie in Venezuela wordt sinds de verkiezing van Hugo Chávez in 1999 met
argusogen gevolgd door de VS. De Amerikaanse strategische belangen werden
steeds behartigd door strategische interventies en het ondersteunen van de
politieke oppositie. De historische traditie van de VS in Centraal- en
Zuid-Amerika om contrarevolutionaire bewegingen te ondersteunen, werd in
Venezuela gestaag verder gezet sinds het begin van de Bolivariaanse revolutie
in 1999.

Een van
de meest zichtbaar aanwezige elementen in deze continue destabilisering van
Venezuela is de aanwezigheid van ngo’s die een anti-bolivariaans discours
hanteren en die met miljoenen dollars, onder andere van het National Endowment
for Democracy (NED) [5], de staat
trachten te destabiliseren.

Na de staatsgreep
van 2002 werden bewijzen gevonden dat vertegenwoordigers van de Amerikaanse
ambassade in Caracas en van de Amerikaanse overheidsorganisatie voor
ontwikkelingssamenwerking USAID betrokken waren in actieve ondersteuning van de
oppositie. Na de mislukking van de staatsgreep van 2002 werd door deze
organisaties en personen een ‘bureau voor transitie-initiatieven’ (OTA)
opgericht [6].

De
fondsen van het OTA werden voornamelijk gebruikt voor de oprichting van
tientallen kleine ngo’s, met als doelstelling de destabilisering van de staat
en de creatie van een daarbij horende groeiende politieke onzekerheid onder de
bevolking. Net zoals in de VS zelf, mogen in Venezuela politieke
activiteiten niet worden gefinancierd met geld van buitenlandse overheden.

Desalniettemin,
en ondanks pogingen van de Venezolaanse regering om deze praktijken aan banden
te leggen, deden de VS ongehinderd verder. Boven op het werk verricht door
USAID, NED en andere agentschappen, keurde president Obama nog in 2015 een
decreet goed dat de oprichting van een fonds ter waarde van 4,8 miljoen euro
voorziet. Dat fonds zal anti-regeringsgroeperingen financieren, via het
Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken. 

De VS
heeft de aanhouding van Leopoldo López in 2014 en recent die van Antonio
Ledezma consequent veroordeeld. Ondanks hun betrokkenheid bij vorige
staatsgrepen hameren de VS er voortdurend op dat Venezuela door deze
aanhoudingen “de legitieme democratische oppositie criminaliseert”.

De VS
hebben bovendien verdere sancties aangekondigd tegen de regering-Maduro, door
onder andere hun tegoeden in de VS te bevriezen en hun visarechten te beperken.
In zijn Nationale Veiligheidsstrategie voor 2015 bevestigt Obama het recht van
de VS op unilaterale interventie in de Amerika’s. Daarmee bevestigt hij de
basisideeën van de Monroedoctrine[7],
die de VS het alleenrecht geeft op hegemonie over de Amerika’s, naast het recht
tot unilaterale interventie.

Buitenlandse
media 

Wat
eveneens opvalt, is uiteraard ook de rol die de buitenlandse media spelen in de
polarisering van buitenaf. De discreditering waarmee Venezuela te maken heeft,
werd onder andere onderzocht en gedocumenteerd door onderzoekers van de
University of West-Engeland in Bristol. Zij herbekeken meer dan driehonderd nieuwsberichten van de Britse overheidsomroep
BBC van de voorbije tien jaar en stelden vast er amper drie refereerden aan
positieve maatregelen van de Venezolaanse regering. 

Verwijzingen
naar democratiseringsinitiatieven, mensenrechtenwetgeving, voedselprogramma’s,
gezondheidszorg en armoedevermindering waren er niet. Voor de BBC bestonden
die simpelweg niet. Dit soort anti-bolivariaanse berichtgeving was en is
dominant in de belangrijkste Amerikaanse en Europese media.

Zij
beelden Venezuela systematisch af als een falende staat, met een complete
verdraaiing van de realiteit, die de grenzen van normale en legitieme kritiek
volledig te buiten gaat. De stemmen die aan het woord gelaten worden, zijn
grotendeels leden van de oppositie, die als neutraal en geloofwaardig
geportretteerd worden. Relevante feiten, die de regering in een positief
daglicht zouden kunnen plaatsen, worden verloochend.

In de EU
is dit het meest treffend in Spanje, waar een ware haatcampagne tegen Venezuela
op poten is gezet in kranten zoals El Pais, El Mundo en ABC. Het gaat er zelfs
zo ver dat lokale politieke partijen in een kwaad daglicht trachten te worden
gesteld, door middel van een associatief verband met de regering van Venezuela. 

Internationale
solidariteit tegen toenemende druk 

Desalniettemin
heeft de Unie van Zuid-Amerikaanse Staten UNASUR aangegeven dat het de
buitenlandse inmenging in de soevereine zaken van Venezuela ten sterkste
veroordeelt, en dat noodzakelijke juridische onderzoeken naar de huidige gewelddadige
polarisering en naar pogingen tot staatsgreep, niet gehinderd mogen worden.

Eind
januari 2015 werd er bovendien op de top van de Vereniging van Latijns
Amerikaanse en Caraïbische Staten CELAC een klaar en duidelijk unaniem
standpunt ingenomen dat de unilaterale oplegging van sancties door de VS tegen
Venezuela aanklaagt en de inmenging veroordeelt van de VS in de soevereine
aangelegenheden van Venezuela. 

Op 23
februari 2015 sprak Venezolaans minister van Buitenlandse Zaken Delcy Rodriguez
in de VN-Veiligheidsraad expliciet over de rol die de VS spelen in de
destabilisering van Venezuela en over de hypocrisie die de VS drijft in zijn
discours dat democratie en mensenrechten propageert, terwijl het land
unilaterale interventies en mensenrechtenschendingen begaan ten bate van eigen
economische belangen. 

Luis in
de pels 

Venezuela
is en blijft de luis in de pels van de VS in Latijns-Amerika. Het lijkt er echter
op dat de destabilisering van buitenaf steeds zwaardere gevolgen heeft en dat
de regering van president Maduro te maken krijgt met stijgende interne kritiek. 

Tot nader
order is er nog geen duidelijkheid over het hoe en het wat van de samenzwering
die op 15 februari 2015 geleden aan het licht werd gebracht. Wat we wel weten, is dat Venezuela het moeilijk heeft. Het wordt van binnen en van buiten
belegerd. De nalatenschap van Hugo Chávez komt steeds meer onder druk te staan.

Op 5
maart 2015 wordt de tweede verjaardag van zijn overlijden herdacht. Het zal
zonder twijfel de aanzet zijn voor nieuwe betogingen en straatgeweld. Later in
2015 zijn er parlementsverkiezingen die, als ze eventueel gewonnen zouden
worden door de oppositie, hoogstwaarschijnlijk zullen leiden tot een initiatief
voor een herroepingsreferendum[8]
tegen zetelend president Maduro. 

Een eerste versie van dit artikel verscheen eerder op de blog van TristanTerryn.


[1] Hij was eerder al
president van 1974 tot 1979. Dit gaat over zijn tweede ambtstermijn van 1989
tot 1993.

[2] De
Bolivariaanse revolutie van Hugo Chávez dankt zijn naam aan Simón Bolívar
(1783-1830), de voornaamste vrijheidsstrijder van Latijns-Amerika tegen de
Spaanse kolonisator.

[3] Onvertaalbare term
waarmee de onlusten van februari-maart 2014 in Venezuela worden bedoeld.

[4] Letterlijke betekenis: het
‘vertrek’.

[5] Officieel een onafhankelijke ngo die stelt de
democratie in het buitenland te promoten, in werkelijkheid een ultra-liberale
en Republikeinse denktank, die sterke banden heeft met de CIA.

[6] Office of Transition
Initiatives (OTA), officieel een coördinatie van organisaties om de democratie
in Venezuela te herstellen na de ‘transitie’, in werkelijkheid bedoeld om de
verkozen regering van Venezuela te saboteren.

[7] De Monroe-doctrine was al een
tijd de praktijk van de VS in de rest van de Amerika’s maar werd voor het eerst
officieel vastgelegd in 1823 door president James Monroe (1817-1825). De VS
verklaarden toen zich te zullen verzetten tegen elke verdere poging van de Europese
mogendheden om Latijns-Amerika verder te koloniseren en zouden in ruil zelf afzien
van pogingen tot kolonisatie in Afrika. De VS zouden elke poging tot Europese
interventie voortaan beschouwen als een vorm van agressie, waartegen ze
unilateraal zouden optreden.

[8] Het
terugroepingsreferendum is een initiatief dat Venezolaanse burgers kunnen nemen
om een zetelend verkozen politicus te vervangen door tussentijdse verkiezingen,
na de helft van de termijn van het betrokken mandaat. Daarvoor moeten 20
procent van alle kiezers in het betrokken kiesdistrict hun handtekening zetten
onder een petitie. Voor de terugroeping van de president gaat het dan over 20
procent van alle kiezers van Venezuela. De instelling van dit systeem was een
van de allereerste grondwettelijke initiatieven van Hugo Chávez na zijn eerste
verkiezing in 1999. Voor 1999 had de huidige oppositie altijd geweigerd een
dergelijk systeem in te voeren. In 2004 slaagde de oppositie erin een
referendum te eisen tegen Chávez, de man die het systeem in het leven had
geroepen. Chávez werd echter met 58 procent van de
stemmen herbevestigd in zijn mandaat. Het referendum werd door alle
internationale observatoren als fair en transparant beoordeeld. Voormalig
Amerikaans president Jimmy Carter verweet de oppositie toen van pogingen tot
manipulatie van de tellingen. 

dagelijkse newsletter

take down
the paywall
steun ons nu!