Raar recht in Turkije

Raar recht in Turkije

Vorige week werd de Nederlandse journalist Mehmet Ülger in Istanbul vrijgesproken. In 2013 was hij tegen een aanklacht aan gelopen omdat hij tijdens het proces tegen de eveneens Nederlandse journaliste Füsun Erdogan foto’s in de rechtszaal had gemaakt.

dinsdag 27 januari 2015 10:54
Spread the love



Mehmet Ülger (foto Twitter)

Ülger mag van geluk spreken, want er hing hem een gevangenisstraf van maximaal zes maanden boven het hoofd. De aanklager kan in beroep gaan, maar zal dat waarschijnlijk niet doen omdat er veel niet klopte in deze zaak. Dat de beelden op het telefoontoestel waarmee Ülger fotografeerde niet werden onderzocht, is wellicht ook de reden van zijn vrijspraak.

Het was niet verstandig van Ülger om in een rechtszaal te fotograferen. Ik heb niet onderzocht of er landen zijn waar het wel mag, maar in Nederland is het bijvoorbeeld evenmin toegestaan. Niet om rechtbanktekenaars voor werkloosheid te behoeden, maar vanwege de privacy.

Fotograferen

Toch moet met fotograferen in Turkije sowieso uitgekeken worden. In toeristische gebieden is het geen probleem, maar wie ergens anders fotografeert kan met argwanende politie te maken krijgen. Dat heb ik als fotograaf zelf ondervonden. Politieagenten verboden me al eens om vanaf een voetgangersbrug een snelweg te fotograferen en op een busperron maakte ik hetzelfde mee.

Ik fotografeerde daar om illustratiemateriaal te maken bij een artikel over de verkeersproblematiek in de stad, maar de Turkse dienders konden zich daar niets bij voorstellen. Zij vonden het verdacht dat iets gefotografeerd werd wat buiten het vertrouwde aandachtsgebied van buitenlanders valt. Niet dat er een wet is die dit verbiedt, want evenals in Nederland is fotograferen in de openbare ruimte officieel toegestaan in Turkije. Ga echter maar eens door met foto’s schieten wanneer een paar van die jongens zeggen dat het niet mag…

Yesiltepe

Wat gebeurt er wanneer de politie zelf ongewenst fotografeert of filmt? Zoals tijdens een persconferentie rond de veroordeling van Murat Kur, die eerder kandidaat was voor de gemeenteraadsverkiezingen in de stad Tunceli. Kur riep leuzen tijdens een herdenking van de in 1973 door veiligheidsdiensten gemartelde en vermoorde maoïstische activist Ibrahim Kaypakkaya en werd vervolgens tot 56 jaar gevangenisstraf veroordeeld.

Toen een politieagent beeldopnamen maakte van de toehoorders bij de persconferentie, vroeg Ugur Yesiltepe, het hoofd van de orde van advocaten in Tunceli, hem daarmee te stoppen. De woordenwisseling met de agent werd later als bewijs gebruikt in een proces tegen Yesiltepe waarbij hij van terrorisme werd beschuldigd.

Terrorisme

Aan terrorisme wordt in Turkije een brede definitie verbonden. De schrijver van een kritisch boek over een met de regering bevriende imam werd er al eens van beschuldigd. Toen die imam vervolgens in conflict met de regering raakte, werd hem zelf verweten leiding te geven aan een terroristische organisatie.

Sommige radicaal linkse organisaties in Turkije kennen naast een politieke ook een gewapende vleugel. Daarbij ligt het voor de hand dat men tracht de verschillende takken uit veiligheidsoverwegingen zoveel mogelijk gescheiden te houden. Het is dan ook geenszins vanzelfsprekend dat de betrokkenen van de politieke vleugel iets te maken hebben met de acties van de gewapende tak.

Turkse aanklagers maken dit onderscheid niet en klagen ook betrokkenen van politieke vleugels van radicaal linkse organisaties aan voor terrorisme. Dat ze daarmee succes hebben, komt omdat rechters geen bewijs eisen voor de betrokkenheid van de beklaagden bij gewelddadige acties.

In plaats daarvan nemen rechters genoegen met bewijs dat beklaagden langs andere wegen aan de betreffende radicaal linkse groep verbindt. Zoals het aanhangen van een ideologie, het maken van ‘propaganda’ in kranten of boeken, of aanwezigheid bij bijeenkomsten. De aanklachten die zo ontstaan kunnen in veel andere landen onmogelijk tot een veroordeling wegens terrorisme leiden, maar in Turkije wel.

‘Bewijs’

Het is duidelijk dat Ugur Yesiltepe, het eerder genoemde hoofd van de orde van advocaten in Tunceli, met de in Turkije verboden Maoïstisch Communistische Partij (MKP) sympathiseert. Zoals het duidelijk is dat de MKP een gewapende vleugel kent. Dat Yesiltepe op enige wijze betrokken was bij de acties: daarvan kon justitie echter niet hardmaken.

Ander ‘bewijs’ werd echter voldoende geacht voor een veroordeling. Naast de genoemde woordenwisseling met de filmende politieagent bestaat dat bewijs eruit dat hij werkte aan een boek over de Turks-Armeense Armenak Bakirciyan, een activist die streed voor het Turkse (land) arbeiders bevrijdingsleger (TIKKO).

Verder stelt de aanklager dat Yesiltepe tot een groep behoorde die tijdens bijeenkomsten leuzen riep als ‘de moorddadige staat zal de rekening betalen’. Deze groep wordt verder verweten deelgenomen te hebben aan 1 meivieringen en herdenkingen van de eerder genoemde Ibrahim Kaypakkaya, alsmede het uitbrengen van kritische persberichten over waterkrachtcentrales en aanwezigheid bij begrafenissen van MKP-leden.

1980

Op basis van deze ‘bewijzen’ kregen Yesiltepe en de anderen vorige week zes jaar gevangenisstraf aan de broek. Mocht het hoger beroep daar geen verandering in brengen, dan is Yesiltepe het eerste hoofd van een orde van advocaten dat sinds de staatsgreep van 1980 de gevangenis in draait.

In aanmerking genomen dat de straffen fors zijn in Turkije, ligt het voor de hand dat moord of doodslag minstens tien keer zo zwaar bestraft wordt als de ‘vergrijpen’ waar Yesiltepe voor veroordeeld is. Zo gaat het ook vaak.

Alleen niet wanneer de beklaagde een politieagent is. Zo kwam de agent die de 19-jarige Ali Ismail Körkmaz had doodgeslagen tijdens demonstraties in de stad Eskisehir, naar aanleiding van het Geziparkprotest in Istanbul, onlangs weg met tien jaar. En dat terwijl tegen de oprichters van het solidariteitsplatform rond Gezipark 29 jaar wordt geëist. Dat is nu een verboden organisatie, wat niet uit kon blijven met de opvatting in regeringskringen dat het Geziparkprotest een poging tot staatsgreep was.

Hüda-Par

De contrasten zijn groot in Turkije. Terwijl alleen het schrijven voor een radicaal linkse krant al riskant is, kennen politici van de regerende Partij voor Gerechtigheid en Ontwikkeling (AKP) geen vrees om zich te associëren met gewelddadige groeperingen. Zo sprak premier Davutoglu afgelopen zaterdag in de stad Diyarbakir met een gerust hart honderdduizend aanhangers toe van Hüda-Par (Partij van de Vrije Zaak).

Hüda-Par kwam voort uit Hizbullah (niet te verwarren met Hezbollah in Libanon), een Koerdische organisatie die in de jaren negentig talloze aanslagen pleegde en daarbij, naar alom verondersteld wordt, samenwerkte met de Turkse staat.

Het fundamentalistische Hizbullah richtte zich destijds tegen de seculiere en rivaliserende PKK. Wat dat betreft lijkt de geschiedenis zich nu te herhalen, want in Cizre – een stad in Zuid-Oost Turkije – vecht Hüda-Par de laatste tijd regelmatig met de PKK. Dit gewelddadige aspect weerhield Davutoglu er niet van om de ultrareligieuze aanhang van Hüda-Par/Hizbullah moed in te spreken, toen die in Diyarbakir bijeenkwam voor een protest tegen het satirische tijdschrift Charlie Hebdo.

Corruptie

AKP-politici hoeven ook niet voor een rechter te verschijnen als de indruk ontstaat dat zij zich aan strafbare feiten schuldig maakten. Onlangs besloot het Turkse parlement in ieder geval om vier van corruptie verdachte voormalige AKP-ministers niet naar het Hooggerechtshof te sturen.

Deze beslissing lag gezien de AKP-meerderheid in het parlement voor de hand. Daarom kwam het als een verrassing dat na de telling van de stemmen niet alle AKP-parlementariërs tegen vervolging van de oud-ministers bleken te zijn. Kennelijk begon hun geweten te knagen, aangezien onder een groot deel van de bevolking de overtuiging heerst dat die vier wel degelijk schuldig zijn, of dat het aan een rechter is om hun onschuld te bepalen.

Wie de dissidenten in de AKP zijn is onbekend, aangezien de stemming geheim was, maar dat het tot heksenjacht binnen de partij zal komen om hun identiteit te achterhalen laat zich raden. Let maar eens op wie bij de algemene verkiezingen in juni om onduidelijke redenen als kandidaat voor de AKP ontbreekt.

Peter Edel is schrijver van De diepte van de Bosporus, een politiek biografie van Turkije (Uitgeverij EPO, Antwerpen, 2012)

dagelijkse newsletter

take down
the paywall
steun ons nu!