Met peer-to-peer naar een post-kapitalistisch systeem

Het inzetten van netwerktechnologie heeft alsmaar meer ingrijpende gevolgen op de manier waarop onze economie, sociaal leven en organisaties functioneren. Het leger auteurs die het transformatieve karakter ervan belichten, groeit met de dag. Niet langer alleen marxistische denkers zoals Immanuel Wallerstein praten over het einde van het kapitalisme, maar ook mainstream auteurs zoals Jeremy Rifkin, raadgever van onder meer de EU en de Duitse bondskanselier.

dinsdag 14 oktober 2014 15:42
Spread the love

In zijn laatste boek The Zero Marginal Cost Society legt
Rifkin uit hoe het kapitalisme slachtoffer wordt van zijn eigen succes door de
marginale kost van producten tot bijna nul te herleiden. In de digitale wereld
hebben we het punt van overvloed al bereikt. Alles wat digitaal is, kan immers
zonder kwaliteitsverlies en zo goed als gratis tot in het oneindige gekopieerd
worden, en natuurlijk is geen enkel bedrijf opgewassen tegen gratis. Je moet
alleen over een computer en een internetverbinding beschikken. De digitale
revolutie eist dan ook zijn eerste slachtoffers in de wereld van de muziek,
media en uitgevers. Maar met nieuwe machines zoals 3D-printers en het
hergebruik van materialen is ook materiële productie tegen bijna zero marginale
kost al mogelijk.

Denk niet dat deze machines zich beperken tot het maken van plastieken
poppetjes of aangepaste hoorapparaten. Vandaag kunnen we auto’s, drones,
laptops, telefoons en andere gesofisticeerde producten printen, of althans de
onderdelen ervan, om die daarna als een lego in elkaar te zetten. De 3D-printer
van RepRap kan zelfs zichzelf printen, dus niemand weet hoeveel ervan in omloop
zijn! Deze technologieën zijn natuurlijk nog niet wijd verspreid, maar fablabs
en makerspaces schieten wel als paddenstoelen uit de grond. 

Peer-to-peer in een
kapitalistische context

Deze ontwikkelingen zijn niet alleen bedreigend voor
ondernemingen en organisaties, maar natuurlijk ook voor de mensen die er hun
brood verdienen, denk maar aan taxichauffeurs die vrezen voor broodroof door Uber.
Wat te doen? Als we platforms als Uber en Airbnb verbieden dreigen we het innovatieve
kind met het badwater weg te gooien. Als we niets doen geven we vrijgeleide
voor sociale afbraak en deregulering. Reglementering is dus aangewezen, niet ter
bescherming van gevestigde belangen maar om een level playing field te creëren,
monopolievorming tegen te gaan en gebruikers (zowel aan vraag- als aanbodzijde)
te beschermen.

Uber en Airbnb zijn echter maar twee voorbeelden van snel
groeiende bedrijven die zoveel mogelijk munt proberen te slaan uit peer-to-peer
(P2P) netwerken die consumenten en producenten met elkaar verbinden. Maar er is
een groot verschil tussen op P2P gebaseerde marktplaatsen en P2P als
relationele dynamiek binnen een gemeenschap die commons produceert. In het
eerste geval wordt iedereen een zelfstandige zonder sociale rechten maar
afhankelijk van een platform dat systematisch zijn monopoliepositie versterkt. Zo
verhoogde Uber, thans 18 miljard dollar waard (+400% in één jaar), onlangs haar
aandeel in de inkomsten per rit in San Francisco van 20% naar 25%. Zo stroomt
steeds meer geld naar boven, naar de aandeelhouders, terwijl de chauffeurs
verarmen.

De digitale munt Bitcoin is een ander voorbeeld van
gedistribueerd kapitalisme. Het mooie aan Bitcoin is dat het de eerste
wereldmunt is die gecreëerd werd buiten overheden en banken om en dat iedereen die
over een PC beschikt Bitcoins kan ontginnen. Maar de schaduwzijde is het
deflatoir concept: van Bitcoin komen maximaal 21 miljoen munten in omloop, dus
hoe hoger de vraag naar de digitale munt, hoe hoger de koers. Bovendien kan
iemand die over een groot computerpark beschikt veel meer Bitcoins produceren
dan de enkeling. De Gini-coëfficiënt (die de ongelijkheid uitdrukt) van Bitcoin
is vandaag al hoger dan die van traditionele munten. De manier waarop we
internettechnologie ontwerpen en gebruiken, is dus bepalend voor het resultaat.

Vanuit het standpunt van waardecreatie en -toe-eigening
wordt het verhaal nog dramatischer als we platformen als Facebook of Google in
beschouwing nemen. In een kapitalistisch bedrijf vloeit ten minste nog een deel
van de waarde in de vorm van lonen terug naar degenen die de waarde creëren,
maar in het geval van Facebook en Google wordt 100% van de waarde verzilverd
door de aandeelhouders. Hoe duurzaam kan een dergelijk economisch model zijn?

Het
postkapitalistisch potentieel van peer-to-peer

Het zou echter een grote vergissing zijn om ons blind te
staren op de destabiliserende en zelfs destructieve gevolgen van
netwerktechnologie binnen ons huidig economisch model. Even belangrijk zijn de
emancipatorische en positieve krachten die ervan kunnen uitgaan. Het meest
revolutionaire aspect van het internet schuilt namelijk in zijn superieure
productievermogen. Vandaag kunnen mensen immers wereldwijd samen , zonder
toestemming te vragen, hoogst complexe projecten ondernemen zoals de bouw van
Wikipedia (open kennis), Linux (open source software) of Wikispeed (open
design). Dat introduceert democratie in de productie en herintroduceert het
middeleeuwse begrip “meent” of “gemeengoed” (commons) in de economische
vergelijking die tot nu toe vrijwel uitsluitend uit de dichotomie overheid/privésector
bestond. De civiele maatschappij is hyperproductief (en dus vaak performanter
dan bedrijven en overheidsorganisaties) geworden, want produceren voor de
commons is passionele productie die globaal kan worden gecoördineerd.

De voorbode van die nieuwe productiewijze is de manier
waarop steeds meer software wordt gecreëerd, met Linux als paradepaardje. Bovendien
vindt de mutualisering van kennis ook steeds vaker haar spiegelbeeld in de
reële economie. Vooral jongeren houden zich bezig met gedistribueerde productie
in fablabs, makerspaces, doe-het-zelf biolabo’s en coöperatieven als de
natuurlijke partners van de commons. Deze ontwikkeling bevindt zich vandaag in
embryonale vorm en het peer-to-peer model blijft afhankelijk van de markt. Het kan
zichzelf dus (nog) niet reproduceren. Peer-producenten verdienen immers
doorgaans geen cent aan hun bijdragen tot de commons en zijn gedwongen om voor
een bedrijf of als freelancers te werken.

De emancipatorische en bevrijdende kracht die uitgaat van
het peer-to-peer model zal er dan ook niet vanzelf komen. Tijdens de overgang
van het feodalisme naar het kapitalisme verloren boeren en ambachtslui de
controle over hun bestaansmiddelen. Ze werden gedwongen te werken in fabrieken
in loonverband, maar organiseerden solidariteit via de oprichting van allerlei
organisaties zoals mutualiteiten, coöperatieven, en pensioenkassen, evenals vakbonden
en politieke partijen om hun belangen te verdedigen. De
solidariteitsmechanismen werden na de Tweede wereldoorlog in een sociaal
contract gegoten en veralgemeend via de welvaartsstaat. Maar door de
systematische afbrokkeling van de macht van de traditionele arbeidersbeweging komt
deze welvaartsstaat steeds zwaarder onder druk te staan.

Naar nieuwe
solidariteitsmechanismen en -organisaties

In tegenstelling tot haar historische voorgangers,
beschikken de kenniswerkers van vandaag terug over hun bestaansmiddelen in de
vorm van een pc en een internetverbinding, maar ze worden niet meer gesocialiseerd
op de werkvloer. Dat neemt niet weg dat ook zij nieuwe organisaties en
structuren in het leven roepen: verenigingen zonder winstoogmerk om de
infrastructuur van de commons te onderhouden en peerproductie mogelijk te maken
(Wikimedia Foundation,Lionux Foundation, Gnome Foundation etc.), evenals
speciale licenties om hun commons te beschermen tegen privatisering.

Maar er is meer. Net als de arbeiders in de negentiende eeuw,
zoeken ook kenniswerkers naar oplossingen en alternatieven om hun welvaart en
autonomie te verhogen. Zo organiseert de Freelancers Union in New York al bijna
300.000 freelancers. Een opvallend kenmerk van deze beweging is dat ze niet
alleen waakt over de belangen van haar leden, maar zich ook engageert in het
creëren van een alternatieve economie. Er is ook een revival van innovatieve coöperatieven
zoals de Cooperativa Integral Catalana, een open coöperatief consortium in
volle ontwikkeling die structureel verbonden is met het coproduceren van commons.

De P2P Foundation, een wereldwijde gemeenschap van
onderzoekers en activisten die peer-to-peer bestuderen en promoten, treedt sinds
kort ook op als participant en katalysator in de transitie naar een P2P-samenleving.
Zo nodigde de Ecuadoriaanse overheid onze landgenoot Michel Bauwens, de oprichter
van de P2P Foundation, begin dit jaar uit om het FLOK Society project te leiden
(FLOK staat voor Free Libre Open Knowledge), terwijl de P2P Foundation onlangs
een samenwerkingsakkoord afsloot met de Cooperativa Integral Catalana. De P2P
Foundation stelt ook een innovatieve licentie voor, de peer production licence,
die wederkerigheid wil introduceren in de markt.

Volgens Jeremy Rifkin zullen de collaboratieve commons
binnen ongeveer dertig jaar de economie domineren, met de kapitalistische markt
als tweede viool. Ook Wallerstein geeft het huidige economische systeem nog
hooguit veertig jaar, maar stelt terecht dat de toekomstige samenleving niet
noodzakelijk beter zal zijn dan de huidige. Of we zoveel tijd hebben voor de
omschakeling naar wereldwijde open en vrije samenwerking rond de commons, en een
herlokalisering van de materiële productie in microfabrieken, is nog maar de
vraag. Het IPCC-rapport over de klimaatcrisis stemt niet bepaald tot
vrolijkheid. De positieve kant is dat tijdens kantelmomenten de wet van de
grote getallen speelt en dat tijdens het transitieproces de houding en bijdrage
van elkeen bepalend kan zijn voor de uitkomst. Want, en dat zegt Wallerstein
ook, deze uitkomst kan ook een beter systeem zijn. En dat is precies wat p2p de
mensheid potentieel te bieden heeft. 

take down
the paywall
steun ons nu!