Peeters rekent op de vakbonden

Vakbondsleiders moeten het vandaag de dag ook maar stellen met wat ze in de krant lezen over de regeringsonderhandelingen. Maar wat ze daarin lezen, zint hun allerminst, zo lieten ze al uitschijnen. “Met al die lekken kunnen we niet anders dan reageren”, zei ACV-voorzitter Marc Leemans. “Zwijgen zou als instemmen kunnen worden geïnterpreteerd. Dat willen we absoluut vermijden.”

vrijdag 12 september 2014 11:11
Spread the love

De zomervakantie is definitief afgelopen, de federale regeringsonderhandelaars zijn (nog steeds) aan het werk, en menig vakbondsman/vrouw werd inmiddels wakker geschud. De spanningen tussen onze vakbonden en onze (toekomstige) regeringen stijgt zienderogen. Niet alleen werd ons al een ‘woelig syndicaal najaar’ voorspeld en vindt op 23 september een eerste waarschuwingsactie plaats, tevens liet co-formateur Peters al verstaan dat hij ‘rekent op de vakbonden’.

Tegenstrijdige belangen

De Belgische vakbonden ijveren vanouds voor een ‘economie in dienst van mens en samenleving’ (ACV-congres 1980), met in die samenleving een evenwichtige plaats voor middenveld en sociaal-cultureel werk. Maar ook voor de overheid zien zij een belangrijke rol in het verwezenlijken van welzijn, rechtvaardigheid en maatschappelijke gelijkheid. Vandaar het belang dat vakbonden hechten aan goed werkende openbare diensten en overheidsbedrijven, aan uitgebouwde collectieve voorzieningen.

Te vrezen valt dat onze (toekomstige) regeringen er een andere visie op economie en samenleving op nahouden. De Vlaamse Regering-Bourgeois I gaf daarbij een schot voor de boeg door in haar regeerakkoord Vertrouwen, Verbinden, Vooruitgaan af te stappen van het verzorgingsmodel en eerder aan te leunen tegen de Nederlandse visie op de ‘participatiemaatschappij’ of het Britse ‘Big Society’ dat burgers meer afhankelijk wil laten zijn van hun eigen verantwoordelijkheid.

Ook voor het middenveld en het sociaal-cultureel werk ziet de Vlaamse Regering een nieuwe rol. In haar regeerakkoord neemt Bourgeois I het verenigingsleven mee op in haar eigen ambitie, “om te verbinden, om mee het draagvlak te creëren voor ons toekomsttraject, om samen vooruit te gaan”. Het middenveld en het sociaal-cultureel werk worden daarmee de facto opgeroepen om zich in te schrijven in het Vlaamse VVV-akkoord, als zijnde de enige valabele optie.

Ook vakbonden worden in het Vlaamse regeerakkoord gedegradeerd tot occasionele gesprekspartner, naast vele anderen. In de perceptie worden zij daardoor uitgeschakeld als machtsbron en slechts erkend als luis in de pels, als dienaars van het ‘algemeen belang’. Als toch niet onbelangrijke spelers, met samen 3,2 miljoen leden in België, worden zij overigens maar één keer rechtstreeks aangesproken in het ruim 160 pagina’s tellende VVV-akkoord (als het gaat over het mogelijk maken van uitzendarbeid bij de Vlaamse overheid; p. 12).

Wat staat er nu al op het spel?

Waarom maken vakbonden zich nu zo druk over het toekomstige Vlaamse en Federale beleid? Het Vlaamse plaatje kennen we, al is het wachten op een gedetailleerde begroting. Als kern van het beleid wil het VVV-akkoord “onze economie én onze zorg een stevige boost geven” (p. 1) door ondernemingen vertrouwen te geven, onder meer door “meer gerichte initiatieven in de media en het onderwijs” om zo bij te dragen aan “een grotere waardering van ondernemingszin en ondernemerschap” (p.5).

Het vertrouwen in werknemers beperkt zich  daarentegen tot “het versterken van het activeringsbeleid door nog meer in te zetten op maatwerk en competentiegerichte matching” (p. 6). De activering van oudere werkzoekenden wordt daarbij uitgebreid tot de leeftijd van 65 jaar, en men scherpt ook “de opvolging en controle van de beschikbaarheid van de werklozen aan” (p. 6).

Dat het Vlaamse Regeerakkoord een grootste onderscheiding kreeg van Voka, is in het licht van deze tegenstelling vertrouwen/wantrouwen niet minder dan normaal.

Wat mogen we nog verwachten?

Ook de Federale regeringsonderhandelingen betekenen voor de vakbonden en hun leden niet veel goeds. Co-formateur Peters en Michel werken daarin binnen een behoorlijk ambitieus budgettair kader, waarin met miljarden wordt gegoocheld. Besparingen vallen daarbij vooral in de sociale zekerheid en ambtenarenzaken te noteren, al bestaat over de sleutel besparingen versus nieuwe inkomsten nog geen eensgezindheid.

Vanuit het perspectief van de werknemersorganisaties wordt vooral op het vlak van koopkracht een bijzonder onuitgebalanceerd beleid uitgelijnd. Met de belofte van een fundamentele loonlastenverlaging langs werkgeverskant enerzijds, en een indexsprongingreep in de wet op het concurrentievermogen anderzijds. Dit laatste zou vrije onderhandelingen over loonopslag nagenoeg onmogelijk maken. De automatische loonindexering zou dan wel behouden blijven, maar wordt verder uitgehold.

Aan de fiscale eisen van vakbonden, om meer rechtvaardige en herverdelende belastingen, wordt voorlopig niet tegemoetgekomen. Gerespecteerde organisaties als de Nationale Bank, het Planbureau, de Oeso en de Hoge Raad van Financiën pleiten nochtans allemaal voor een verschuiving van belastingen. Een zogeheten tax shift zou op termijn zelfs leiden tot een daling van de belastingen.

Wat de sociale zekerheid betreft, denkt men op het federale vlak onder meer aan: het afschaffen van een werkloosheidsperiode om de degressiviteit te versterken; sanctionerend langer werken (voor een volledige pensioenopbouw); het verder afbouwen van het systeem van werkloosheid met bedrijfstoeslag (SWT); en het stimuleren van werken na de pensioenleeftijd.

Over het federale onderhandelingsluik arbeidsregimes/arbeidsrecht is al uitgelekt dat we ons wellicht allemaal wat buigzamer zullen moeten opstellen. Enerzijds wordt van de werknemers meer flexibiliteit verwacht (bv. door het annualiseren van de arbeidstijd), anderzijds zullen bepaalde rechten slechts nog voorwaardelijk kunnen worden benut. Zo zou een systeem van tijdsparen worden ingevoerd om het recht op tijdskrediet nog slechts voorwaardelijk te voorzien.

Onrechtstreeks en onverbloemd

En dit alles is genoeg. Niet alleen onrechtstreek (via hun leden), maar ook rechtstreeks worden vakbonden aangevallen. Zo wordt de idee opnieuw verspreid om de uitbetaling van de werkloosheidsuitkering aan vakbonden te ontzeggen – een verzekering die zij nochtans zelf in de negentiende eeuw hebben geïntroduceerd. Ook wordt het stakingsrecht geviseerd, waarbij vooral de minimale dienstverlening bij de NMBS in het oog springt. Dat deze ook volgens de NMBS-directie niet realistisch is, blijkt voor de onderhandelaars geen groot probleem. Bovendien circuleren voorstellen als het aan belastingen onderwerpen van de vakbondspremie en de stakingsvergoeding (nochtans geen loon), en een verplichte voorafgaande stemming voor men een stakingsaanzegging kan doen.

Ten slotte wordt de onderhandelingspositie van vakbonden feitelijk al zwaar aangetast door de verrechtsing van onze regeringen. Als de sociale partners immers over verschillende zaken geen akkoord vinden, komen zij (onze regeringen) aan zet. Het is duidelijk dat de werkgevers dan in een zetel zitten en er geen enkele baat bij hebben om tot een akkoord te komen.

Hoogspanning

Het is duidelijk dat onze respectievelijke regeringen een werkgeversvriendelijk beleid willen voeren, maar een werknemersvriendelijk beleid is ook van tel. Wat immers met de gevreesde verhoging van de kostprijs van kinderopvang, de voortschrijdende commercialisering van de zorg, het onbetaalbaar worden van wonen en het afkalven van collectieve en publieke diensten? Zijn werknemers daar dan bij gebaat?

The proof of the pudding is in the eating, maar de vakbonden vrezen alvast dat de pudding te zout, te zuur of te bitter zal zijn. Te zoet zal hij inderdaad niet zijn. Bovendien zijn de kostprijs en het rendement van vele van de overwogen maatregelen door zowel de Vlaamse als de Federale Regering onduidelijk en betwistbaar. Als het die richting blijft uitgaan, zal men op beide niveaus – inderdaad – vroeg of laat de werknemers tegenkomen.

take down
the paywall
steun ons nu!