Interview -

Wat doet het middenveld: indommelen of verstoren?

Vlaanderen kende altijd een sterk en breed middenveld. Maar het zag haar slagkracht de afgelopen decennia gedecimeerd. Nu dreigt er aanzienlijk gehakt te worden in de middelen die de sociaal-culturele organisaties de komende jaren kunnen inzetten. Een gesprek met Pascal Debruyne en Bart Van Bouchaute over de politieke rol van het middenveld in tijden van crisis en kaasschaaf.

maandag 18 augustus 2014 13:24
Spread the love

Eerst wat
historiek. De ontzuiling die vanaf de jaren zestig werd ingezet,
leidde tot een dubbele verschuiving in het toen nog verzuilde
middenveld. Het inhoudelijke verhaal werd gestaag pragmatischer en
minder ideologisch, en de dienstverlening ging centraal staan.
Tegelijkertijd zorgde de democratisering van het onderwijs voor een
ommekeer in de tijdgeest, een proces dat symbolisch uitmondde in ‘mei
‘68’. Die beweging vormde de basis voor ons huidige sociale
model.

De invloed van het middenveld kwam onder vuur te liggen in de
neoliberale jaren tachtig en negentig,
met Guy Verhofstadt en zijn Burgermanifesten als voornaamste
kritikasters. De verzuiling vervaagde, al bleef het christelijk
overwicht in onderwijs, welzijn en verenigingsleven intact. Het
middenveld zag zich gedwongen haar positie en bestaansrecht steeds
meer te verdedigen, een noodzaak waaruit onder meer De Verenigde
Verenigingen
ontstond.

De doorbraak van
het Vlaams Blok en de opeenvolgende Zwarte Zondagen in de jaren negentig en tweeduizend, gaven tijdelijk een nieuw
elan aan het bedreigde middenveld. In een collectieve poging om de
democratie te ‘heroveren’ deed de samenleving eens te meer beroep
op de mobiliserende kracht van het middenveld. Een betere
legitimering was nauwelijks denkbaar. Het middenveld moest nu de lijm
worden die de samenleving terug bijeen zou houden. Sociale cohesie
werd de leidraad voor het handelen.

Versnelling

Het Vlaams Blok
is verleden tijd, de economische crisis blijft om zich heen slaan, en
voor het eerst in de geschiedenis krijgt Vlaanderen een zuiver rechts
bestuur dat zich van bij de start profileert als bijzonder zuinig en
het middenveld weinig genegen lijkt. Hoe kan het
middenveld opnieuw haar politieke rol opnemen? Wij vroegen het Pascal
Debruyne en Bart Van Bouchaute. Zij onderzochten en analyseerden de
depolitisering en repolitisering van het middenveld in Vlaanderen. De
neerslag daarvan kwam onder andere in Oikos
69
terecht. Het duo spreekt als uit één mond wanneer het middenveld ter sprake komt en maakt vlot elkaars zinnen af.

Hoe zien
jullie de rol en de slagkracht van het middenveld en de bewegingen
vandaag en morgen evolueren?

“Het
middenveld heeft drie grote rollen te vervullen. Er is de sociale, de
dienstverlenende en de politieke rol. De sociale rol, mensen
samenbrengen en gemeenschap vormen, wordt door de politiek niet in
vraag gesteld. De dienstverlenende rol van organisaties als vakbonden
en mutualiteiten in het middenveld staat wel onder druk. Zeker N-VA
is daar geen fan van. De CD&V slaagt er tot nader order in die
aanval te temperen, ook omdat de partij macht uit de expertise en het
netwerk haalt van die dienstverlenende organisaties. Maar de
politieke rol van het middenveld, die verdedigt bijna niemand meer.
In interviews met leidende politici komt dit de laatste jaren sterk
naar voor. Enkel groene politici als Wouter Van Besien en wat
PVDA’ers verdedigen die rol nog consequent.”

“We
verwachten daarom ook geen omwenteling, maar eerder een versnelling
in de reeds aanwezige breuken met de
politieke kracht van het middenveld. Bij het jeugdwelzijnswerk zie je
al langer dat de nadruk ligt op toeleiding naar de VDAB of naar de
arbeidsmarkt. Samenlevingsopbouw wil men vanuit het beleid meer en
meer oriënteren als gids naar het CAW: van collectief werken met
groepen naar individuele toeleiding naar de hulpverlening dus.
Problemen zijn dan niet langer collectief en structureel, maar eerder
van een individueel niveau en met wat therapie en aanpassing te
verhelpen. De politieke en inhoudelijke rol van de bewegingen wordt
hoogstens gedoogd.”

Zoetmiddel

“Vanaf de
jaren ’90 heeft het middenveld haar legitimering heroverd door de
dienstverlening te professionaliseren en door heel sterk in te zetten
op sociale cohesie. Dat laatste was een antwoord op de zogenaamde
kloof tussen de burger en de politiek en de opgang van extreemrechts.
Dat proces werd vanuit academische hoek intensief en actief
ondersteund, zowel internationaal met het onderzoek over sociaal
kapitaal van Robert Putnam als bij ons met onderzoek van Mark
Elchardus. Alleen kwam de nadruk op sociale cohesie, het middenveld
als zoetmiddel van de samenleving, de politieke elites goed uit, want
zij houden niet van die verstorende politieke functie van het
middenveld.”

“Vaak wordt
depolitisering van het middenveld enkel gezien als een probleem van
externe druk. Het zou gaan over minder financiering, minder
ruimte voor tegenspraak, gestolen autonomie. Die vernauwing van de
ruimte voor de politieke rol van het middenveld willen we niet
betwisten, maar als analyse volstaat het niet. Er is toch ook een depolitiserende interne dynamiek. Middenveldorganisaties
namen neoliberale bestuursvormen over. De incorporatie van het
dominante managementmodel heeft het middenveld van binnenuit van het
politieke spoor afgebracht.”

“Dat model lijkt ideologisch neutraal, een
zaak van goed bestuur, maar is dat zeker niet. De klemtoon is verschoven van het politieke doel van de werking naar het zo
effectief en efficiënt mogelijk uitvoeren. Medewerkers en
bestuurders van middenveldorganisaties kopiëren de
managementscultuur en organiseren zich op een bedrijfsmatige manier.
Kort op de bal spelen of allianties vormen kan niet meer, omdat het
niet tot de core business behoort of past in de
‘langetermijnplanning’. Anderen gingen nog verder, zoals het ACW, en gingen zelf marktactor spelen. Die depolitisering
valt dus niet uit de lucht. Daar is een lang proces aan vooraf
gegaan.”

Wat is dan
concreet dat ‘politieke’?

“Er is een dominante orde die de
bakens uitzet. Die bestaande orde beschouwt zichzelf als quasi ‘af’
en als normaal en dus moeilijk in vraag te stellen. Wat die bestaande
orde dan verstoort en bevraagt, dat is eigenlijk politiek. Een
maatschappijproject is nooit af, elke samenleving produceert haar
eigen ongelijkheid, haar eigen democratisch tekort. Puur democratisch
gezien moet er dus altijd de mogelijkheid zijn om elk
maatschappijproject radicaal in vraag te stellen.”

Initiatief

“Politisering gaat
dus niet over ‘aan politiek doen’ als de kunst van het mogelijke,
het dagelijks goed beheren van de samenleving. Politisering gaat over
de kunst van het onmogelijke, waarbij ook de bestaande kaders worden verstoord:
wetgeving, als normaal beschouwde regels en praktijken. Die politiserende verstoring komt vanuit mensen en groepen
die willen gelijk zijn. Het gaat om voortdurende processen van
emancipatie, van rechten opeisen vanuit de gedachte dat we in een
democratie in principe allemaal gelijk zijn.”

“Iedereen weet dat we dit niet of te weinig realiseren, maar daarover gaat het
wel: dat er strijd gevoerd wordt om die principiële gelijkheid in de
praktijk om te zetten. En dat werkt altijd verstorend, omdat nieuwe
ongelijkheden zichtbaar raken. Een goed voorbeeld is de mars
van Afghaanse vluchtelingen van Brussel naar Gent. Mensen zonder
papieren en dus zonder burgerschap, al zijn ze wel degelijk burgers,
nemen zelf initiatief en maken zich kenbaar met een eis
voor gelijkheid.”

“De slotavond in de Gentse Vooruit was een van de
meest gepolitiseerde momenten van het voorbije jaar. Dat is de kunst
van het onmogelijke: datgene wat buiten de contouren ligt van
wat we weten en kennen. De plaats van de macht is leeg, zeg maar. Dat
zorgt ervoor dat er geen ultiem samenlevingsproject kan ‘af’
zijn. Politisering
verhoudt zich daardoor altijd problematisch tot de politiek. Voor
ambtenaren en politici is het lastig als de samenleving in vraag
wordt gesteld. Wanneer er protest is tegen wachtlijsten bijvoorbeeld,
of wanneer mensen zonder papieren opkomen voor gelijke rechten. Want
dat botst met de cultus van politiek als de kunst van het mogelijke.
Er bestaat niet zoiets als de ideale samenleving waar niet meer kan
aan gewerkt worden.”

Spanningen

In België
werd na de Tweede Wereldoorlog een sociaal pact gesloten en een
sociaal overlegmodel uitgebouwd. Dat model staat nu onder
druk. Hoe past dat model in jullie theorie over politisering?

“Een pact
is een compromis en geen consensus. Een pact kan ook altijd
heronderhandeld worden. Het kan elke keer opnieuw nieuwe spanningen
opleveren. Maar het pactdenken kan een doel op zich worden. Het
compromis is ook maar een uiting van een dominant samenlevingsmodel.
Denk aan de dominantie van het klassieke gezin, het fordisme, het
groeimodel. In de jaren ’60 en ’70 hebben nieuwe bewegingen dat model
in vraag gesteld. Maar ook die nieuwe bewegingen werden
geïnstitutionaliseerd.”

“Bewegingen
uit het middenveld voelen die spanning. De vorige Vlaamse
minister-president Kris Peeters kon ermee pronken dat 100 bewegingen
zijn plannen voor de uitbouw van ‘Vlaanderen Transportland’
hadden ondertekend in de vorm van de steun die ze verleenden aan
Vlaanderen in Actie. Die consensus werd van onderuit verstoord door
stRaten-Generaal en andere actiegroepen zoals het ‘Groot Gedelf’
tegen de verbreding van het Schipdonkkanaal. Dat was een beetje
moeilijk natuurlijk, want tegelijk had de milieukoepel BBL wel ViA
mee ondertekend. Je voelde de spanning tussen de
consensuspolitiek rond de bestaande orde en de strijd van
actiegroepen die het conflict aangaan met die orde.”

“Recenter zag je
die spanning en twijfel ook in twee campagnes van de milieubeweging.
Ze klagen fijn stof aan in een uitgesproken politiserende campagne,
maar net voor de verkiezingen voeren ze een zeer consensusgerichte
campagne onder de slogan ‘word aandeelhouder van het milieu’, waarbij
alle centrumlinkse maar vooral rechtse politici de revue
passeren.”

Subsidies

Is het
probleem niet dat de middenveldorganisaties financieel afhankelijk
geworden zijn van subsidies?

“Dat is te
simplistisch gedacht. Overheidssteun kan een dwangmiddel zijn, maar
er zijn net zo goed organisaties die heel politiek en ideologisch
zijn en die toch grotendeels steunen op subsidies, omdat hun werking
anders niet leefbaar is. Anderzijds zijn
er organisaties die helemaal onafhankelijk zijn en toch helemaal
gedepolitiseerd zijn. Gaia bijvoorbeeld, die los van een politieke
analyse gewoon een stemoproep doet.”

Maar het
risico bestaat dat ze de komende jaren nog meer subsidies zullen
verliezen en dus zal die politieke functie nog meer onder druk komen?

“De vraag
is of minder subsidies rechtstreeks en onvermijdelijk tot minder
politisering leidt. ‘Het middenveld’ bestaat eigenlijk niet. Het
is in ieder geval geen homogene groep. Voor sommige organisaties
geldt: hoe zwaarder ze worden aangevallen, hoe meer ze meestappen in
de dominante consensus, onder het mom ‘redden wat er te redden
valt’. Anderen zijn die constante druk en aanvallen beu en willen
net in die omstandigheden terug nadenken over hun kernopdracht.”

“Bovendien kun je
er niet naast kijken dat er de voorbije jaren binnen heel veel
organisaties intensief werd nagedacht over politisering. De jongste
ID-dagen van het ACW (omgedoopt tot Beweging.net) gingen net
daarover. Samenlevingsopbouw organiseerde een studiedag over
politieke ruimte. De Verenigde Verenigingen denken erover na. Ook
Socius, het jeugdwelzijnswerk, straathoekwerk en zelfs Vormingplus
organiseerden denkdagen over “politisering”. Daarnaast ontstaan
er nieuwe gepolitiseerde actoren die het geijkte middenveld terug tot
de orde roepen. Enkele daarvan organiseerden zich recent in een
initiatief “Middenveld in beweging”.
Allemaal worstelen ze met dezelfde vraag: wat kunnen we doen om terug
‘aan politiek te doen’?”

Bon ton

“Die hernieuwde aandacht voor de politieke
opdracht van het middenveld is deels te verklaren door de economische
situatie en de hele context van besparingen. Maar er is ook de
politieke context waarin het bon ton is om het middenveld aan te
vallen. En intern zijn binnen verschillende bewegingen personen en
groepen die de depolitisering beu zijn en van binnenuit aan de kar
trekken.”

Zijn jullie
niet wat te optimistisch? Thatcher slaagde er in Groot-Brittannië wel in
om het middenveld te verlammen en monddood te maken.

“Als
je de cijfers en de ideologie ziet, is er inderdaad weinig reden voor
optimisme. Maar je kan de civiele samenleving van
Groot-Brittannië niet zomaar naast die van Vlaanderen leggen.
Hier bestaat een natuurlijke en historische weerstand tegen de afbouw
van het middenveld. Vlaanderen heeft een heel eigen geschiedenis die
je niet zomaar wegveegt. Wil het beleid echt proberen die
ontmoetingsfunctie van het middenveld te breken? Dat betwijfelen we.
Het verenigingsleven speelt hier een belangrijke rol.”

“Zelfs in de
media bestaat er consensus over de waarde van die sociale cohesie.
Wie daar besparingen doorvoert, mag op zware tegenstand rekenen. Dan
krijg je de GAS-coalitie tegen je, de Chiro- en Scoutsjongens en
-meisjes die samen met heel veel andere organisaties actievoerden
tegen de GAS-boetes. Maar het middenveld dat zich duidelijk
maatschappelijk en politiek profileert – met wat de Nederlander Geert
Wilders ‘de linkse hobby’s’ noemt – dat deel van het
middenveld is wel in gevaar.

“Het is dus ongetwijfeld zo dat je ‘het
participatiemaatschappij’-model van Nederland en ‘het Big
Society
’-model onder Cameron in het Vlaams regeerakkoord
ziet. Ook de radicale besparingen zijn er, rechtstreeks en onrechtstreeks zichtbaar. Maar er zal ongetwijfeld
weerstand ontstaan om die historische functies van het middenveld te
verdedigen. Vraag is wel of enkel de ‘brave’ sociale rol van het
middenveld zal worden verdedigd, of ook de ‘moeilijker’
dienstverlenende en politieke functie.”

Coalities

“Je kan
niet voorspellen welke coalities er zullen ontstaan. We zien nu al
dat op zich erg verschillende organisaties mekaar vinden en
allianties aangaan, vanuit een gemeenschappelijke bezorgdheid. Men
zoekt en vindt elkaar, ook over de sectoren heen. Dat levert
interessante experimenten op.”

“Onderschat
ook de rol niet van de Verenigde Verenigingen. Dat is een belangrijk
netwerk achter de schermen. Sommige van die bewegingen die er deel
van uitmaken zijn zo hard aangepakt, en dat keer op keer, onder meer
door de kaasschaafbesparingen van Schauvliege, dat ze intern
geradicaliseerd zijn. Kijk hoe de Gezinsbond meteen de grens trekt
met hun standpunt over het behoud van betaalbare kinderopvang.”

“En er is sterke politieke rugdekking mogelijk. Doordat sp.a en groen in de
oppositie zitten en er ook een versterkte PVDA uit de verkiezingsslag
kwam, zal het draagvlak voor een links verhaal en voor repolitisering
groter worden.”

Een
belangrijke vraag is hoe dat interne, besloten overleg en die
denkprocessen naar de buitenwereld en het brede publiek
gecommuniceerd worden, zodat ze deel gaan uitmaken van het publieke
debat.

“Hier
spelen de media uiteraard een belangrijke rol. Alleen is de ruimte
voor dit debat eerder beperkt in een gedepolitiseerd en
gecommercialiseerd medialandschap. Niet alle bewegingen zijn ook even
sterk in communicatie. Sommige organisaties hebben goed begrepen dat
ze hun inhoudelijke boodschap op een bevattelijke manier naar
buiten moeten brengen en zetten hier echt op in. Andere slagen daar
slechts matig in. Vandaar  het belang van collectief en
overkoepelend naar buiten treden. De inhoudelijke radicalisering zal
hoe dan ook ook op communicatief vlak voor verscherping zorgen.”

Paniekvoetbal

Het nieuwe
beleid, met name de N-VA, heeft die Vlaamse traditie van overleg niet
en hecht hier waarschijnlijk ook veel minder waarde aan.

“Klopt,
maar je kan dat ook omgekeerd bekijken. Ze kunnen zich daar ernstig
in misrekenen. Ze lijken door de eerste vlaag van kritiek al in de
problemen te komen. Dat Bourgeois en Turtelboom teruggeroepen worden
uit vakantie om uitleg te geven over de besparingen is toch sprekend.
Wat we nu zien gebeuren is een partijtje paniekvoetbal.”

“Men maakt
zich terecht zorgen. Het blijft afwachten of en hoe het middenveld
erin slaagt voorbij haar eigen versnippering te denken en zich weet
te herpositioneren, nieuwe en hechte allianties weet aan te gaan en
haar boodschap naar buiten kan brengen op een manier die aanslaat en
impact heeft. Wij zien alvast een aantal hoopgevende signalen.”

Pascal
Debruyne
is
postdoctoraal onderzoeker aan de onderzoeksgroep MENARG (UGent). Zijn
onderzoek focust op stadsontwikkeling, stedelijkheid en migratie en
(super)diversiteit (IWT-project DieGem). Hij is actief betrokken als bestuurslid van
ROCSA VZW, Samenlevingsopbouw Gent, VZW JONG en UitDeMarge VZW. Ook is hij lid van de Vooruitgroep.

Bart
Van Bouchaute
is
als onderzoeker verbonden aan OASeS (UAntwerpen) voor het IWT-project
DieGem over solidariteit in superdiversiteit. Hij doceert
politicologie en globalisering in de opleiding Sociaal Werk van de
Arteveldehogeschool. Daarnaast is hij bestuurslid in de
Samenlevingsopbouw en het Jeugdwelzijnswerk en is hij actief als
syndicaal afgevaardigde.

dagelijkse newsletter

take down
the paywall
steun ons nu!