Opinie -

Het onderscheid tussen linkse en rechtse politiek is nep

Ideologisch denken we in termen van links en rechts. De Amerikaanse filosoof en anarchist Crispin Sartwell laat zien wanneer dit verschil opgeld begon te doen. In een gedecideerd opiniestuk probeert hij te bewijzen dat het onhoudbaar is, en dat het vervangen mag worden door een andere ordening.

vrijdag 11 juli 2014 13:43
Spread the love

Meer
dan ooit worden Amerikanen verdeeld door politieke ideologie, zoals recent onderzoek van het Pew Resaerch
Centrum
laat zien.
Ongeveer een derde van elke kant zegt dat zijn tegenstanders “zo misleid zijn
dat ze het welzijn van de natie in gevaar brengen”. Daar hebben ze allebei
gelijk in.

Mijn
recept is geen beschaafdheid noch dialoog, hoewel ze prijzenswaardig zijn, zij
het in dit geval aantoonbaar onmogelijk. Mijn benadering is veeleer
“filosofisch”: beide kanten ermee proberen te confronteren dat hun posities
onsamenhangend zijn. Het links-rechtsonderscheid kan sociale identiteiten uit
elkaar halen die gestoeld zijn op klasse of geboortestreek of ras of geslacht,
maar het is zeker geen strijd tussen verschillende politieke ideeën.

Het
schikken van posities op de links-rechtsas – van progressief tot reactionair,
of van conservatief tot liberaal, van communist tot fascist, socialist tot
kapitalist, of Democraat tot Republikein – is conceptueel verwarrend,
ideologisch tendentieus en historisch willekeurig. En elke positie ergens
tussenin wordt door tegenspraken verpest.

Schuttersputjes

Om
te ontdekken wat er achter de mogelijkheden van elke kant ligt, zou men uit
zijn schuttersputjes moeten klimmen: eerder over het van links-rechtsspectrum
denken dan er vanuit. De begrippen ontstonden in het revolutionaire Frankrijk
anno 1789, waar ze verwezen naar de koningsgezinden en anti-koningsgezinden in
de Assemblée. Het is geloofwaardig dat het concept (zo niet de woordenschat)
oprijst bij revolutionaire denkers als Rousseau
en Burke. In de Oxford English Dictionary komt de
eerste Engelse vermelding van “links” en “rechts” in de politieke betekenis uit
Thomas Carlyle’s French Revolution (1837), maar het idee kristalliseerde
zich pas uit onder het schild van het marxisme, in het midden van de
negentiende eeuw. Toch bleef het tot het begin van de twintigste eeuw weinig
courant in Engelssprekende landen.

Voor
die tijd, en buiten het Westen, waren er veel intellectuele structuren om de
politieke posities te definiëren en ordenen. Om een voorbeeld te geven, de
radicale en egalitaire hervormingsbewegingen in het begin en midden van de
negentiende eeuw in Amerika – zoals het abolitionisme, feminisme en pacifisme – waren over het
algemeen evangelisch christelijk, en waren radicaal individualistisch and
anti-etatistisch. Ik denk dan aan iemand als Henry David Thoreau, die een volmaakt coherente positie
vertolkte zonder dat hij redelijkerwijs als links of rechts kon worden omschreven.

Steno

Eén
manier waarop mensen over links en rechts spreken, verloopt in termen van tijd.
Progressieven willen tijd vooruit laten gaan of zelfs laten versnellen, opdat
er een heldere, beloftevolle toekomst aanbreekt, terwijl conservatieven tijd willen
doen stilstaan of zelfs terugzetten naar een gouden eeuw. Elke benadering lijkt
af te hangen van een opvatting over tijd die zeldzaam kneedbaar is, en waarvan
het tempo en richting samenhangen met de uitkomst van de volgende verkiezingen.
Om het mild te zeggen, heeft het idee dat men tijd kan vertragen of versnellen
een zekere… psychotische kwaliteit. De Taliban and Beyoncé, het Suruwaha-volk uit het “stenen tijdperk” aan de Amazone
en gastheren primetime op MSNBC: ze vallen in tijd samen, omdat ze zich
allen kortstondig in dezelfde richting bewegen, op hetzelfde niveau, in hun
eigen tijd. Ze bestaan onder meer allemaal precies op dit moment.

Misschien
zouden progressieven (en echte reactionairen, als die bestaan) zeggen dat het
idee om tijd te stremmen of op te voeren een soort steno is of een metafoor.
Maar ik denk dat de materie ingewikkelder is. Beide zijden van het Amerikaanse
politieke spectrum beroepen zich voortdurend op Amerikaanse tradities en
principes. En het frappante is dat men “vooruitgang maakt”, in welke omvang
ook, door bestaande tradities nieuw leven in te blazen of te herinterpreteren.
Barack Obama doet met deze retoriek even hard mee als Rand Paul.
Het is nooit een zaak van gewoon van nul vertrekken, zonder
vooronderstellingen. Beide zijden zijn betrokken bij het interpreteren en
opnieuw toepassen van bestaande tradities, en beide partijen doen dat onder
voortdurend veranderende voorwaarden, zodat elke toepassing een nieuwe en
potentieel betwistbare interpretatie geeft. Ook in dat opzicht is tijd
meedogenloos.

PHT

Maar
gewoonlijk wordt het links-rechtsspectrum opgevat – en basaal door het
Pew-onderzoek gekenschetst – als staat tegenover kapitaal. Democraten blijven
erop hameren dat de staat vele positieve bijdragen levert aan ons leven,
terwijl Republikeinen redeneren dat ze een obstakel is voor de voorspoed die
vrije markten kunnen scheppen. Aan de uiterste zijden zouden we voorzitter Mao
kunnen laten strijden met Ayn Rand in een kooigevecht van staatscommunisme
tegen laissez-faire-kapitalisme.

Het
standaardsetje met verschillen blijft aan beide zijden steunen op het idee dat
staat en corporatie, of politieke of economische macht, uit elkaar getrokken
kunnen worden en tegenover elkaar geplaatst. Dit is aantoonbaar onjuist, wil ik
beweren, omdat hiërarchieën ertoe neigen samen te vallen. Laten we dat PHT
noemen, het Principe van het Hiërarchische Toeval. Een gevolgtrekking uit PHT
is dat hulpbronnen naar politieke macht vloeien en dat politieke macht vloeit
naar hulpbronnen. Ofwel: dat de macht van staat en kapitaal altijd samen op het
toneel verschijnen en elkaar wederzijds versterken.

Ik
zou zeggen dat het nogal wiedes is dat PHT waar is, en dat iedereen die
waarheid kent. Een staatsinrichting op basis van een blanke alleenheerschappij
waarin zwarten welvarender waren dan blanke mensen, zou wel zeer verrassend
zijn. Niet minder verrassend zou het zijn wanneer regelgevende hechtenis niet
binnendringt. Je kunt wel doorgaan om hervormingen te vestigen door economische
en politieke macht uit elkaar te houden, maar dat zou contraproductief uitpakken,
want wanneer je de staat versterkt om het kapitaal te controleren, dan bereik
je daar alleen maar mee dat kapitaal meer monolithisch wordt, meer
geconcentreerd en meer kundig om een bredere variëteit aan machten te
beoefenen. (Neem de verhouding tussen Goldman Sachs en het
ministerie van Financiën

in de laatste decennia, of tussen Halliburton en het Pentagon, of tussen verschillende
communicatielijnen, Internet en de NSA. Het verschil tussen “openbaar” en
“privé” is nogal abstract in verhouding tot de tastbare overlappingen.)

IJzeren
laars

Staat
en economie zijn samengesmolten in verschillende ordes in Iran en Egypte, in
China en Rusland, in de Amerika en de EU. We kunnen zeggen dat de huidige
Chinese staat de meest in het oog springende eigenschappen van het maoïsme en corporatistisch
kapitalisme combineert: het gaat uiteindelijk alleen maar om de grootste winst
en die te verschepen – bestemming: de absolute top van de hiërarchie. En toch
probeert het ook over de aarde te schrijden met een ijzeren laars van
collectivistisch totalitarisme. Welnu, dat lijkt alleen maar onbegrijpelijk
wanneer je vastzit in het spectrum. Een gewone politieke wetenschap associeert
kapitalisme met John Locke en Adam
Smith
en democratie (“liberalisme”, vermoed ik). Anderzijds, sinds
socialisten het vrije ondernemerschap verwerpen en grootse herverdelende schema’s
voorstellen, hebben ze een grote, machtige staat nodig. Heel lang hebben mensen
het Chinese systeem gezien als een mix van tegenovergestelde of
tegensprekelijke elementen.

Volgens
mij kan niemand daar meer zo beslist over oordelen. In plaats daarvan kunnen we
de Chinese staat opvatten als een provisorisch hoogtepunt van zowel
staatssocialisme als corporatistisch kapitalisme. Ideologisch zijn deze
tegengestelden. Maar we leven niet in het tekstboek van politieke ideologieën.
We leven in een wereld waar corporatistisch kapitalisme altijd volledig
afhankelijk is geweest van staatsmacht, en de basale dosis links etatisme
altijd de economie heeft ingelijfd. De Sovjet-Unie was een amalgaam van
monopolistisch kapitalisme, en de moderne Amerikaanse staat een amalgaam van
staatssocialisme.

Wegpoetsen

Het
was onze vergissing dat we de rekenschap geloofden die deze ideologieën van
zichzelf gaven. Maar dat masker was altijd dun. Er zijn theoretici van het
kapitalisme die grenzeloze vrije markten hebben bedacht en aanbevolen, en er
zijn theoretici van het communisme die markten uit hun gedachten hebben
gebannen, omdat ze altijd het feit wegpoetsten dat wat ze eigenlijk bedoelden
de doordringing van elk facet van het leven was, inclusief markten, door de
staat. Dat waren fantasieën. Wat deze mensen wilden scheen volledig
tegengesteld aan elkaar, maar ze wijdden zich ieder aan hun eigen type
hiërarchie, en hun hiërarchieën neigen ertoe samen te vallen.

De
vertrouwde notie is dat je de macht van het kapitaal vergroot wanneer je de
macht van de staat vermindert, en vice versa. Zacht gezegd is deze aanspraak
niet-empirisch. De opkomst van het kapitaal, de bestendiging ervan in een
gering aantal handen, en de langdurige monopolistische structuren of de
schaalvergroting die het baart, zijn onbegrijpelijk zonder de staat.

Michel
Beaud is in zijn History of Capitalism een van de vele historici die de
verbintenis met de staat een onderscheidend kenmerk acht: “Wat men zich in
elk geval voor de geest moet halen is het belang van de staat bij de geboorte
en de eerste stapjes van het kapitalisme… De eerste omvormende factor is de
staat. Nationale eenheid, de standaardisatie van valuta, gerechtelijke eenheid,
militaire sterkte en de voorbereidselen op een nationale economie: ze werden
allemaal geschapen en ontwikkeld door de staat, of met de staat als centraal
principe.”

Genootschap

Accumulatie
van kapitaal op de ruime schaal die we tegenwoordig meemaken, is onmogelijk bij
afwezigheid van huiselijk toezicht en het vermogen om militaire macht te
ontwerpen. De Britse koloniale economie – een kapitalistisch summum – zou
onmogelijk zijn geweest zonder een kolossale staat. De Amerikaanse roversbaronnenperiode is vaak geïnterpreteerd als wegbereider
voor een hyperconcentratie van welvaart bij een paar particuliere eigenaars, en
uiteindelijk beheerst door de staat. Als je naar de concrete procedures kijkt
die een Vanderbilt, een Rockefeller, een Carnegie volgden, dan merk je dat ze
fundamenteel afhankelijk waren van staatssponsoring en staatsgeweld, waardoor
zulke mensen in een positie kwamen te bevelen krachtens hun welvaart. Dit
onderging verschillende bijstellingen in het zogeheten Progressieve Tijdperk, maar hoewel specifieke kartels en rijkdommen werden
geviseerd, bleef op lange termijn de status quo gehandhaafd, toen de overheid
de centrale bank werd (min of meer samensmeltend met J.P. Morgan) en het
moderne bureaucratische corporatisme opdook.

Overweeg
bij wijze van vergelijking het Sovjet-systeem. Het nationaliseren van de
industrie en het opleggen van vijfjarenplannen maakten de samenleving niet meer
gelijk. Ze maakten de Communistische Partij tot een genootschap van
kapitalisten. Het communistische totalitarisme was een bijzondere en bijzonder
extreme fusie van staat en kapitaal, maar zulke fusies zijn er overal. Als men
maar een beetje zou nadenken over de manier waarop het energiebeleid van de
regering en privé-energiebedrijven in elkaar grijpen, dan zou men minder en
minder noodzaak tot onderscheid zien. Regulatoren en corporatistische
lobbyisten en stafleden van het congres behoren allemaal tot dezelfde mensen.

Historische
vergissing

Het
idee dat vrije markten historisch te onderscheiden zijn van grote, machtige
staten is een ahistorische ideologie die wordt gedeeld door kapitalistisch
rechts en communistisch links. We kunnen het links-rechtsspectrum eerder
beschouwen als enkelvoudige ideologie dan als een taxonomie van tegengestelden.
Vanuit dat standpunt is de kloof tussen links en rechts of tussen Democraten en
Republikeinen – die de Amerikaanse politiek verandert in een hyperrepetitieve,
mechanische set van oorlogszuchtige tweedehandsinstrumenten over vrije markten
tegenover overheidsprogramma’s met egalitaire gevolgen – te wijten aan een
historische vergissing.

Het
links-rechtsspectrum wordt vaak gekenschetst met begrippen die twee extreme polen
voorstellen. Een manier om te ontdekken dat dit onsamenhangend is, is dat deze
polen kunnen worden gedefinieerd op manieren die niet met elkaar te verenigen
zijn. Het is wel heel raar dat de Republikeinen Rand Paul en John McCain tot dezelfde
politieke partij behoren en worden gesitueerd op dezelfde zijde van het
politieke spectrum. Ik zou zeggen dat ze dieper en essentiëler van elkaar
verschillen dan elk van hen met bijvoorbeeld de Democraat Barack Obama
verschilt. Een paar van de meest saillante bewegingen “ter rechterzijde” zijn
monarchisme, fascisme, fundamentalisme en libertarisme, die niets gemeen hebben
behalve ze allemaal redenen hebben om zich te verzetten tegen het marxisme, en
vice versa. Ook hebben ze allemaal vergelijkbare redenen om zich tegen elkaar
te verzetten.

Ondertussen
kan de linkerpool een staatsvrije gemeenschap van ruilhandel en
kleinschaligheid zijn; of een wereld van gelijkheid waarin mensen niet
ondergeschikt worden gemaakt aan ras, geslacht en seksuele voorkeur; of een
indringende welvaartsstaat; of een Rode Khmer-achtig heropvoedingsregime. De
nazibeweging, de katholieke kerk, overgeërfde aristocratie, Ayn
Rand-kapitalisten en bekrompen wapenfanaten staan allemaal aan dezelfde kant
van het links-rechtsspectrum. Net als hacktivisten, voedselbankhelpers,
antiglobaliseringsactivisten, anarcho-primitivisten en voorstanders van een
wereldregering. Het is lastig om met een minder samenhangende en onnutte manier
van politiek denken op de proppen te komen.

Slogans

Als we
een andere vertrouwde tegenstelling onderzoeken, tussen “gelijkheid” en
“vrijheid”, dan komt er een ander stelsel van tegenspraken. Links houdt
“gelijkheid” omhoog als een fundamentele waarde. De middelen die links gebruikt
om economische gelijkheid te bevorderen, stimuleren bijna altijd politieke
ongelijkheid, omdat die middelen bestaan uit grotere staatsprogramma’s: meer
bronnen en regels, dwang en controle in handen van ambtenaren of
tussenpersonen, die bij welvaartsprogramma’s horen. De welvaartsstaat dringt nu
verder binnen dan een eeuw geleden en we beschikken nu over instituties zoals
verplicht openbaar onderwijs. Dat is door links bereikt, met programma’s die ze
nog proberen te vermeerderen, maar hebben ze ook tot meer gelijke
gemeenschappen geleid? Integendeel, geloof ik: ze hebben steeds meer verstarde
hiërarchieën tot gevolg gehad. Doorsneelinks is een technocratische elite, met
een cultus van wetenschap en een scherp oor voor slogans. Dit is allesbehalve
een meritocratie. Het is een ingewortelde intergenerationele klassenhiërarchie.

Wat
rechts ook moge zijn, het loopt vast in soortgelijke tegenspraak met zijn
bejegening van het eigen heilige concept “vrijheid’, die moeilijk te rijmen is
met de protesten tegen het homohuwelijk of de legalisatie van marihuana, of met
de ontelbare dimensies van de hedendaagse nachtwakersstaat.

Privékapitaal

Milton
Friedman en Vlad Lenin, François Mitterrand en Margaret Thatcher, Ronald Reagan
en Fidel Castro, Friedrich Hayek en Thomas Piketty, Paul Krugman en Augusto
Pinochet: over bepaalde zaken zullen ze het allemaal oneens zijn geweest. Maar
ze waren het eens, of zeiden dit te zijn, dat de staat een kracht was die
historisch werd ingezet tegen privékapitaal. Het terugbrengen van de een was
het vooruitbrengen van de ander en vice versa. Ze verschillen omgekeerd, en het
evenwicht dat jij ertussen aanbeveelt vormt de manier waarop jouw politieke
positie valt te karakteriseren.

Dit
spectrum strekt zich uit van autoritarisme
aan de ene zijde en autoritarisme aan de andere zijde, met autoritarisme daar
tussenin. Het schept alles wat niet zo onbegrijpelijk is. Het vernauwt alle
alternatieven voor varianten op hiërarchie, ongelijkheidsstructuren of volkomen
onrechtvaardige toekenningen van macht en weelde. Er zijn alternatieven, en
degene die ik zou willen aandragen is deze: we zouden politieke posities moeten
herschikken naar de mate waarin ze hiërarchie suggereren te vergroten of
ontmantelen. In plaats van links of rechts zou we kunnen denken over verticale
of horizontale ordeningen van macht en welvaart.

Crispin Sartwell (1958) is een Amerikaanse filosoof, anarchist en
journalist, momenteel verbonden aan het
Dickinson College in Carlisle, Pennsylvania. Hij blogt hier.

Vertaling
door Marc Kregting op basis van
dit origineel, waaronder talrijke reacties te
vinden zijn.

take down
the paywall
steun ons nu!