Palestijn in Israël: ongewenst burger?

Palestijn in Israël: ongewenst burger?

Op 26 april organiseerde Palestina Solidariteit hun jaarlijkse conferentie, dit jaar met als titel ‘Palestijn in Israël, ongewenst burger?’. De bedoeling van de conferentie was niet per se om na te gaan of Israël wel een democratie was. Het was eerder de bedoeling om te kijken of het nog mogelijk is de staat Israël een democratie te noemen.

dinsdag 6 mei 2014 11:20
Spread the love

Het
is voor velen al lang duidelijk dat Israël geen democratie is, maar toch wordt
de staat steevast ‘the only democracy in
the Middle East’
genoemd.

Voor
deze conferentie had Palestina Solidariteit twee sprekers uitgenodigd.  Neve Gordon is een Israëlisch academicus. Hij
doceert politieke wetenschappen aan de Universiteit van Ben-Gurion in Israël. Khulood
Badawi is een Palestijnse politica in Nazareth, en is in Israël op een
leidinggevend niveau betrokken bij verschillende
joods-Palestijnse organisaties. De Israëlische professor in Talen en Onderwijs,
Nurit Peled werd oorspronkelijk ook uitgenodigd, maar kon er niet bij zijn. Er
werd wel een interview met haar afgespeeld. Het interview, dat zeker de moeite
van het bekijken waard is, is toegankelijk via: https://www.youtube.com/watch?gl=BE&v=pWKPRC-_oSg.

Toevallig
was het juist een dag voor de conferentie plaats vond dat de Amerikaanse
minister van Buitenlandse Zaken John Kerry zich liet ontvallen dat Israël een
apartheidsstaat zou kunnen worden, in het geval er niet snel een twee statenoplossing
zou komen. Hij stelde dat een eenheidsstaat als gevolg zou hebben dat Israël
ofwel een apartheidsstaat met tweederangsburgers wordt ofwel dat de
mogelijkheid voor Israël om een joodse staat te blijven, verdwijnt.

Om
te kunnen onderzoeken of Israël nu al een Apartheidsstaat is, is het nuttig de
internationale juridische definitie van Apartheid van de Verenigde Naties te
gebruiken. Die definitie zit vervat in de Convention
on the Suppression and Punishment of the Crime of Apartheid
of kortweg het
Apartheidverdrag[1].
Dit verdrag heeft haar oorsprong in de internationale afkeer tegen het
discriminerende en racistische beleid van de Zuid Afrikaanse overheid van 1948
tot 1990. Apartheid werd tussen 1952 tot 1990 jaarlijks veroordeeld door de
Algemene Vergadering, omdat het ingaat tegen artikel 55 en 56 van het Charter
van de Verenigde Naties. In 1966 werd Apartheid in resolutie 2202 A (XXI) door
de Algemene Vergadering bestempeld als een misdaad tegen de mensheid.

Het
Apartheidverdrag stelt dat Apartheid een misdaad is tegen de mensheid en dat de
onmenselijke daden die uit de praktijken van Apartheid en uit gelijksoortige
praktijken van raciale segregatie en discriminatie voort vloeien,
internationale misdaden zijn. Artikel 2 stelt dat de misdaad van Apartheid ook
praktijken van raciale segregatie en discriminatie vergelijkbaar zoals die in
Zuid Afrika omvat. Hierdoor kan het verdrag dus ook toegepast worden op Israël.

Daden
die binnen het verdrag vallen, zijn: moord; marteling; onmenselijke
behandeling; willekeurige aanhoudingen; het opzettelijk opleggen van bepaalde
levensomstandigheden aan een bepaalde groep, die erop gericht zijn fysieke
vernietiging te veroorzaken; wetgevende maatregelen die discrimineren op
politiek, sociaal, economisch en cultureel gebied; maatregelen die de bevolking
langs raciale lijnen verdeelt, bijvoorbeeld door de oprichting van aparte
woonwijken voor raciale groepen; het verbod op interraciale huwelijken; en de
vervolging van personen die anti-apartheid zijn.

Zoals
wel vaker het probleem bij internationale misdaden ontbreekt ook in dit geval een
specifiek internationaal gerechtshof voor de specifieke misdaad. In 1980 was er
sprake van de oprichting van een internationaal gerechtshof dat personen zou
kunnen vervolgen die zich hadden schuldig gemaakt aan de misdaad van Apartheid,
maar dat hof is er niet van gekomen.

Er
werd toen gekozen voor een systeem waarbij het aan de lidstaten was om
wetgeving aan te nemen om daders van apartheid te vervolgen, op de basis van
universele bevoegdheid (‘universal
jurisdiction
’). Staten die partij zijn bij het Apartheidverdrag kunnen dus
daders die geen onderdaan zijn van die staat vervolgen voor misdaden die begaan
zijn in een staat die geen partij is bij het verdrag, in het geval de
aangeklaagde zich fysiek in de bevoegdheid van de staat bevindt[2].

In
de academische wereld is het aanvaard dat Israël een apartheidsstaat is. De
vraag is, wat weten gewone mensen er van? Een filmpje, opgenomen in Gent en
Brussel, toont aan hoeveel de gemiddelde Belg weet over de situatie in Israël. http://www.youtube.com/watch?v=AI_3TpYroLQ

Wie
zijn de Palestijnen? Meestal wordt er meteen gedacht aan de mensen die in de
Westelijke Jordaanoever en in de Gazastrook wonen. Daarnaast zijn er ook de
vluchtelingen die niet in de Palestijnse gebieden gebleven zijn, en zich over
de hele wereld verspreid hebben. Een laatste categorie, die soms vergeten
wordt, zijn de Palestijnen die in Israël wonen. Er kan verkeerdelijk gedacht
worden dat zij een minder hard leven leiden, gezien zij het ‘geluk’ hebben in ‘de
enige democratische staat’ te leven van het Midden Oosten, maar niets is minder
waar.

In
een ander filmpje vertelt een Palestijnse studente die in Jerusalem studeert
over wat zij ervaart als Palestijnse in Israël. Ze zegt dat het Palestijnen
niet toegelaten wordt huizen te bouwen, ze krijgen geen vergunning. Als ze dan
toch bouwen, zonder vergunning, wordt hun 
woning afgebroken. Palestijnen en Israëli’s betalen dezelfde
belastingen, maar toch krijgen de wijken waar Israëli’s wonen parkeerplaatsen,
speeltuinen, en worden de straten er regelmatig proper gehouden. De
watertoevoer wordt regelmatig afgesloten. Er zijn in de Palestijnse wijken geen
transportatiemiddelen, bussen komen er niet.


Neve Gordon

Bij
het spreken over Apartheid is het belangrijk te weten wat de grenzen van Israël
zijn. De Green Line, de
wapenstilstandslijn van 1949, tekent de
facto
de Israëlische staat af[3]. Dit wil zeggen dat de
Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook geen deel zijn van Israël. Dit zijn de
bezette Palestijnse gebieden. Tegenstanders van de Israël apartheid-analogie
houden vast aan het idee dat de Palestijnse gebieden niet onder Israëlische
soevereiniteit vallen. Ze worden geregeerd door de Palestijnse Autoriteit en
door Hamas, en dus is het gerechtvaardigd dat er een verschillende regeling is
voor de inwoners van de Palestijnse gebieden en Israël.

Maar
als je kijkt naar het gebied vanaf de Jordaanvallei tot de Middellandse zee,
dan zie je dat dit feitelijk één staat is. Dit is niet de juridische situatie,
maar de facto is er een één staat-situatie. In deze ene staat is er apartheid,
gezien dat twee verschillende volkeren onder twee verschillende juridische
systemen vallen. In de Westelijke Jordaanoever en in de Gazastrook is er dus Apartheid,
gezien het feit dat de Israëlische kolonisten die er wonen, onder een ander
juridisch systeem vallen dan de Palestijnen.

Waar
Gordon Neve het vooral over wil hebben, is de situatie in Israël zelf. In
Israël hebben we te maken met segregatie en Apartheid. Volgens Neve Gordon is
de Israëlische staat gebouwd op een hyper etnisch nationalisme. Voor Israël is
het belangrijk om de meerderheid van de joodse etnische groep te behouden. We
zouden kunnen zeggen dat Israël in plaats van een democratie een etnocratie is.
De etnische identiteit is voor Israël vitaal, daarom wordt de bevolking
geografisch verspreid over het gebied. De bedoeling is om het gebied te
judaïseren.

De organisatie van de
ruimte

In
1948 woonden er 150.000 Palestijnen in Israël. Nu, 66 jaar later, wonen er
1.700.000 Palestijnen. In die tijd is er geen enkel Palestijns dorp of stad bij
gekomen. Dit wil zeggen dat de Palestijnse woongebieden veel compacter geworden
zijn, en dat er bijna geen leefruimte meer is.

De
bevolking van Israël, bestaande uit joodse Israëli’s en Palestijnse Israëli’s (Israël
noemt hen Arab Israelis), wordt etnisch gescheiden. Er zijn geen Palestijnen die
in joodse wijken of buurten wonen. Het zijn dus gesegregeerde wijken.

Het
probleem is dat dit een vicieuze cirkel wordt. Er zijn namelijk geen wettelijke
regels over waar Palestijnen of joden mogen wonen. Maar wijken ontstaan en de
etnisch nationalistische logica gecombineerd met het rigide land regime zorgt
voor een bepaald bewustzijn. … Dit alles is niet gebaseerd op een wet, maar
komt gewoon door de verdeling van de bevolking in de ruimte.

Natuurlijk
is hierdoor ook segregatie in de scholen. Om het niveau van segregatie aan te
duiden, kan dit tellen: er zijn 2.000.000 kinderen in Israël, en daarvan volgen
er slechts 1500 les in een niet gesegregeerde school.

Gordon
maakte zich voor zijn eigen kinderen grote zorgen over het onderwijs. Studies[4] in Israël toonden aan dat
Israëlische jongeren racistische ideeën hebben tegenover Palestijnen. Onderwijs
beïnvloedt de beleving van de wereld. Voor Gordon was de  vraag hoe een kind in een conflictzone moet
worden opgevoed en onderwezen.

Deze
racistische houding is niet toevallig, volgens Gordon wordt die versterkt door het
feit dat Israëlische en Palestijnse jongeren gewoon geen contact hebben met
elkaar. Ze ontmoeten elkaar niet, ze spelen niet met elkaar; en zo wordt het
idee van de ‘gevaarlijke ander’ in stand gehouden. De joodse kinderen zijn bang
van de Palestijnen, en daarom worden ze racisten.

Na
onderzoek stuitte Gordon op de ‘contact theory
van Gordon W. Allport. De contact theorie stelt dat interpersoonlijke contacten
één van de belangrijkste manieren is om vooroordelen tussen meerderheid -en
minderheidsgroepen te verminderen. Een goed beheerd contact tussen twee groepen
zou er voor kunnen zorgen dat de misverstanden en vooroordelen zouden
verdwijnen. Om vooroordelen te doen verdwijnen, zijn er enkele voorwaarden
waaraan het contact moet voldoen: (1) de beide partijen moeten een gelijke
status hebben, dus best geen verschillen in academische achtergrond, rijkdom,
kennis, ervaring; (2) de beide partijen moeten gemeenschappelijke doelen
hebben; (3) er moet samenwerking zijn tussen de groepen; (4) het contact moet
enigszins gesteund worden door instellingen; en (5) er moet persoonlijke informele
interactie zijn.  

Gordon
bedacht dat de enige manier waarop zijn kinderen geen racistische denkbeelden
zouden aanhangen, was wanneer zij in de mogelijkheid zouden zijn om Palestijnse
kinderen te leren kennen, en samen met hen op school te zitten. Daarom richtte
hij een nieuwe, niet gescheiden school op in Israël.

Een nieuwe, niet
gescheiden school: de Hagar Jewish-Palestinian school

De
kinderen op de nieuwe school krijgen niet het zionistische curriculum dat in de
gewone Israëlische scholen onderwezen wordt. De bevolking van de school is
50/50; de helft Palestijnse kinderen, de helft joodse kinderen. In de school
zijn nu 250 kinderen ingeschreven. Scholen in Israël kunnen 30% van het
standaard curriculum afwijken. Dit is genoeg om een verschil te maken, gezien
er in lessen zoals Engels en Wiskunde niets verandert. Vooral Geschiedenis is
belangrijk.

Een
eerste belemmering is natuurlijk de taal. Gordon’s bedoeling was dat de taal
ook een brug zou kunnen zijn. De school is namelijk een tweetalige school. Elke
klas heeft twee leraren, één Palestijnse leerkracht, en één joodse leerkracht.
Elk geeft uitsluitend les in zijn eigen taal, en er is geen vertaling mogelijk.
Er werd er vanuit gegaan dat als kinderen jong genoeg zijn, ze hun achterstand
in een bepaalde taal wel zouden inhalen.

Gezien
in Israël en de Palestijnse gebieden de nationale geschiedverhalen zeer
belangrijk zijn, worden beiden verhalen in de school verteld. Het moment waarop
de joden ‘Independence Day’ van
Israël herdenken, is voor de Palestijnen immers de herdenkingsdag van de Nakba (de grote catastrofe – de
verwoesting van de Palestijnse maatschappij in 1948). Het is niet gemakkelijk
dit over te brengen naar kinderen van 4 jaar oud. De leraren pakken het zeer
pragmatisch aan. Er wordt op een emotioneel niveau begonnen, voor de Onafhankelijkheidsdag
vertellen ze de kinderen dat met onafhankelijkheid ook verantwoordelijkheid
komt. Verantwoordelijkheid voor een klein kind betekent zelf kleren kunnen
aantrekken. Voor het verhaal van de Nakba leren ze de kinderen het basisconcept
van je huis verliezen, je vriendjes en buren verliezen, je huisdieren en
speelgoed verliezen. Hoe ouder de kinderen worden, hoe meer dimensies er worden
toegevoegd aan het verhaal. Er wordt een moment van stilte gehouden voor de
Nakba, en voor de Holocaust. Op die manier wordt een situatie geschapen waarbij
er rekening kan gehouden worden met de andere, en hoe die andere anders is.

Er
werd op die manier een joods Palestijnse gemeenschap geschapen. Niet enkel een
gemeenschap van kinderen, ook de ouders zijn deel van het verhaal. De ouders
gaan op uitstap samen, gaan samen naar de cinema. Zo maken ze geen deel meer
uit van de gesegregeerde machine die de staat gecreëerd heeft.

Het
belang van die school is een nieuwe, gemeenschappelijke, toekomst creëren. Het
is een alternatief model om de bevolking uit de racistische realiteit te
lichten.

Khulood Badawi

Volgens
Badawi is Israël zeer democratisch, voor de joden welteverstaan. Op vlak van
mensenrechten is er een groot verschil. Zij woont in Nazareth, de grootste
Palestijnse stad in Israël. Ze merkt een groot verschil op, op vlak van
infrastructuur, openbaar vervoer, onderwijs, openbare ruimte, …Sinds in 2009 de
meest rechtse coalitie in de geschiedenis van Israël het voor het zeggen heeft
in de Knesset, zijn er meer dan 50 discriminerende wetten aangenomen. Deze
wetten gaan over grondbezit, politieke organisatie, gezondheidszorg, … Het
verkrijgen van rechten in Israël is in veel gevallen afhankelijk van het feit
of de persoon in het leger gediend heeft.

In
Israël is 20% van de bevolking ‘Arab
Israeli
’. De dorpen en steden waar zij oorspronkelijk vandaan komen, zijn
verwoest. Zij hebben geen recht op terugkeer. Daar tegenover staat dat elke
jood een Right of Return heeft; dit betekent dat elke jood, waar ter wereld
geboren het recht heeft om in Israël te leven. 

Israël
probeert die 20% niet te laten groter worden. De Palestijnen in Israël kampen
met beperkingen op hun bestaan. Ze hebben niet het recht hun dorpen of steden
uit te breiden, noch hebben zij het recht ergens anders een nieuwe stad te
ontwikkelen. Er is dus geen demografische groei van hun leefgebied. Ze hebben
het recht om te bouwen reeds uitgeput.

De
Family Reunification Law van 2002
ontziet zelfs indirect het basisrecht van het kiezen van een eigen
echtgeno(o)t(e) en de keuze van vestiging samen. Een Palestijn van de bezette
Palestijnse gebieden die met een Israëlische burger getrouwd is, krijgt de
Israëlische nationaliteit niet. Ook echtgenoten van Libanon, Syrië, Iran of
Iraq krijgen geen Israëlische nationaliteit.

Het
beleid dat Israël nu voert, is slim. Het is verborgen. Het is niet zo openlijk
als bussen of trucks vol met Palestijnen af te voeren. Ze doen het op een
andere manier, met wetten en met het beleid. Ze zorgen ervoor dat er nu een
nieuwe generatie Palestijnen is die droomt van een toekomst buiten Israël.

Nurit Peled

Tijdens
de conferentie werd er naar een filmpje gekeken waarin Nurit Peled geïnterviewd
werd over haar onderzoek naar Israëlische schoolboeken. Schoolboeken worden in
Israël niet uitgegeven door het Ministerie van Onderwijs, maar moeten wel
goedgekeurd worden door het Ministerie. Peled heeft enkele van die schoolboeken
aan een onderzoek onderworpen om te onderzoeken hoe Palestijnen in de
Israëlische schoolboeken worden voorgesteld.

Het
eerste dat meteen opviel was dat er zeer weinig afbeeldingen waren van
Palestijnen. Als Palestijnen al werden afgebeeld, werden ze meestal voorgesteld
als vluchtelingen, terroristen of stenengooiers, boeren met aftandse en
prehistorische werktuigen, of simpelweg als afwezigen. Vaak werd er enkel naar
Palestijnen verwezen als het probleem, het ‘Palestijnse probleem’, zoals in een
groep, als een collectieve bedreiging. Ook wordt er naar de Palestijnen
verwezen als niet-joden, niet-wij.

Landkaarten
van Israël tonen in de schoolboeken steeds het ‘Greater Israel’, waarbij de Palestijnse gebieden en Israël één
geheel vormen. Ze tonen ‘the land of
Israel’
, in tegenstelling tot ‘the
State of Israel’, met als gevolg hele
generaties Israëli’s die niet weten waar de grenzen van hun eigen land liggen. Op
geen enkele kaart is de Groene Lijn vermeld.

In
de statistieken worden Palestijnen nooit vermeld. Er zijn geen data over. De
gedachte is: als er geen data zijn, zijn er ook geen mensen. Bij de
statistieken staat meestal een disclaimer dat de cijfers enkel gelden voor de
joodse inwoners van Israël. Op die manier wordt een out-groep gecreëerd.
Stukken kaart waar Palestijnen wonen worden zonder kleur voorgesteld, alsof het
stukken zijn die wachten op inwoners.

Volgens
Peled zijn de Israëlische schoolboeken eerder militaire manifesten, waarbij de
dood, de zelfopoffering en de strijd voor het vaderland verheerlijkt worden. De
dood van Palestijnen wordt altijd voorgesteld als iets wat natuurlijk jammer
is, maar nodig was voor het behoud van Israëlische staat. Vaak worden er
excuses gebruikt wanneer het gaat over operaties waar veel mensen gestorven
zijn; dan wordt er gezegd dat de luidspreker niet werkte, dus dat het leger de
mensen niet kon waarschuwen, of dat de soldaten niet wisten dat er mensen aan
het schuilen waren in de huizen.

Over
vluchtelingen wordt gezegd dat het hen werd toegestaan om te blijven, dat ze
niet begrijpen waarom ze weggegaan zijn. Palestijnen worden voorgesteld als
gierige mensen, mensen die geen stukjes land willen geven voor het algemeen
goed, voor het bouwen van speelplaatsen enzovoort. Het woord Palestijnen wordt
zeer zelden tot nooit gebruikt, in plaats daarvan gebruiken ze het woord
Arabieren, om zo te verwijzen naar de andere Arabische landen waar de
Palestijnen naar toe kunnen gaan.

Volgens
Peled is het probleem dat de Israëlische jongeren na de lagere school en de
middelbare school direct naar het leger gaan. Wanneer ze naar hun legerdienst
naar de universiteit gaan, is het vaak de eerste keer dat ze in contact komen
met Palestijnen, en dat ze een meer kritische kant van het verhaal horen.

Het
is moeilijker een mythe te doorbreken, dan er een te creëren.

Besluit

Deze
conferentie wou onderzoeken of Israël een Apartheidsstaat is, maar ging vooral
over hoe de Apartheidspolitiek te doorgronden, en tegen te werken.

Het
is pas wanneer geweten is hoe de Apartheidspolitiek in haar werk gaat, namelijk
door het praktisch segregeren van beide bevolkingsgroepen; door joodse
schoolkinderen te beïnvloeden door middel van schoolboeken; en door het
afschilderen van de andere bevolkingsgroep als gevaarlijk en slecht, dat er kan
tegen in gegaan worden.

De
sprekers gingen elk op hun eigen manier in tegen deze politiek. Neve Gordon
door het creëren van zijn eigen niet gesegregeerde school en Khulood Badawi
door het spreken op conferenties, het deelnemen aan de plaatselijke politiek,
en door het omgaan met joodse Israëli’s, gezien dat dat net hetgene is dat de
Israëlische segregatiepolitiek niet wilt.

Sophie Forrez


[1] Het Apartheidverdrag
werd op 30 november 1973 aangenomen door de Algemene Vergadering met 91 voorstemmen,
26 onthoudingen en 4 tegenstemmen (Portugal, de Verenigde Staten, het Verenigd
Koninkrijk, Zuid-Afrika). Het is in werking
getreden op 18 juli 1976.

[2] Convention
on the Suppression and Punishment of the Crime of Apartheid, New York, 30 November 1973 by John DugardProfessor of International Law Department of Public
Law, Faculty of Law, Leiden University

[3] De
facto, aangezien de Groene Lijn niet de juridische grens van Israël is.

[4] Poll: Young Israelis moving much
farther to the right politically, Haaretz, Or Kashti | Mar. 31, 2011

take down
the paywall
steun ons nu!