Nieuws, Samenleving, Recensie, Dirk Verhofstadt, Boekrecensie -

‘Atheïsme als basis voor de moraal’: een rijk en moedig boek

'Atheïsme als basis voor de moraal' van Dirk Verhofstadt is een ambitieuze poging om een seculier, 'neutraal' ethisch stelsel te omschrijven.

maandag 30 december 2013 11:00
Spread the love

Naast de publicaties van rabiate papenvreters en hardleerse atheïsten komt er nu blijkbaar om meer te zoeken naar overeenkomsten dan wel naar verschillen tussen een religieuze en atheïstische levenshouding. “Atheïsme als basis voor de moraal” van Dirk Verhofstadt is een ambitieuze poging om een seculier, ‘neutraal’ ethisch stelsel te omschrijven.

Is God de ultieme factor om goed en kwaad van elkaar af te lijnen? Nee, zegt Dirk Verhofstadt in zijn laatste boek. Het wordt tijd om de ethiek los te maken van allerlei religieuze denkbeelden. Dat is zijn uitgangstelling. De Gentse hoogleraar media en ethiek is een productief man. Zijn uitvoerige gesprekken in boekvorm met de Belgische filosoof Etienne Vermeersch en de Nederlandse filosoof Paul Cliteur zijn nog niet verwerkt of er ligt al nieuw origineel werk van hem klaar.

Atheïsme is goed

In zijn inleiding verwijst hij met veel lof naar het essay Beminde ongelovigen, atheïstisch sermoen van Anne Provoost. Daarin klaagde deze auteur aan dat ongelovigen graag met verve de negatieve effecten van religies beschrijven, maar te weinig duidelijk maken waarom atheïsme op zich waardevol is.

We moeten beter aantonen waarom atheïsme goed is, in plaats van ons te beperken tot louter religiekritiek. De felle reactie van auteurs als Richard Dawkins, Daniel Dennett, Sam Harris, Christopher Hitchens en anderen is begrijpelijk omdat het ontstaan van het atheïsme in de eerste plaats moet worden begrepen als een reactie in het Westen op het monotheïsme van de boekgodsdiensten.

Het atheïsme past in het kader van vrijheidsdenken en sciëntisme, emancipatorische strekkingen die vanaf de Verlichting ingang hebben gevonden, maar die ook een irritante keerzijde hebben ontwikkeld. Een notoire vertegenwoordiger van deze zienswijze in onze contreien is Etienne Vermeersch, die naar mijn smaak nogal drammerig de neo-positivistische kaart uitspeelt.

Atheïsme moet meer zijn dan religiekritiek

Alain de Botton hekelt in zijn laatste boek ‘Religie voor atheïsten’ dit fenomeen in zijn typisch jolige stijl: ‘Proberen te bewijzen dat God niet bestaat kan een amusant tijdverdrijf zijn voor atheïsten. Nuchtere critici van religie scheppen er altijd veel genoegen in om met meedogenloze precisie de dwaasheid van gelovigen bloot te leggen en rusten niet voordat ze zeker weten dat ze hun vijanden hebben ontmaskerd als volslagen malloten of maniakken.”

De Zwitserse filosoof van het lichtere genre was zeker niet de eerste om op dit gevaar te wijzen. Jaap Kruithof leefde een groot deel van zijn leven in de contramine met wat hij een arrogant humanisme noemde, dat hij al te zeer aantrof in de georganiseerde vrijzinnigheid in Vlaanderen. In harde termen veroordeelde hij in zijn boek ‘Het humanisme’ die strekking: “Het arrogante humanisme huldigde een agressief rationalisme, gericht op explicitering, formalisering, efficiëntie en machtsuitbreiding. Het schuwde het autoritarisme niet. Zelftevreden deskundigen dachten het recht te hebben zich boven andere mensen te verheffen. Ze waren dogmatisch, intolerant jegens degenen die kritiek uitten.”

Universele, seculiere moraal

Anne Provoost, Alain de Botton, maar ook Paul Cliteur met ‘Moreel Esperanto’ en nu ook Dirk Verhofstadt gaan anders te werk. Zij gaan in de eerste plaats op zoek naar elementen voor een universele seculiere moraal en willen daarmee het particularisme van de voornamelijk boekgodsdiensten overschrijden.

Een aantal universele uitingen van de mens zijn na twintig eeuwen christendom als het ware ‘geprivatiseerd’: ze zijn terecht gekomen in het vangnet van één godsdienst en kregen daardoor een aparte, particuliere stempel. Daar moeten we van loskomen, zegt Dirk Verhofstadt.

“Atheïsme als basis voor de moraal” vertrekt van een gedachte-experiment. Stel dat u niet weet of u vandaag christen, moslim, jood, hindoe, atheïst of wat dan ook bent. Stel ook dat u niet weet of u een man, vrouw, kind, hetero of homo bent. Welke wetgeving zou u dan willen? Wat zou u verwachten van de mensen met wie u leeft? Hoe zou u willen dat conflicten tussen personen die er diverse religieuze meningen op nahouden, worden aangepakt.

Tolerant seculier humanisme

De enige oplossing is alle mensen te vragen om in de publieke ruimte hun religieuze denkbeelden terzijde te schuiven en op basis van rationele elementen regels te aanvaarden die het voor iedereen mogelijk maken om vrij te zijn.

“Pleiten voor atheïsme als basis voor de moraal betekent dus niet dat mensen atheïstisch moeten worden, wel dat ze in hun omgang met anderen, hun persoonlijke religieuze visie niet mogen opdringen.” (p.11) Verhofstadt pleit dus voor een tolerant, seculier humanisme in een steeds multireligieuzer wordende samenleving.

Het boek valt grosso modo uiteen in twee grote delen. In de twee eerste hoofdstukken gaat de auteur met zeer veel voorbeelden in op de negatieve effecten van religies die tot de gruwelijkste misdaden hebben geleid. Vanaf hoofdstuk drie begint hij te ‘bouwen’ aan de grondslagen voor een seculier ethisch stelsel.

In het derde hoofdstuk ‘De basis van de moraal’ geeft de auteur aan dat de huidige samenleving niet gebaseerd is op religie, maar op een reeks door mensen overeengekomen normen en waarden. In een zeer interessant vierde hoofdstuk ‘Etische systemen’ bespreekt hij de verschillende ethische systemen die het resultaat zijn van rationeel denken.

Achtereenvolgens behandelt hij de deugdenethiek, verwijzend naar Plato, de gevolgenethiek (Welk gedrag is nuttig?) en de plichtenleer waarvoor hij uitvoerig verwijst naar de deontologie van Kant en zijn categorische imperatief (‘Handel zo alsof de maxime van jouw handeling door jouw wil tot algemene natuurwet moet worden’ en ‘Handel zo dat jij het mens-zijn, zowel in eigen persoon als in de persoon van ieder ander tegelijk als doel, nooit louter als middel gebruikt’).

Daarbij aansluitend verwijst hij ook naar het moreel intuïtionisme van William David Ross, naar de capability approach en empathie bij de Amerikaanse filosoof Martha Nüssbaum, maar hij breidt dat denken ook uit over een wereldwijde morele kring (ook ecologie en dierenrechten) tot de bio-ethiek van Peter Singer, het universeel subjectivisme van de Nederlandse filosoof Floris Van den Berg. De opvattingen rond rechtvaardigheid en verantwoordelijkheid van John Rawls en de Indiase econoom Amartya Sen komen nog eens aan bod en natuurlijk de kritiek op al die opvattingen.

Tien Seculiere Geboden

De kern van zijn betoog zit vervat in hoofdstuk vijf waarin hij op zoek gaat naar universele regels die kunnen zorgen voor vrijheid, rechtvaardigheid en harmonie. Dat resulteert dan in zijn ‘Tien Seculiere geboden’:

  • Eerste gebod: bovenal bemin de mens
  • Tweede gebod: elke mens is een doel op zich en geen middel
  • Derde gebod: handel op de manier die je zou willen dat iedereen zo zou handelen voor zover die handeling ten goed komt aan de mensheid
  • Vierde gebod: wees nieuwsgierig, doe kennis op en onderwerp elk standpunt, elke visie en elke hypothese aan de hardste kritiek, ook je eigen standpunten 
  • Vijfde gebod: elke mens heeft recht op zelfbeschikking voor zover hij geen schade toebrengt aan anderen
  • Zesde gebod: gij zult niemand doden tenzij uit zelfbescherming
  • Zevende gebod: gij zult uw medemens in nood helpen en goed doen voor anderen zonder daarvoor iets in de plaats te verwachten
  • Achtste gebod: gij zult andere levende wezens niet doen lijden
  • Negende gebod: gij zult zorg dragen voor de natuur en een leefbare wereld nalaten aan komende generaties
  • Tiende gebod: wees niet neutraal of onverschillig bij conflicten, maar verdedig de zwakken en de onderdrukten.

Recensent Marnix Verplancke vindt in zijn bespreking van het boek voor De Standaard van 23 oktober 2013 die Tien Seculiere Geboden maar niets. Volgens hem is ‘Bovenal bemint de mens’ als eerste gebod zetten allesbehalve een goede basis voor een radicale, progressieve moraal.

Buiten het feit dat het volgens mij niet gelukkig gekozen is van Verhofstadt om zijn tien seculiere geboden in de geijkte bijbelse format te formuleren, vind ik deze kritiek behoorlijk kort door de bocht. Uit heel het boek blijkt – zeker ook uit geboden acht en negen – dat Verhofstadt zich er, zoals Jaap Kruithof, wel degelijk van bewust is dat ‘de mens niet de maat is van alle dingen’.

In zijn boek ‘Gesprekken met Paul Cliteur’ vraagt Verhofstadt om commentaar op deze tien geboden aan de Nederlandse filosoof. Met instemming reageert deze: ‘Het eerste gebod ‘Bovenal bemin de mens’ staat diametraal tegenover het belangrijkste gebod van elke geopenbaarde godsdienst, namelijk ‘Bovenal bemin een God’, en zo hoort het ook. Ik ben ervan overtuigd dat de meeste gelovigen het daar ook mee eens zijn. Zelfs wie gelooft in een hiernamaals of in reïncarnatie, zal goed doen voor medemensen belangrijker vinden dan het aanbidden van ene God.”

Dat is de reden waarom ‘Bovenal bemint de mens’ op de eerste plaats komt. Trouwens, er is ook gebod acht en negen waarvoor Verhofstadt nogmaals met instemming verwijst naar een uitspraak van Anne Provoost: “Zelfs als we niet geloven in een hiernamaals voor onszelf, dan moeten we rekening houden met het hiernamaals op aarde, aan wat we doorgeven aan toekomstige generaties.”

“Atheïsme als basis van de moraal” is een rijk én moedig boek.

Dit boek kan je bestellen in onze shop.

take down
the paywall
steun ons nu!