Het luxejacht 'Amadeus' van Bernard Arnault op 20 augustus 2012 in de haven van La Condamine in Monaco (foto: Flickr.com)
Opinie, Nieuws, Economie, België, Jan Blommaert, Economische crisis, Didier Reynders, Notionele interestaftrek, OESO, Imf, Caroline Ven, Belastingparadijzen, John Crombez, Rechtvaardige belastingen, Vincent Van Quickenborne, Bernard arnault, Geert Janssens, Ondernemersplatform VKW Metena, Hoofdeconomen, Luxegoederen -

De heer Arnault en de publieke opinie

Ons land heeft er een superrijke bij. Dat zal goed zijn voor onze IMF- en OESO-statistieken, alsook voor de lokale notabelen die met hem nu tennis of golf kunnen gaan spelen en belangrijke zaken met hem kunnen bespreken. Jan Blommaert analyseert de commotie in pers en publieke opinie.

vrijdag 14 september 2012 13:05
Spread the love

Wie de debatten van de afgelopen dagen heeft gevolgd, zal merken dat bij die belangrijke zaken ook belastingen horen. Meneer Bernard Arnault is eigenaar van een concern dat in luxegoederen is gespecialiseerd – sjieke sjakossen, haute couture en champagne – en zit op een fortuin dat rond de 40 miljard euro wordt geschat. Hij maakt er een gewoonte van om dit fortuin enkel te beheren in landen waar men daarover geen vragen stelt – landen waar de zeer gefortuneerde in hoog aanzien staat en op vele vrienden kan rekenen.

Een interessant soort migratie

Concreet: telkens de socialisten aan de macht komen in Frankrijk verhuist de heer Arnault voor een zekere tijd. Althans, hij stelt iedere keer die symbolische daad, want in werkelijkheid stond hij al in Ukkel ingeschreven lang voor de verkiezing van François Hollande. Maar goed: onder François Mitterrand nam hij de wijk naar Amerika, nu naar ons land. Want stel je eens voor dat die socialisten van zijn met keihard werken verdiende fortuin zouden willen knabbelen!

Vermits België volgens de OESO nog altijd een belastingparadijs is voor grote bedrijven en fortuinen, vermits Didier Reynders (MR) en Vincent Van Quickenborne (Open VLD) dat ook nog een tijd zo willen houden, en vermits men in ons land netjes Frans spreekt, ligt de migratie voor de hand. De zaak was dus al klaar: Arnault zal zich iets riants hebben verworven in het Ukkelse deel van het Zoniënwoud, en de naturalisatiepapieren liggen gereed.

Wie kan er nu neen zeggen tegen een grootofficier in de Franse Legion d’Honneur, grootmecenas van kunstenaars allerwegen, en grootbezitter van kapitaal dat vanaf heden in de Brusselse restaurants gespendeerd kan worden? Zelfs de N-VA is blij!

Pech voor de heer Arnault: zijn aankomst is niet onopgemerkt voorbij gegaan, want wie symbooldaden stelt, mag zich aan symboolinterpretaties verwachten. Er is een storm van protest opgestoken, mede aangedreven door een paar krantenstukken van Peter Mertens (PVDA) en berichten in De Tijd (een opvallend bondgenootschap van klokkenluiders hier), waarin werd aangetoond dat de heer Arnault al een hele tijd uitgebreide zakenbelangen in dit land bezit, daar vorig jaar zo’n zestig miljoen euro winst op heeft gemaakt, en daarop minder dan vijfhonderd euro belastingen heeft gedokt aan de fiscus.

Mertens merkte op dat zo’n bedrag lager is dan de belastingen die een alleenstaande gepensioneerde betaalt. Voor Reynders en Van Quickenborne is net dat uiteraard het hele punt, en een steenhard bewijs van een goed functionerende neoliberale staat.

Een superrijke die manisch zoekt naar de laagste aanslagvoeten in de wereld moet ook bij ons terecht kunnen; dat is goed voor de economie, goed voor ons internationaal imago – goed voor alles en iedereen, kortom. En wat belastingen betreft: er zijn nog genoeg mensen die er wel betalen – de alleenstaande gepensioneerden bijvoorbeeld – dus laat ons daar vooral over zwijgen.

Zwijgen is aangeraden

Zwijgen: toen de PS dat niet kon en als campagneballon het woord ‘vermogensbelasting’ bovenhaalde, ging het dak eraf bij de Open VLD en haastte Van Quickenborne zich om Tarzantaal te spreken aan het adres van de regering indien dit thema terug ter tafel zou komen.

Ergens in een hoekje mompelde ook Bruno Tobback (SP.A) iets in de zin van “vermogensbelasting lost de crisis niet op” (Juist, maar wat dan wel? Lost geen vermogensbelasting de crisis dan wel op?). En in De Morgen kropen Caroline Ven en Geert Janssens in de pen, allebei van het Ondernemersplatform VKW Metena (deze laatste is, of course, ‘hoofdeconoom’ – we worden be-dol-ven onder hoofdeconomen dezer dagen).

Ven en Janssens trekken een inmiddels op een mantra lijkende defensie tegen Mertens op. Een mantra is iets dat men voortdurend herhaalt, en van die herhaling verwacht men heilzame effecten. Ik leg deze mantra even op de snijtafel.

“Geen rijkdom herverdelen zonder ze eerst te scheppen”

Ten eerste, zeggen Ven en Janssens: men kan geen rijkdom herverdelen zonder ze eerst te scheppen. Dat is juist, maar volkomen naast de kwestie, want je kan rijkdom ook niet herverdelen als je ze niet herverdeelbaar maakt. In tegenstelling tot wat de domste neoliberalen en Siegfried Bracke (N-VA) aannemen, herverdeelt geschapen rijkdom zich namelijk niet vanzelf, maar wel via het systeem van belastingen. Noteer: niet via het betalen van lonen, en daar kom ik straks op terug.

Die belastingen hebben op zich niets te maken met het scheppen van rijkdom, want niemand ontzegt via vermogens- en winstbelastingen de heer Arnault de mogelijkheid om fortuinen te verdienen aan zijn sjakossen, net zomin als inkomstenbelasting de werkenden belet om een loon te ontvangen, automobielbelasting de aankoop van een wagen verhindert, of BTW de vleesverkoop onmogelijk maakt. Belastingen behoren tot het proces van de verwerving van goederen en kapitaal – en die verwerving gaat uiteraard de belasting vooraf. Dit argument staat dus volkomen scheef.

Het valt namelijk echt wel best mee met het scheppen van rijkdom in het geval van de heer Arnault, te oordelen naar zijn vermogen en zijn bedrijfswinsten. Het gaat hem over de vraag of die rijkdom enkel hemzelf verrijkt, of dat de staat daar belasting op mag heffen net zoals ze dat doet met allerhande inkomsten van andere mensen, BTW heft en tal van andere belastingen oplegt. De staat legt bijvoorbeeld een hogere taks op aan luxegoederen – de branche van de heer Arnault – en ik heb deze laatste nog niet veel horen klagen over het feit dat zijn consumenten die taks moeten betalen bij een aankoop.

De morele en politieke justificatie voor die belastingen is dat iedereen die in dit land leeft mee profiteert van de diensten en voorzieningen van een performante staat, en die diensten en voorzieningen kosten geld. Over de kwaliteit hiervan kan men in de praktijk redetwisten natuurlijk, maar het principe is helder: we dragen allemaal naar godsvrucht en vermogen bij tot onze eigen welvaart via belastingen – mijn moeder met haar pensioen van 1077 euro zowel als de heer Arnault. En dat is een normaal en vanzelfsprekend gegeven voor zij die van de staat diensten en voorzieningen verwachten.

De belasting is dus geen diefstal, maar een investering die bijvoorbeeld aangewend wordt in het opleiden van hooggeschoolde arbeidskrachten waarvan private ondernemingen de grootste afnemers zijn. Wie belastingen als diefstal bekijkt, plaatst zich dan ook zelf in de positie van een dief, of zachter: een profiteur, die diensten en voorzieningen eist, maar verwacht dat anderen die betalen.

Een faire en evenwichtige belasting op deze rijkdom is daarom moreel en politiek moeilijk te betwisten, dat is geweten. Maar ze is tevens economisch moeilijk te betwisten, getuige de recente opstoot van belangstelling voor herverdeling en het wegwerken van inkomensongelijkheid in de middens van het IMF en de Wereldbank (zie bijvoorbeeld het themanummer van het IMF-tijdschrift ‘Finance & Development‘ van september 2011).

Wat Ven en Janssens beweren, is dan ook flagrant onnozel; ze zeggen eigenlijk: “om rijkdom te herverdelen, moet Arnault rijk kunnen blijven, want dat is goed voor iedereen”. Economische, politieke, sociale en morele onzin.

“De rijkdom van meneer Arnault mag je niet belasten”

Ten tweede komen Ven en Janssens weeral af met dat oude argument dat die laatste kromredenering moet invullen. Ik citeer het hier even voluit: “De echte maatschappelijke bijdrage zit hem echter in de tewerkstelling (sic) van 77.000 mensen en tal van andere belastingen die de groep wel betaalt. De focus op winstbelasting gaat aldus voorbij aan een veel grotere welvaartsbijdrage.”

Dus, simpel en in algemene termen gesteld: de rijkdom van meneer Arnault mag je niet belasten, want hij stelt 77.000 andere mensen in staat netjes hun inkomstenbelasting te betalen. Zijn eigen inkomsten hoeven niet navenant belast te worden, hij betaalt eigenlijk belastingen via het loon dat hij aan derden uitbetaalt.

Dat is ook de reden waarom de superwinsten van de bedrijven niet belast hoeven te worden: hun werknemers betalen al genoeg inkomstenbelasting en de staat moet daarmee maar content zijn. Bedrijven en fortuinen scheppen een soort algemene ‘welvaartsbijdrage’ die hen moet ontslaan van belastingplicht. De werkenden betalen zo via een omweg uit hun eigen loon de belastingen die het bedrijf via z’n winsten schuldig is aan de samenleving.

Alweer onzin op alle mogelijke niveaus: de werknemers zijn geen deel van hun inkomen verschuldigd aan het bedrijf waar ze werken; het bedrijf kan niet stellen dat zij via inkomstenbelasting de belastingplicht van het bedrijf voldoen. Het loon dat ze ontvangen van de werkgever kan immers niet teruggevorderd worden door die werkgever, het is namelijk de kost van geleverde arbeid.

Bedrijven maken winsten via de lonen die ze voor arbeid uitbetalen, want de lonen vervaardigen mee het product en worden volledig in de productprijs terugverdiend. Het betalen van lonen aan werkenden ontslaat hen daarom op geen enkele manier van fiscale verplichtingen. Werkgevers dromen daar misschien van, maar het is al bij al een eenvoudigweg schandalige redenering, al wordt ze door talloze hoofdeconomen om de haverklap opgedist.

Ik krijg stilaan de rambam van die steeds herhaalde nonsens waarin men het uitbetalen van lonen voorstelt als een ‘belasting’ betaald aan ‘de samenleving’, en niet als datgene wat het eigenlijk is: een deel van de productiekosten die in de verkoopprijs doorgerekend en terugverdiend worden. Bedrijven krijgen binnen deze kromme logica niet alleen elke cent van de betaalde lonen terug, maar ze hoeven daarenboven nog eens geen belastingen op winsten te betalen ook.

Ze passeren twee keer langs de kassa, en spiegelen ons dan nog voor dat ze sociale weldoeners zijn ook. Belastingen op lonen en belastingen op bedrijfswinsten hebben eenvoudigweg niks met mekaar te maken; wie dat beweert, wil ons om de tuin leiden. Dit soort zever hoeven we dan ook echt niet meer te tolereren.

Bovendien is er dit. Die 77.000 werknemers waarvan Ven en Janssens het hebben, bevinden zich niet in België, want – zo toonde Mertens aan – er staan welgeteld vijf FTE’s ingeschreven op rekening van Arnaults bedrijven in dit land. Ik neem aan dat het gaat om zijn butler, kok, chauffeur, poetsvrouw en tuinier.

En zo kunnen we de redenering van Ven en Janssens meteen wat concreter maken: Arnault moet blijkbaar van een fiscaal voorkeurstatuut genieten, want vijf werknemers betalen inkomstenbelastingen in België. Jawel, het oude regeltje ‘rijkdom voor jobs’ – bescherm bedrijven zolang ze werkgelegenheid genereren – geldt nog steeds, ook al is Arnault in dit land als het op werkgelegenheid aankomt iemand van het niveau van een goed draaiende kapperszaak. Laat die goed draaiende kappers dan eens langslopen bij Reynders en Van Quickenborne om het statuut van de heer Arnault aan te vragen.

“Achter grote vermogens zitten meestal even grote kopzorgen”

Dan volgt een derde argument, en ik citeer het alweer: “Private vermogens zitten vaak gekristalliseerd in activa zoals aandelen van eigen of andere bedrijven. Achter grote vermogens zitten meestal even grote kopzorgen van risicovolle beslissingen en onzekere activiteiten.”

Om die reden is het volgens Ven en Janssens niet slim om zomaar op grote vermogens te schieten, want, zo klinkt de dreigende waarschuwing, “men zaagt de tak af waarop men zit”. Siegfried Bracke formuleerde het nog eleganter: “de armen moeten blij zijn dat er rijken zijn”.

Men onderschat dus de stress die superrijken moeten lijden in hun risicovol bestaan, en van hun vele kopzorgen heeft de gewone man geen weet. Die gewone man heeft misschien kopzorgen over de escalerende energiefactuur, de steeds stijgende benzineprijzen, de toegenomen kosten voor gezondheidszorg, de wellicht hoge studiekosten van de kinderen als ze groot zijn, en de bestendige dreiging die over de eigen job en daarna het pensioen blijft hangen.

Maar die kopzorgen zijn klein bier vergeleken met de doodsangsten en diepe onzekerheden die mensen zoals de heer Arnault doorstaan, drukken de leiders van VKW Metena ons op het hart.

Welnu, het geval-Arnault maakt meteen duidelijk dat superrijken voor het verhelpen van hun kopzorgen een aantal keuzemogelijkheden hebben – verkas naar Ukkel, plaats je geld op de Kaaimaneilanden, sticht een papieren bedrijf in Brussel dat van de notionele regeling kan genieten, start een constructie om de successierechten te ontwijken, noem maar op. De meeste andere mensen hebben dat soort keuzes niet en blijven met hun kopzorgen zitten. Een uur yoga per week, enkele uren voor de buis voor het slapengaan, zich afreageren op de debatfora van de kranten, of een dosis antidepressiva zijn hun remedies.

En wat betreft het “afzagen van de tak”, waarom zou ik me zorgen maken wanneer de heer Arnault dit land de rug toekeert? Wegens het verlies van zijn 453 euro belastingen? Wat brengt de heer Arnault ons echt op? Over welke tak, of wiens tak, heeft men het eigenlijk? Welk maatschappelijk voordeel halen we uit zijn verheven aanwezigheid?

Zeuren over de rijkdom van sommigen en de armoede van velen is op grond van hun argumenten meteen ook iets wat voor Ven en Janssens neigt naar populisme. In zoverre populisme gelijk zou moeten zijn aan foute vormen van simplisme en kromredeneringen die de waarheid verhullen, staat hun artikel er bol van.

Ik geef een laatste citaat: “Waar het om gaat, is dat sommigen het maatschappelijke ongenoegen en de onzekerheid die de crisis met zich meebrengt, willen uitbuiten voor een hervormingsagenda waar niemand iets aan heeft.”

Waar niemand iets aan heeft. Wablieft? Arnaults bedrijven hebben de laatste jaren gemiddeld rond de 10 procent belasting betaald. Indien dit zou worden opgetrokken tot 33 procent (en mijn eigen aanslagvoet als werkende ligt nog veel hoger) dan krijgt de staat op een winst van 60 miljoen geen 6 miljoen maar 20 miljoen in kas.

Dat is, mijn gedacht, geen hogere wiskunde. En de staat, dat zijn wij. Wij allen hebben daar dus iets aan. De ouderen, zieken, werklozen, leerlingen, gehandicapten, werkende mensen hebben daar iets aan. Maar ook – ik zeg zo maar iets – het Antwerpse Havenbedrijf heeft er iets aan, de transportsector en Brussels Airport, zelfs Dexia Holding en Goldman Sachs hebben daar iets aan. Wat Ven en Janssens hier zomaar snel-snel en in de vorm van een “allez-komaan-dat-weet-ge-nu-toch”-feitje poneren, is pure kletskoek.

Draai het even om: als men Arnault en zijn bedrijven geen ernstige aanslagvoet aanrekent, “wie heeft daar dan iets aan”? Arnault zelf natuurlijk. Maar daar houdt het op, want hij houdt in eigen zak wat anders naar de hele samenleving zou gaan – naar u en ik en zelfs naar Dexia. Voor Ven en Janssens is dit de wijsheid.

Hun recept is beter voor ons allen dan dat populistisch neuzelen over vermogens- en winstbelastingen. De rijken scheppen immers rijkdom. En het is best dat we die voor henzelf laten, want daar “hebben we iets aan”. De kromheid van deze logica is duizelingwekkend. Wie is hier eigenlijk de populist?

De mantra’s werken niet meer

Volgens Ven en Janssens moet ons land echt wel vol populisten lopen, want, kijk: het regent kritische artikels en uitspraken. In De Morgen van 13 september mikte Steven Samyn er niet naast; ook Dries Lesage vloog er dezelfde dag ferm in, en dezelfde krant wist ook te melden dat ook de gunstige regeling voor successierechten een magneet is voor kerels zoals Arnault. Ook in andere media regent het kritiek op Arnault.

Maar wat Ven en Janssens het meest moet hebben geschokt, zijn de reacties op hun eigen artikel op de website van De Morgen.

Ik pik er twee uit: “Heel zwakke neoliberale repliek van iemand die duidelijk nooit een bus vanbinnen heeft gezien. Van plat populisme gesproken! De enige ‘kopzorgen’ die zo’n Arnault in België heeft, is met welk systeem hij zo min mogelijk tot geen belastingen kan betalen op het geld dat hij uit de samenleving haalt. En daar heeft hij dan personeel voor. Met zulke kopzorgen kan 99 procent van de samenleving zich niet identificeren.”

“77.000 ‘kleine’ zelfstandigen betalen in België, na sociale lasten en roerende voorheffing op het eigen loon, elk 34 procent vennootschapsbelasting. Waarom zou een bedrijf van 77.000 FTE’s dan geen belasting moeten betalen? Gekke redenering, mevrouw Ven en mijnheer Janssens. Als ik u was, zou ik het boek van Peter Mertens eens heel aandachtig lezen. Héél leerrijk!”

Ofwel heeft de PVDA+ nu een team van professionele bloggers en forumwerkers aangeworven, wat ik durf te betwijfelen, ofwel maken we hier iets merkwaardigs mee – een kantelpunt in de publieke opinie. Fora zoals die van De Morgen staan doorgaans krom van de rechtse reacties – rechts maakt wel degelijk werk van de constructie van een publieke opinie – en wie zich de heisa bij de staking van 31 januari nog herinnert, zal weten dat de neoliberale mantra daarbij uit duizend kelen klonk.

De algemene teneur van de reacties na het artikel van Ven en Janssens was echter opvallend links: mensen zijn zeer kritisch over de standpunten van VKW Metena, schieten de scheve argumenten genadeloos aan flarden en roepen op tot fiscale rechtvaardigheid – concreet: doe Arnault betalen zoals iedereen.

We zagen dat al in een debat dat kort voor de zaak-Arnault losbarstte en er nu volkomen mee verweven zit: de discussie tussen Reynders en John Crombez (SP.A) over het zogeheten Rubik-akkoord met Zwitserland, waarbij in ruil voor het vrijwaren van het bankgeheim een ‘belasting’ zal worden betaald door Zwitserland, op een geheim bedrag en in naam van geheime klanten weliswaar.

Christophe Callewaert schreef op DeWereldMorgen.be een uitstekend artikel hierover (relevante links geef ik onderaan het stuk). We kennen het verhaal: Crombez maakt een halszaak van dat Rubik-akkoord, Reynders wuift dat weg, de PS begint over vermogensbelasting en Van Quickenborne haalt zijn vliegenmeppertje boven.

Ook hier wijzen de publieke reacties op hetzelfde: het moet nu echt gedaan zijn met die mammoetfraude van de gefortuneerden, iedereen moet op billijke en evenwichtige manieren belast worden om uit deze crisis te raken. Zelfs De Tijd – niet meteen een krant die spontaan de kant van het zegevierende proletariaat kiest, zou men denken – riep op tot een betere en meer effectieve fraudebestrijding zodat men z’n toevlucht niet moet zoeken tot constructies zoals de Rubiks, die massale fraude in wezen beschermen en bestendigen.

Het thema van de fiscale rechtvaardigheid staat dus plots helemaal centraal in het politieke en maatschappelijke debat, en de mantra’s die al jaren gebruikt worden om de critici van fiscale onrechtvaardigheid omver te blazen – het lijstje is te vinden in het artikel van Ven en Janssens – marcheren niet meer.

Hoog tijd

We zagen dat al aankomen. De verkoopcijfers van het boek van Peter Mertens, ‘Hoe durven ze‘ spraken (letterlijk) boekdelen: mensen van zeer ver buiten de PVDA+ waren op zoek naar een soort van informatie die in de grote media niet te vinden was. Die grote media worden gedomineerd door de mantra’s, ritueel herhaald door figuren zoals Geert Noels, Ivan Van de Cloot en andere hoofdeconomen. Mensen blijken nu te beseffen dat ze niets verklaren en flagrante mistoestanden pogen recht te praten. En ze pikken het niet meer, punt.

Zoals eerder gezegd, het probleem van inkomensongelijkheid en inkomensherverdeling staat nu zelfs op de prioriteitenlijst van het IMF en de Wereldbank. Men snapt nu – geen seconde te vroeg – dat een verregaande dualisering van de samenleving de duurzaamheid van economische groei bedreigt. In mensentaal betekent dat: men snapt dat wanneer economische groei enkel de rijken verrijkt, maar de rest van de samenleving verarmt, die groei geen verzekering is (laat staan stijging) van het algemene welvaartspeil. Als het aantal miljonairs toeneemt samen met het aantal armen en werklozen, dan is er sprake van achteruitgang, niet van groei.

Ik ben geen hoofdeconoom, maar dit had ik zelf ook wel kunnen bedenken. Het is immers geen Rubik’s Cubic: het beginsel is eigenlijk simpel. Maar wie het aanvaardt – en zelfs in New York aanvaardt men dat nu – die zadelt zich wel op met de taak om de billijke spreiding van belastingen ernstig te nemen en daarbij alle lekkende kraantjes te sluiten.

Pak ze dus aan, die miljardairs en die zogenaamde coördinatiecentra die van de notionele wantoestand profiteren; pak ze aan, die fraudeurs die zwart geld parkeren in Zwitserland en andere campings voor onbelaste miljarden. Pak diegenen aan wiens belastingen lager liggen dan die van alleenstaande gepensioneerden ook al verdienen ze in een enkele maand het duizendvoudige van dat pensioenbedrag.

En leg hen bij dit alles uit dat het hier niet gaat om een gebrek aan respect voor wat ze doen, dat we hen op geen enkele manier willen aanmoedigen om het scheppen van rijkdom te stoppen, dat we hun inzet voor werkgelegenheid en zo meer heel erg waarderen.

Maar leg hen ook uit dat zeker in een crisis van deze omvang een zaak zoals sociale rechtvaardigheid van het opperste belang is, en niet enkel omdat Peter Mertens dat zegt, maar omdat nu ook het IMF dat zegt.

Een economie die sociaal en moreel goed in mekaar zit, is een economie die goed zal draaien. Je kan daarbij verwijzen naar Adam Smith, Lord Keynes, John Kenneth Galbraith, Joseph Stiglitz en Paul Krugman – hardcore kapitalisten – en je hoeft op geen enkel moment Marx te citeren.

Leg hen uit dat een billijke belastingaanslag een economische, politieke, sociale en morele plicht is waaraan men zich niet kan of mag onttrekken, omdat dit een zeer ernstig vergrijp is tegen de welvaart van de gehele samenleving, dat op termijn ook hun positie ondermijnt.

En benadruk bij dat alles dat deze gruwelijke maatregelen hen niet meteen arm zullen maken, maar dat ze erop gericht zijn anderen wat minder arm te maken.

Misschien kopen zij die daar “iets aan hebben” dan wel een flesje champagne van de heer Arnault om dit te vieren.

Jan Blommaert

Jan Blommaert is hoogleraar Language, Culture and Globalization aan de Universiteit Tilburg. Hij is eveneens directeur van het Babylon Center van dezelfde universiteit.

take down
the paywall
steun ons nu!