Dassault en Spitaels
Nieuws, Politiek, België, Het land van de 1000 schandalen -

Dassault en Spitaels

Jammer voor de overleden socialistische voorman Guy Spitaels, maar ook hij kiest niet echt waarvoor hij zal worden herinnerd. Zeker is dat hij als één van de drie Guy's - samen met Guy Coëme en Guy Mathot - nog lang in verband zal worden gebracht met de smeergeldaffaires Agusta en Dassault. Hoe zat dat juist met die Dassault-zaak?

woensdag 1 augustus 2012 21:54
Spread the love

De zogenaamde Dassault-affaire start voor het grote publiek op 6 maart 1995 met een huiszoeking in de kantoren van Dassault Construction in Watermaal-Bosvoorde. Dat is volop in de periode dat de SP meegesleurd raakt in het Agusta-schandaal en één en ander wordt verteld over de partijfinanciering, ondermeer door Etienne Mangé en Luc Wallyn, op dat ogenblik allebei in de gevangenis in verband met Agusta. Diezelfde SP zou nu ook zestig miljoen frank van de Franse vliegtuigbouwer Dassault hebben gekregen.

Dassault heeft die zestig miljoen bezorgd aan zakenadvocaat Alfons Puelinckx, die dat toegeeft op 14 maart 1995. Puelinckx beweert dat geld aan Luc Wallyn te hebben doorgespeeld die het zou geven aan SP-penningmeester Etienne Mangé. Die geeft wel toe dat hij daarvoor een ontvangstbewijs heeft getekend maar ontkent dat hij dat geld ooit heeft gezien.

De Kamer verwijst op 19 oktober 1995 NAVO-secretaris-generaal en ex-minister Willy Claes naar het hof van cassatie wegens corruptie en schriftvervalsing, zowel in de zaak-Agusta als in de zaak-Dassault. Diezelfde Kamer beslist ook dat het gerecht het onderzoek tegen Guy Coëme met betrekking tot het Dassault-geld mag voortzetten.

Leden van de cel-Cools trekken naar Frankrijk en leggen er op 23 november 1995 beslag op belangwekkende Dassault-documenten. De Franse minister van Justitie weigert die echter over te maken aan België. Begin mei 1996 schrijft de Luikse onderzoeksrechter Jean-Louis Prignon een internationaal arrestatiebevel tegen Serge Dassault, de voorzitter van Dassault. Hij wordt gezocht voor corruptie. Veel kans dat het Belgisch gerecht hem echt te pakken krijgt is er niet; daarvoor is Serge Dassault een te belangrijk persoon in Frankrijk. Ook een tweede rogatoire commissie naar Parijs op 26 december 1996 levert niet het beoogde resultaat.

In de eerste week van 1997 wordt duidelijk dat Dassault maar liefst zeshonderd miljoen – dus tien maal zoveel als de al bekende zestig miljoen voor de SP – ‘commissieloon’ overhad om twee Belgische militaire contracten binnen te halen voor in totaal elf miljard frank. Dat zijn twee vreemde bestellingen.

Vooreerst is er het elektronische ‘Carapace’ afweersysteem voor de F16-straaljagers, een systeem dat in de ontwikkelingsfase zat en dus nog niets had bewezen; toch gaven de Belgische politici hieraan de voorkeur terwijl dat van de Amerikaanse concurrent al bestond en goed werkte. Kostprijs zeseneenhalf miljard frank, contract door de regering toegewezen op 28 april 1989 en contract getekend op 7 juni. Eerste minister was Wilfried Martens (CVP), op Landsverdediging zat Guy Coëme (PS) en op Economische Zaken Willy Claes (SP).
Vooral voor deze Belgische keuze hadden de Fransen veel geld over omdat de Belgische staat zo in feite mee de ontwikkeling van Carapace financierde.

Nog merkwaardiger is de beslissing van dezelfde regering, later in 1989, om verouderde Mirage-jachtvliegtuigen van onze luchtmacht te laten opkalefateren. Die opdracht ging naar een dochterbedrijf van Dassault in ons land, Sabca. Prijskaartje vier en een half miljard frank.

Enkele jaren later werden diezelfde vliegtuigen verkocht aan Chili voor amper één miljard zeshonderd miljoen frank, amper één derde van de prijs van de opknapbeurt. Die beslissing is genomen door de eerste regering van Jean-Luc Dehaene (CVP), met Leo Delcroix (CVP) op Landsverdediging en Melchior Wathelet (PSC) op Justitie én Economische Zaken. Voor die verkoop door de Belgische staat werd Sabca ingeschakeld. Reden is wellicht dat er smeergeld moest betaald en dat de regering dat moeilijk zelf kon doen. Wie daar allemaal beter van is geworden, in Chili, België of elders, is niet geweten; wie zeker niet beter werd van al die transacties, is de Belgische belastingbetaler.

Bij al die contracten waren Fransen betrokken. Telkens duikt ook de naam op van de gewezen luchtmachtgeneraal Jacques Lefèbvre die nog tijdens z’n carrière voor deze contracten pleitte. Na z’n carrière ging hij werken voor de firma Europavia, die de belangen van de Franse vliegtuigindustrie behartigt. Het gerecht heeft daar toen nooit vragen over gesteld en nu kan ze dat niet meer want Lefèbvre pleegde zelfmoord op 8 maart 1995 toen hij werd vernoemd in de Agusta-affaire.

Terug naar Dassault dat zeshonderd miljoen frank commissie betaalde. Waar is dat geld beland? Belangrijk om weten is dat het niet noodzakelijk volledig om commissies moet gaan. Best mogelijk is dat een flink pak van dat geld terechtgekomen is op buitenlandse rekeningen van het eigen bedrijf of van de eigenaars van het bedrijf. Op die manier is dat geld dan onttrokken aan de Franse belastingen, is het dus zwart geld geworden.

En verder? Zestig miljoen moest naar de SP gaan maar het is onduidelijk in welke mate die daar zijn beland. Mogelijk is er geld blijven plakken; gewezen SP-adjunct-secretaris Luc Wallyn ontving inderdaad op 8 juni 1989 zestig miljoen op z’n ABN-AMRO bankrekeningen in Zwitserland; hij zou hebben toegegeven enkele miljoenen voor zichzelf te hebben gebruikt.

De CVP erkent van haar kant in 1987 een gift van één miljoen tweehonderdduizend frank te hebben gekregen van Dassault. Niets illegaal zegt de CVP, want daarvoor is een fiscaal attest gegeven. Merkwaardig genoeg ontkent men die gift bij Dassault.

En voor de PS was er zeker dertig miljoen Dassault-geld bestemd. Dat komt uit wanneer op 22 januari 1997 de onderzoekers van de cel-Cools ondermeer de PS-kopstukken Merry Hermanus en François Pirot op de rooster leggen. Het geld van Dassault komt bij de partij via Merry Hermanus. Die laat het op 22 juni 1989 vanop een Zwitsers tussenstation op zijn Luxemburgse rekening belanden. Twintig miljoen zou dan sindsdien zijn overhandigd aan partijgenoot François Pirot en kwam terecht bij vzw’s rond de PS zoals PAC en vooral Fonsoc (Fondation Socialiste d’information et de gestion). Fonsoc is opgericht door Guy Spitaels en François Pirot op 17 april 1989 – dat is een tiental dagen voor de regering koos voor Dassault – om giften voor de PS te ontvangen. Spitaels is er voorzitter, Pirot afgevaardigde bestuurder, Yvon Biefnot is er bestuurder en Fernand Detaille revisor.

Hermanus en Pirot belanden op 22 januari 1997 achter de tralies. Hermanus houdt vol dat toenmalig PS-voorzitter Spitaels wist van het Dassault-geld, het zelfs ‘aanvaardde’. Het gerecht vraagt de opheffing van de parlementaire onschendbaarheid van Spitaels, dan voorzitter van het Waals parlement, om hem met Hermanus te kunnen confronteren. Op 5 februari wordt z’n onschendbaarheid gedeeltelijk opgeheven, en dat slechts voor een beperkte periode, tot 30 juni 1997. Tot dan treedt Spitaels terug als actief voorzitter en zal de vergaderingen dus niet langer leiden, wel blijft hij administratief voorzitter. Zelfs in 1997 lijkt er even nog volop ruimte voor een ‘volwaardig’ Belgisch compromis. Maar er is veel kritiek op dat compromis, op 7 februari trekt Spitaels zich volledig terug als voorzitter van het Waalse parlement, voorlopig tijdelijk weliswaar.

Dezelfde dag raakt bekend dat het Luikse gerecht Fernand Detaille heeft aangehouden op 6 februari 1997. Detaille is de bedrijfsrevisor van de PS en van PS-vzw’s, hij zou geholpen hebben bij het doorsluizen van omkoopgeld naar de PS. Detaille wordt beschuldigd van corruptie, schriftvervalsing en gebruik van valse documenten.

Bijkomend nieuws op zaterdag 8 februari. Het gerecht heeft een tweede PS-rekening ontdekt in Luxemburg. François Pirot en Fernand Detaille openden die rekening op 24 april 1989 en dat is opmerkelijk want slechts vier dagen voor de regering besliste over het Dassault-contract. Die rekening werd in 1992 afgesloten en het saldo van eenentwintig miljoen frank afgehaald. Pirot en Detaille ontkennen dat het om Dassault-geld zou gaan, het zouden overschotten zijn van kiescampagnes.

Twee dagen later komt er nog een derde Luxemburgerrekening. Pirot zelf geeft ze aan. Hij zegt dat het om een privérekening gaat met daarop het geld van een erfenis; het is alweer een aanzienlijk bedrag, zowat twintig miljoen frank.

Hoe dan ook, het is nogal bezwarend voor een partij die regelmatig uithaalt naar kapitaalvlucht als ze zelf (minstens) twee goed gespijsde rekeningen blijkt te hebben in Luxemburg.

Op 14 februari komen ook PS-voorzitter Philippe Busquin en PS-secretaris-generaal Patrick Moriau in de vuurlinie terecht. Dat duo erfde in 1992 het bevel over de PS van de tandem Guy Spitaels-François Pirot. Ook bij Fonsoc werden de zitjes vrijgemaakt voor Busquin en Moriau. Ze moeten nu toegeven dat de partij ook daarna nog geld heeft uitgegeven uit een zwarte kas en dat de partij een rekening had in Luxemburg. Busquin blijft volhouden nooit van iemand te hebben vernomen dat z’n partij zwart geld had en zeker geen smeergeld. Wel deelt hij mee dat Dassault in 1987 de PS, net als de CVP, één miljoen tweehonderdduizend frank schonk, een gift waar wettelijk niets is op aan te merken. Enkele dagen later wil hij wel toegeven dat de PS ‘ergens’ over geld beschikte dat niet in de rekeningen stond maar het was aan Moriau om dat te ‘regelen’. En val mij nu niet meer lastig met het verleden, er valt nu ander werk te doen, voegt Busquin daaraan toe, een Busquin die ironisch genoeg net op dat ogenblik z’n boek voorstelt ‘Aujourd’hui, le futur’.

Over die toekomst weet Busquin alvast te vertellen dat er snel iets zal veranderen in de PS en zelfs in de Luikse PS. Nog diezelfde dag, 18 februari, neemt gewezen vicepremier Guy Mathot – veel genoemd in allerlei affaires – ontslag uit al z’n functies in de Luikse PS. Kort tevoren had Laurette Onkelinx nog tevergeefs geprobeerd om dat te forceren. Mathot houdt wel z’n onschuld vol, blijft wel Waals parlementslid en gemeenteraadslid van Seraing en behoudt z’n zitjes in enkele intercommunales. Hij is m.a.w. lang niet uitgeteld. Ook tevoren al beheerste hij de Luikse PS zonder veel formele politieke macht.

Busquin blijft kandidaat-voorzitter voor de PS, de enige kandidaat; hij ziet geen enkele reden om z’n kandidatuur in te trekken. Het Luikse parket heeft intussen wel redenen gezien om de opheffing te vragen van de parlementaire onschendbaarheid van Patrick Moriau, een vraag die belandt bij procureur-generaal Thily.

Nog altijd op 18 februari meldt Belga dat ook op de tweede rekening in Luxemburg geld van Dassault is terechtgekomen. Zo zou François Pirot hebben toegegeven. Het zou gaan om twaalf miljoen, gestort op 24 april 1989, dat is voor het sluiten van het contract. Samen met de dertig miljoen op de eerste rekening is dat tweeënveertig miljoen geld voor de PS vanwege Dassault. Moriau zou echter niets vernomen hebben over die oorsprong van het geld.

Nog meer revelaties volgen op 21 februari in het weekblad Le Vif. Voor hij de fakkel doorgaf aan Moriau zou Pirot zes miljoen frank hebben opzijgezet, één miljoen voor de afbetaling van de voorbije verkiezingscampagne, vijf miljoen voor komende kiescampagnes van Guy Spitaels. De helft daarvan zou Spitaels ook werkelijk hebben uitgegeven. Daarmee komt de ex-PS-voorzitter nog meer in nauwe schoentjes te zitten.

De vraag om opheffing van de onschendbaarheid van Patrick Moriau bereikt Kamervoorzitter Langendries op 24 februari. Het gerecht verdenkt hem van heling, valsheid in geschrifte en witwassen van geld. Uit het bijhorende dossier blijkt ook dat Dassault wel vijfenveertig miljoen overhad voor de PS. Daarvan zou echter slechts de helft de partij bereiken.

Nieuwe verrassing op 26 februari. De radio meldt dat Guy Spitaels wist van de Luxemburgse rekening die Pirot en Detaille openden. Hij zou aan raadsheer Fischer van het hof van cassatie toegegeven hebben dat hij van in het begin daarvan op de hoogte was. De publieke bekendmaking betekent wellicht de definitieve doodsteek voor de politieke carrière van Spitaels. Een dag later neemt hij ontslag als voorzitter van het Waalse Parlement en stapt op als voorzitter van het Gemeentekrediet. Hij blijft wel Waals parlementslid en burgemeester van Ath.

Op 27 februari heft de Kamer de parlementaire onschendbaarheid op van Patrick Moriau. Ook Philippe Busquin komt stilaan in nauwe schoentjes te zitten want hij wist van het zwarte PS-geld. Toch wil hij zich laten herverkiezen als PS-voorzitter. De fractievoorzitters van CVP en SP in de Kamer zien dat niet zitten. Maar de PS-ers zien dat voorlopig anders. Ruim driekwart van de stemmen haalt Busquin op het congres van 1 maart. Hij is dus herverkozen, zij het voorwaardelijk en tijdelijk.

Na ruim twee maanden gevangenisverblijf komt Merry Hermanus vrij op 26 maart 1997. Hij is niet te spreken over Spitaels; z’n advocaten verwonderen er zich over dat Spitaels nog steeds niet in staat van beschuldiging is gesteld. Twee dagen later worden ook de medeverdachten François Pirot en Fernand Detaille in vrijheid gesteld. Eerst zijn ze die dag nog geconfronteerd met Merry Hermanus en met Guy Spitaels.

De ondervragingen van Spitaels duren de hele dag. Uiteindelijk stelt het parket hem in staat van beschuldiging wegens passieve corruptie: hij zou geweten hebben van de betaling van Dassault-smeergeld aan de PS.

Hermanus spreekt na z’n vrijlating aan de pers over een nieuwe Luxemburgse rekening die de speurders hebben gevonden. Die bevat twaalf miljoen frank en beheerders zijn Pirot en Detaille. Volgens Pirot zou dat geld ook van Dassault komen, volgens Hermanus niet. Hermanus blijft er overigens bij dat het niet om smeergeld gaat, want Dassault schonk de miljoenen na het sluiten van het contract. Merkwaardig is z’n confidentie dat iemand van Dassault hem belde over de voorgenomen schenking de dag dat het sociaaleconomisch kernkabinet besliste tot de modernisering van de F16-straaljagers. En opmerkelijk is z’n verhaal over de plastic tas die hij, in opdracht van voorzitter Spitaels, in Luxemburg kreeg van ‘een gezant’. In die tas zat één miljoen tweehonderdvijftigduizend Zwitserse frank, ruim dertig miljoen Belgische frank.

En Hermanus vertelt nog meer: ook de PSC heeft volgens hem dertig miljoen gekregen van Dassault. Prompt volgen ontkenningen van voorzitter Charles-Ferdinand Nothomb, ex-voorzitter Gérard Deprez en ex-minister van Justitie Melchior Wathelet. Enkele dagen later brengt de krant ‘La Lanterne’ uit dat Benoît Remiche de tussenpersoon zou geweest zijn die het geld van Dassault ophaalde in Luxemburg. Remiche is de oud-adjunct-kabinetschef van Melchior Wathelet. Voor zijn minister schreef hij ooit een Agusta-nota (zie ook Agusta).

Guy Spitaels laat op 7 april weten dat hij – na twintig jaar – aftreedt als burgemeester van Ath. De Dassault-verdenkingen maken hem de uitoefening van dat ambt onmogelijk, aldus Spitaels. Tien dagen later bekvechten Philippe Busquin en Merry Hermanus in de media na een confrontatie van beiden door het gerecht in Luik. Busquin wist van de Dassault-gift, klaagt Hermanus aan; Hermanus liegt, is de reactie van een zich geschandaliseerd noemende Busquin.

Een apart hoofdstuk blijft het Franse getreuzel – sinds november 1995 – om belangrijke Dassault-documenten te bezorgen aan het Belgische gerecht. In Frankrijk hoort het bedrijf en de familie Dassault zowat thuis in de categorie ‘onaanraakbaar’. Eind april dringt minister van Justitie De Clerck nogmaals aan bij de Franse overheid om wat vaart te maken met die overhandiging. Maar volgens sommigen heeft de justitie in Luik de indruk dat de regering niet alles doet om die documenten vast te krijgen. En men zou daar vrezen dat dit bewust gebeurt om justitie te verplichten een compromis te zoeken met Serge Dassault die graag af wil van het internationaal aanhoudingsbevel tegen hem. Na de verkiezingsoverwinning van de Franse socialisten op 1 juni 1997 verklaart minister van Buitenlandse Zaken Derycke dat die documenten nu zo snel mogelijk in België moeten geraken. Half juni raakt bekend dat de Belgische justitie het internationaal aanhoudingsbevel tegen Serge Dassault heeft ingetrokken. Of in ruil daarvoor informatie is overhandigd is onduidelijk. Heel goed verstaanbaar is minister van Justitie De Clerck wanneer hij op 18 juni 1997 aan de Kamerleden vertelt dat hij nu snel duidelijkheid wil van de Franse regering: komen die documenten van Dassault nu, ja of neen?
Op 16 juli belooft de Franse president Chirac dat ze inderdaad komen, op één of twee gevoelige documenten na maar die zouden niet belangrijk zijn voor de Belgische justitie. Twee dagen later bevestigt minister De Clerck dat alle nodige documenten toegekomen zijn bij het hof van cassatie.

Dat is niets te vroeg want het hof van cassatie heeft het Dassault-proces gepland voor 1998. Daarna dreigt, net als in de zaak-Agusta, verjaring.

Ook in de zaak-Dassault is er dan nog die vraag: zal de overheid het commissie- of smeergeld terugvorderen, zal m.a.w. de Belgische staat zich burgerlijke partij stellen om de geleden schade te recupereren? Dat is niet vanzelfsprekend, in de zaak-Uniop is het niet gebeurd en is de staat daarvoor later een nieuwe rechtszaak moeten beginnen.

zie ook Agusta, compromis (Belgisch -), Cools André, Cools-commissie, Detaille Fernand, Dutroux-commissie, Fonsoc, Hermanus Merry, legeraankopen, ministeriële verantwoordelijkheid, Moriau Patrick, parlementaire onschendbaarheid, pers en gerecht, Pirot François, PS, Spitaels Guy, verjaring

uit het boek Barrez Dirk, Het land van de 1000 schandalen. Encyclopedie van een kwarteeuw affaires, Globe, 1997, 384 p. (geactualiseerde franstalige versie in 1998)

dagelijkse newsletter

take down
the paywall
steun ons nu!