Eric Corijn (foto: Han Soete, Indymedia)
Essay, Nieuws, Economie, Politiek, België, Nationalisme, VUB, Welvaartsstaat, Eric Corijn, Neoliberaal beleid, Sociaal model, Sociale afbraak Europa, Cosmopolis, Eenheidsmarkt -

Het einde van het Europese sociale model?

GENT - De afbraak van onze verzorgingsstaat is begonnen. Is dit het einde van het Europese sociale model? Prof. Eric Corijn (VUB) probeert in zijn inleiding bij dit Gentse Feestendebat een antwoord te zoeken op deze vraag.

dinsdag 17 juli 2012 18:00
Spread the love

1. Ik denk niet dat er een Europees sociaal model bestaat als men daarmee bedoelt dat de Europese eenmaking dergelijk model in zich zou dragen. Er bestaan natuurlijk wel nationale sociale modellen in Europa. Die worden inderdaad zwaar onder druk gezet o.a. door het Europese eenmakingsbeleid.

Het is precies dat spanningsveld dat de linkerzijde in een impasse, in een vals dilemma heeft geduwd, met enerzijds diegenen die de herschaling op Europees niveau ondersteunen en zich onderwerpen aan de neoliberale context en anderzijds diegenen die een sociaal beleid voorstaan en daartoe een anti-Europees protectionisme op nationale schaal prediken. Het is zaak uit die impasse te geraken.

2. Het Europese eenmakingsproces kan het best verteld worden in drie fasen, waarin ook telkens de nationale welvaartsstaat op een andere wijze wordt bejegend:

  • De eerste fase van 1957 (1951)  tot 1973: zes welvaartsstaten met een project van politieke en economische samenwerking. Het Europa van de 6.
  • De tweede fase van 1973 tot 1995: de fase van de uitbreiding met de landen van de vrijhandelszone (in 1973: Verenigd Koninkrijk, Denemarken en Ierland), de Mediterrane postdictatuurlanden (Griekenland in 1981, Spanje en Portugal in 1986) en ten slotte de postindustriële landen in 1995 (Zweden, Finland en Oostenrijk). Het Europa van de 15.
  • Ten slotte de fase van de snelle uitbreiding na de val van de muur naar de Oost-Europese landen (2004 en verder) op een puur monetaristische basis en leidend tot de huidige crisis. Het Europa van de 27 (+ 6 kandidaatlidstaten).

Fase 1: De zes (met de zegen van de Verenigde Staten) is ook de fase van het fordisme: die – korte – uitzonderingsfase van sterke economische boom tussen 1957 en 1973 of de lange na-oorlogse fase 1945-1980.

De sociaal-economische uitbouw van een economie gesteund op massaproductie en massaconsumptie steunt op een sociaal contract met algemene werkgelegenheid, een sociale programmatie van loonstijgingen en werktijdverkortingen, een economische groei van 5 procent per jaar en sociale vrede.

Fase 2: De eerste uitbreiding is ook de start van de neoliberale eenmaking, ook in competitie met de VS. De eerste veralgemeende recessie 1973-1974 leidt tot een politieke draai in het beleid: het neoliberalisme vervangt het keynesiaans stimuleringsbeleid  door een monetaristische politiek.

De welvaartsstaat komt vooral ideologisch onder druk te staan. Men dereguleert de arbeidsmarkt (grote werkloosheid, flexibilisering, deeltijds werken, afbouw sociale voorzieningen, reorganisatie van de bedrijven via onderaanneming, …), men privatiseert de openbare diensten en men liberaliseert de markt.

In elk land wint de markt het van de staat. Het is ook de periode van de ombouw van de grote arbeiderspartijen tot nieuwe middenklassenpartijen. In die fase wordt de Europese eenheidsmarkt uitgebouwd: 1978: Europees munstsysteem; 1979-1980: Thatcher-Reagan; 1986: Single European Act dit is de eengemaakte markt.

Fase 3: 1989: Val van de Berlijnse Muur, de implosie van de geleide planeconomieën en de opening van Oost-Europa voor de kapitalistische investeringen. Snelle uitbreiding naar het oosten, vooral om geopolitieke redenen en om een verenigd Duitsland aan de oostflank af te schermen. Ter linkerzijde is het de tijd van de ‘Derde weg’.
1992: Verdrag van Maastricht
1997: Verdrag van Amsterdam
2001 Verdrag van Nice = uitbreidingsregels
2007: Verdrag van Lissabon
2008: start bankencrisis.

3. In de toegenomen interne competitie ziet men dat de integratiefondsen (bijvoorbeeld het Europees Regionaal Ontwikkelingsfonds of de Landbouwpolitiek) het moeten afleggen tegen de maatregelen om de competitiviteit op te drijven. Europa drijft op een centrum-periferie dialectiek, vanuit de Noordwestelijk Europese kern (the Blue Banana: 19 procent grondgebied, 60 procent bevolking en 72 procent BBP).

De economie verschuift naar de metropolitane gebieden. De periferie komt zwaar in de problemen (cfr Ierland, Griekenland, Italië, Spanje, Portugal, …) Daar wordt aan sociale afbraak gedaan om de banken te redden. Maar de eurocrisis wordt niet gestabiliseerd.

4. Wat moeten we daar politiek uit besluiten

a. De neoliberalen en monetaristen bepleiten nu een staatsregulatie tegen speculatief casinokapitalisme. Ze bepleiten een Europese regulatie: cfr Verhofstadt, De Grauwe, … Er is een discussie ter rechterzijde tussen de strikte budgetpolitiek met sociale afbraak van Merkel en een centrumrechtse en centrumlinkse zuinige relancepolitiek (met behoud van budgettaire orthodoxie en zonder nieuwe belastingen of inkomensherverdeling). Het systeem zoekt een overlevingsstrategie met minimale regulatie.

b. Ter linkerzijde: crisis van de sociaaldemocratie, geen alternatief. Zij zijn de linksliberale ‘Derde weg’-politiek niet te boven gekomen. Ze staan nu onder druk van een radicalisatie ter linkerzijde: daardoor komt de sociale agenda en de strijd voor het behoud van verworvenheden opnieuw centraal te staan.

Maar die linkerzijde heeft geen economisch project met voldoende draagvlak, maar met een nationaal protectionistisch perspectief. Vandaar ook geen economisch realisme en een zekere ongeloofwaardigheid.

c. Er is nood aan een uitweg uit de impasse. De ingrediënten zijn:

  • Herkenning van de nood aan herschaling en dus van een Europees project tegenover het nationalisme van allerlei slag. Geen enkele nationale economie heeft los van de globale context de kracht een eigen sociale regulatie door te zetten.
  • Nood aan een Europees sociaal project met een sterke openbare dienstverlening, een sociale zekerheid en een inkomensherverdeling. Dit dient programmatorisch te worden uitgewerkt. Er is nood aan een Europees welvaartsstaatproject. De vraag blijft of een markteconomie in de huidige context een sociaal model kan dragen.
  • Een nieuw ontwikkelingsmodel zal sociaalecologisch moeten zijn en niet meer kunnen steunen op het groeimodel dat aan de basis lag (ligt) van het na-oorlogse sociaal contract. Dergelijk model zal ook territoriaal compacter zijn en een minder extensieve mobiliteit omvatten. Het stelt – zo denk ik – meteen ook de territorialiteit van landen in vraag  ten voordele van meer compacte metropolitane gebieden verbonden in een netwerk.
  • Daartoe is een mentaliteitsverandering nodig  waarbij een nationaal corporatisme wordt vervangen door meer transnationale solidariteit. Dat is moeilijk zonder enig Europees cultuurbeleid of burgerschapsvorming. We komen uit dertig jaar neoliberale hegemonie met een sterk corporatistische sociale inslag. Dat is vandaag vooral in het voordeel van ‘eigen volk eerst’-oplossingen … Zonder die hegemonie te breken, is er echter geen sociaal alternatief mogelijk. De organisatievormen van de sociale bewegingen dienen derhalve ook te worden aangepast.

Eric Corijn

Eric Corijn is hoogleraar sociale en culturele geografie aan de Vrije Universiteit Brussel (VUB) en directeur van het centrum Cosmopolis.

dagelijkse newsletter

take down
the paywall
steun ons nu!