Occupy
Column -

Hoofdstuk Chomsky’s ‘Occupy’ in Nederlandse vertaling

De uitgever van Chomsky's 'Occupy' biedt 15 bladzijden uit het boek gratis aan als promotie. Informatie is macht. Daarom heeft DeWereldMorgen.be die pagina's nu vertaald als promotie voor het boek.

dinsdag 22 mei 2012 13:10
Spread the love

 

(Enkele bemerkingen staan tussen haakjes in cursieve tekst. Dit zijn toelichtingen van de vertaler.)

De Occupy-beweging is een zeer opwindende ontwikkeling. In feite zijn er geen precedenten. Voor zover ik kan terugkijken zijn er geen paralellen. Als de verbanden en verenigingen die er uit zijn ontstaan het voor een lange, donkere periode kunnen volhouden – de overwinning zal immers niet snel komen – zou dat een betekenisvol moment in de Amerikaanse geschiedenis kunnen worden.

De Occupy-beweging is zonder voorgaande en komt op het geschikte moment. We leven immers in een tijdperk zonder voorgaande en dat al sinds de jaren zeventig, die een belangrijk keerpunt betekenden in de Amerikaanse geschiedenis.

Sinds zijn ontstaan was dit land eeuwenlang een land in ontwikkeling, niet altijd op de meest aangename manier. Dat is een ander verhaal, maar de algemene vooruitgang ging wel naar welvaart, industrialisering, ontwikkeling en hoop. Er was voortdurend een verwachting dat het zo zou blijven doorgaan. Dat was zelfs zo in donkere periodes.

Ik ben net oud genoeg om me de Grote Depressie (van de jaren dertig) te herinneren. Na de eerste jaren, tegen het midden van de jaren dertig, was de sfeer toch zeer anders – hoewel de situatie toen objectief gezien veel erger was dan wat het vandaag is. Er was een algemeen gevoel van ‘we gaan hier uit geraken’, zelfs bij de werklozen, onder wie heel wat van mijn eigen familie, een gevoel van ‘het zal beter worden’.

De arbeidersvakbonden waren zeer militant aan het organiseren, vooral dan het Congress of Industrial Organizations (CIO). Dat ging tot zitstakingen, wat de zakenwereld de stuipen op het lijf joeg – je kon dat in de zakenpers van toen lezen – want een zitstaking is maar één stap verwijderd van het overnemen van de fabriek en ze zelf draaiend houden.

Het idee van overnames door de werknemers staat trouwens weer op de agenda tegenwoordig, we kunnen dat beter in het achterhoofd houden. De nieuwe wetgeving van de New Deal (een reeks sociale wetten die president Roosevelt introduceerde om aan de crisis van de Grote Depressie het hoofd te bieden) begon er onder die druk van de publieke opinie te komen. Ondanks de harde tijden was er dus een gevoel van dat we op een of andere manier wel uit zouden geraken.

Dat is nu heel anders. Veel mensen in de VS hebben een doordringend gevoel van hopeloosheid, soms zelfs wanhoop. Dat is, denk ik, redelijk nieuw in de Amerikaanse geschiedenis. Daar is trouwens een objectieve basis voor.

Over de arbeidersklasse

In de jaren dertig konden werkloze arbeiders er van uitgaan dat ze hun baan zouden terugkrijgen. Als je vandaag werknemer bent in de industrie – de huidige werkgelegenheid is daar nu op het niveau van de Depressie – en als de huidige tendensen doorzetten, dan gaan die banen niet terugkomen.

De ommeslag gebeurde in de jaren zeventig. Daar zijn vele redenen voor. Een van de onderliggende oorzaken die vooral door de economische historicus Robert Brenner worden bediscussieerd, is de afnemende winstmarge in de productieve sectoren. Er spelen nog wel andere factoren.

Dat heeft tot een enorme omschakeling van de economie geleid – een omkering van honderden jaren vooruitgang door industrialisering en ontwikkeling naar een proces van desindustrialisering en ‘negatieve ontwikkeling’. De productieve sector doet het natuurlijk zeer goed in het buitenland, maar voor de werkende bevolking is dat niet goed.

Dat ging dus gepaard met een belangrijke ommekeer van de economie van productieve activiteit – het produceren van goederen die mensen nodig hebben of kunnen gebruiken – naar financiële manipulatie. De ‘financialisering’ van de economie is toen (in de jaren zeventig) begonnen.

Over de banken

Banken waren voor de jaren zeventig gewoon banken. Ze deden wat banken in een kapitalistische economie verondersteld werden te doen. Ze namen bijvoorbeeld ongebruikt geld van je bankrekening en zetten dat in voor iets dat mogelijks een nuttig doel had zoals een familie helpen om een huis te kopen of om een kind naar de universiteit te sturen.

Dat veranderde dramatisch in de jaren zeventig. Sinds de Grote Depressie was er geen financiële crisis meer geweest. De jaren vijftig en zestig waren een periode van enorme groei, de hoogste in de Amerikaanse geschiedenis, misschien wel in de hele economische geschiedenis.

Het was bovendien een zeer egalitaire groei. De laagste 20 procent deed het bijna even goed als de hoogste 20 procent. Heel wat mensen konden zich een redelijke levensstijl permitteren – wat we hier de ‘middenklasse’ noemen en de ‘arbeidersklasse’ in andere landen. Dat was zeer reëel.

In de jaren zestig versnelde dat proces nog. Het activisme van die jaren heeft na de beklagenswaardige periode die eraan vooraf ging het land geciviliseerd op allerlei manieren die permanent zijn geworden.

Toen de jaren zeventig eraan kwamen, gebeurde een plotse en abrupte ommezwaai: desindustrialisiering, delokalisering van productie, omschakeling naar financiële instellingen die enorm aangroeiden. Het is volgens mij in de jaren vijftig en zestig dat de ontwikkeling plaats had van wat tientallen jaren later de hightech economie zou worden: computers, internet, de informaticarevolutie werden toen hoofdzakelijk door de openbare sector ontwikkeld.

Die ontwikkelingen van de jaren zeventig zetten een vicieuze cirkel in beweging. Dat leidde tot een toenemende concentratie van rijkdom in de handen van de financiële sector. De economie heeft daar niets aan – de economie en de maatschappij worden er waarschijnlijk door beschadigd – maar het leidde dus wel tot een enorme concentratie van rijkdom.

Over politiek en geld

Concentratie van rijkdom leidt tot concentratie van politieke macht. Concentratie van macht leidt tot wetgeving die deze cyclus versterkt en versnelt. Deze wetgeving – die in essentie van de twee partijen samen komt (Republikeinen en Democraten) – leidt dan weer tot nieuwe fiscale beleidskeuzes en aanpassingen van het belastingstelsel, van de regels van ondernemingsmanagement en tot deregulering. Dat ging samen met een enorme toename van de kosten van verkiezingen, die de politieke partijen nog verder in de zakken van de bedrijfswereld jaagde.

De politieke partijen zijn op diverse manieren uit elkaar gevallen. Ooit was het zo dat als iemand een plaats in het parlement ambieerde, bijvoorbeeld als voorzitter van een commissie, dat hij of zij dat verkreeg door anciënniteit of door prestaties. Sinds enkele jaren moeten ze daarvoor geld in de partijkoffers zien te krijgen, een aangelegenheid die vooral door Tom Ferguson werd bestudeerd. Dat dreef het hele systeem nog dieper in de zakken van de bedrijfswereld (vooral dan de financiële sector).

Deze cyclus resulteerde in een enorme concentratie van rijkdom, vooral dan in het bovenste tiende deel van één procent van de bevolking. Ondertussen begon een periode van stagnatie en zelfs neergang voor de meerderheid van de bevolking. De mensen trokken zich erdoor, meestal met kunstmatige middelen zoals langere werkuren, hogere rentes op leningen, schulden en door te rekenen op de inflatie van onroerende goederen zoals met de recente huizenmarktzeepbel.

Na korte tijd waren die werkuren al veel hoger in de VS dan in de andere industriële landen zoals Japan en Europa. Die stagnatie en neergang voor de meerderheid ging gepaard met een periode van scherpe concentratie van rijkdom. Het politieke systeem begon uit elkaar te vallen. De kloof tussen het overheidsbeleid en de wil van de bevolking is er altijd geweest, maar nu nam ze gewoon astronomisch toe. Je kan dat zelf zien in de feiten.

“De bevolking vindt terecht dat het deficit niet bepaald een probleem is. Dat is het ook niet. Het probleem is werkloosheid”

Neem nu het thema waar iedereen in Washington zich nu op concentreert: het deficit. De bevolking vindt terecht dat het deficit niet bepaald een probleem is. Dat is het ook niet. Het probleem is werkloosheid. Over het deficit heeft het publiek wel degelijk een mening. Kijk naar de opiniepeilingen. De bevolking is overwegend voor hogere belastingen voor de rijken, die sterk zijn afgenomen in een periode van stagnatie en neergang, en is voor de vrijwaring van de beperkte sociale voordelen.

Het resultaat van de commissie (Chomsky bedoelt de speciale parlementaire commissie van het Amerikaans Congres die de openbare schuld moet behandelen) gaat waarschijnlijk net het omgekeerde zijn. De Occupy-beweging zou een massabasis kunnen vormen om dat proberen tegen te gaan. Anders dreigt het een dolk in het hart van het land te worden.

De ‘plutonomie’ en de rest

Voor de bevolking in het algemeen – de 99 procent in de beeldspraak van de Occupy-beweging – is het keihard en het zou nog erger kunnen worden. Dit zou wel eens een periode van onomkeerbare achteruitgang kunnen worden. Voor de één procent en zelfs minder voor de 0,1 procent is dat gewoon OK. Zij zijn rijker dan ooit tevoren, machtiger dan ooit tevoren, ze controleren het politieke systeem en houden met de bevolking geen rekening. Als dat zo kan doorgaan, voor zover het henzelf aangaat, waarom niet?

‘Plutonomie’ is een nieuw begrip dat verwijst naar een systeem waarin het grootste deel van de rijkdom geconcentreerd is bij een steeds kleiner wordende minderheid. De economische groei van dergelijke maatschappij wordt dan afhankelijk van de fortuinen van diezelfde rijke minderheid.

Neem bijvoorbeeld (de Amerikaanse bankgroep) Citigroup. Tientallen jaren is dat één van de meest corrupte van de grote investeringsbanken geweest, meermaals gered door de belastingbetaler, al van in de jaren onder Reagan (VS-president 1981-1989) en nu opnieuw. Ik ga die corruptie hier niet oprakelen, maar ze is indrukwekkend.

In 2005 bracht Citigroup een brochure uit voor investeerders onder de naam ‘Plutonomy: Buying Luxury, Explaining Global Imbalances’ (‘Plutonomie: luxe kopen en de globale onevenwichten in de wereld verklaren’). Daarin dringt de bank er op aan dat de investeerders geld zouden pompen in een ‘plutonomie-index’. De brochure zegt: “De wereld is zich aan het verdelen in twee blokken – de plutonomie en de rest”.

Plutonomie verwijst naar de rijken, zij die luxe-artikelen kopen. Citigroup beweerde dat haar plutonomie-index beter presteerde dan de rest van de aandelenmarkt. De rest laten we gewoon vallen. Daar trekken we ons niets van aan. We hebben die niet nodig.

Die rest moet echter wel in de buurt blijven om voor een sterke staat te zorgen, die ons zal beschermen en ons zal uitkopen als we in de problemen raken, maar daarbuiten heeft die eigenlijk geen enkele functie. Tegenwoordig spreekt men van het ‘precariaat’ – de mensen die een ‘precair’ of onzeker bestaan leiden aan de rand van de maatschappij.

Alleen, het precariaat blijft niet langer beperkt tot de ‘rand’. Een omvangrijk deel van de Amerikaanse maatschappij, ook in de rest van de wereld, behoort daartoe. Dat ziet zij (de Citigroup) dus als een goede zaak!

Neem bijvoorbeeld Alan Greenspan, de vorige directeur van de Federal Reserve (de Amerikaanse centrale bank), toen hij nog ‘Sint-Alan’ was – gelauwerd door de gilde van economen als één van de grootste economen aller tijden. Dit was voor de crash waar hij in grote mate zelf voor verantwoordelijk was.

Tijdens de jaren van Clinton (VS-president van 1991-1999) getuigde hij voor het Congres. Hij legde daar uit dat een groot deel van zijn succes was gebaseerd op wat hij ‘toenemende onzekerheid van de werkende bevolking’ noemde. Als werkende mensen zich onzeker voelen, als ze een deel van het ‘precariaat’ zijn en een onzeker bestaan leiden, gaan die geen eisen stellen, gaan die niet proberen betere lonen te verkrijgen en gaan die ook geen betere voordelen afdwingen. Hij werd daar heel hoog voor geprezen en bewonderd.

De wereld is nu inderdaad aan het splitsen in een plutonomie en een precariaat – in de beeldspraak van de Occupy-beweging is dat de 1 procent en de 99 procent. Die cijfers moet je niet te letterlijk nemen, maar ze geven wel een juist globaal beeld. De plutonomie, daar is het om te doen. Dat zou zo voort kunnen gaan.

Als dat gebeurt, dan zou de historische ommezwaai die in de jaren zeventig is begonnen wel eens onomkeerbaar kunnen worden. Daar stevenen we op af.

De Occupy-beweging is echter de eerste echt grote reactie van de bevolking die dit zou kunnen afwenden. Maar dan zal ze het feit moeten aankunnen dat dit een lange harde strijd gaat worden. Je boekt geen overwinningen van vandaag op morgen. Er zijn echter veel dingen die kunnen worden gedaan.

Naar een overname van de economie door de werkende bevolking

Ik vermeldde hierboven al dat de zitstakingen in de jaren dertig één van de meest effectieve actiemiddelen waren. De reden is heel simpel: ze zijn slechts één stap verwijderd van de overname van de bedrijven.

Tijdens de jaren zeventig, toen de neergang begon, zijn er enkele belangrijke dingen gebeurd. In 1977 besloot (het Amerikaanse staalbedrijf) US Steel één van zijn grootste fabrieken te sluiten in Youngstown, in de staat Ohio. In plaats van dat te ondergaan, beslisten de arbeiders en de lokale gemeenschap samen te leggen en het bedrijf uit te kopen om het aan de werknemers te geven en er een bedrijf van te maken dat door de werknemers zelf zou worden beheerd.

Ze hebben die strijd niet gewonnen. Met voldoende steun van de bevolking zou dat wel gelukt zijn. Gar Alperovitz en Staughton Lynd, beiden advocaten van de arbeiders en de lokale gemeenschap, hebben daar in detail over geschreven.

De strijd was ondanks de nederlaag toch een gedeeltelijke overwinning omdat hij een aantal andere dingen in gang zette. Er zijn nu over heel Ohio honderden, misschien wel duizenden bedrijfjes, sommige allesbehalve klein, die door arbeiders en de lokale gemeenschap worden beheerd of zouden kunnen worden. Dat is de basis voor een echte revolutie. Zo gebeurt dat.

In een van de buitenwijken van Boston is een jaar geleden iets gelijkaardigs gebeurd. Een multinational besliste een winstgevende en goed werkende activiteit – iets hightech – stop te zetten. Ze was blijkbaar niet winstgevend genoeg voor de groep. De werknemers en de vakbond boden aan het bedrijf over te kopen en het zelf te beheren.

De multinational besloot echter het te sluiten, meer dan waarschijnlijk vanwege zijn klassenbewustzijn. Hij wilde immers niet dat dergelijke dingen zouden gebeuren. Als er genoeg steun was geweest bij de bevolking, als er zoiets als de Occupy-beweging bij betrokken was geweest, dan had het kunnen lukken.

Er gebeuren trouwens nog van die dingen. Sommige zijn zelfs aanzienlijk. Nog niet zo lang geleden nam president Barack Obama de auto-industrie over, die daarmee in feite openbaar eigendom werd. Er zijn een aantal dingen die toen hadden kunnen gebeuren. Eén daarvan werd uitgevoerd: de industrie werd opnieuw op poten gezet zodat die kon worden teruggegeven aan de vorige eigenaars, of toch iets gelijkaardigs, zodat ze op traditionele manier kon worden voortgezet.

De andere mogelijkheid was om het bedrijf aan de werknemers te geven – die er toch al eigenaar van waren – om het onder arbeidersbeheer voort te zetten. Dit is een grote industrietak, een belangrijk deel van onze economie zou dan dingen kunnen maken die de mensen echt nodig hebben. En wij hebben heel wat nodig.

We weten allemaal – of we zouden dat moeten weten – dat de VS extreem achterlijk is op het vlak van hogesnelheidstransport. Dat is een serieus probleem. Dat heeft niet alleen een impact op het leven van de mensen, maar ook op de economie. Ik wil hierover een persoonlijk verhaal vertellen.

Ik was in Frankrijk voor lezingen. Vanuit Avignon in het zuiden van Frankrijk moest ik een trein nemen naar de luchthaven Charles de Gaulle bij Parijs, dat is zo ongeveer de afstand van Washington, DC naar Boston. Daar deed ik twee uur over. Ik weet niet of je al ooit de trein hebt genomen van Washington naar Boston, maar die rijdt ongeveer tegen dezelfde snelheid als toen ik die 60 jaar geleden nam met mijn vrouw. Dit is een schandaal.

Hier zouden we hetzelfde kunnen doen als in Europa. Europa had daar de capaciteit voor: opgeleide arbeiders. Mits een beetje steun van de bevolking zou een hogesnelheidsproject een enorme verandering voor onze economie hebben betekend.

Terwijl deze optie werd vermeden, zond de regering-Obama de minister van Verkeer naar Spanje om er contracten te sluiten voor de ontwikkeling van hogesnelheidstreinen voor de VS. Dat had evengoed hier gekund in de ‘rust belt’ in plaats van alles te sluiten (‘de gordel van roest’ is de zone in het noordoosten van de VS waar de metaal- en andere industrie het meest ontwikkeld waren en die nu bijna allen in crisis zijn of al gesloten werden).

Er zijn gewoon geen economische redenen waarom dit niet zou kunnen. Er zijn klassenredenen en die zijn een weerspiegeling van het gebrek aan politieke mobilisatie van de bevolking. De dingen blijven hier voortduren.

Klimaatverandering en kernwapens

Ik heb het tot nu toe bij binnenlandse aangelegenheden gehouden, maar er zijn ook twee internationale ontwikkelingen die zeer gevaarlijk zijn. Hun schaduw hangt over alles wat we hier al bespraken. Voor het eerst in de geschiedenis zijn er reële bedreigingen voor onze overleving als menselijke soort.

Eén daarvan hangt al over ons sinds 1945. Het is een mirakel dat we er tot nu toe zijn aan ontsnapt. Dat is de dreiging van een nucleaire oorlog en kernwapens. Hoewel daar nauwelijks over wordt gediscussieerd, is die dreiging in feite geëscaleerd door het beleid van deze regering (van Obama). Daar moet iets aan gedaan worden voor we echt in de problemen geraken.

De andere dreiging is natuurlijk die van een milieuramp. Zowat elk land ter wereld neemt stappen om toch te pogen er iets aan te doen. De VS neemt ook maatregelen, maar dan vooral om die dreiging nog te vergroten. Dit is het enige grote land dat niet alleen niets constructiefs doet om het milieu te beschermen, het is zelfs niet mee aan boord van de trein. Op een bepaalde manier trekt het die trein zelfs achteruit.

Het heeft allemaal te maken met dat enorme propaganda-apparaat waar de bedrijfswereld trots en openlijk over verklaart dat die klimaatsverandering maar bedrog is, om de mensen aan haar kant te krijgen: “Wie heeft er nog aandacht voor die wetenschappers?”

Wij gaan hier echt terug naar de duistere Middeleeuwen. Dit is geen grap. Als dit gebeurt in het machtigste, rijkste land ter wereld in de geschiedenis, dan kan die ramp niet worden afgewend en gaat al wat wij nu bespreken binnen een generatie of twee van geen enkel belang meer zijn. Hier moet dringend en op een toegewijde en volgehouden manier iets aan worden gedaan.

Dat gaat allesbehalve eenvoudig zijn. Er gaan hinderpalen zijn, moeilijkheden, harde tijdingen, mislukkingen. Dat is onvermijdelijk. Tenzij de inzet van het voorbije jaar hier en overal elders in het land en over de hele wereld blijft toenemen en een grote kracht wordt in de sociale en politieke wereld. Anders zijn de kansen op een menswaardige toekomst niet erg groot.

Noam Chomsky

© 2012 Noam Chomsky and Zuccotti Park Press

Vertaling uit het Engels door Lode Vanoost. Deze tekst is een vertaling van de pagina’s 24 tot 39 uit het 127-pagina’s tellende boek OCCUPY. Deze vertaling is eigendom van www.DeWereldMorgen.be.

Creative Commons

dagelijkse newsletter

take down
the paywall
steun ons nu!