Turnhout van 1212 tot 2012
Nieuws, Samenleving, Politiek, Lokaal, Turnhout, Sam Van Clemen, Marcel Hendrickx, Historische boeken -

Turnhout van 1212 tot 2012

In 2012 heeft Turnhout wat te vieren : 800 jaar geleden kreeg het stadsrechten en nu draagt het een jaar lang de eervolle titel 'cultuurstad van Vlaanderen'. Deze gegevens vormden de aanleiding tot de boeken van Sam Van Clemen en Marcel Hendrickx over de verre en recente geschiedenis van de hoofdstad van de Kempen.

dinsdag 3 april 2012 12:30
Spread the love

Sam Van Clemen is professioneel historicus. Dat merk je niet meteen aan het uitzicht van dit boek dat heel anders opgevat is dan de titels waarnaar hij verwijst in zijn beknopte bibliografie (231). Het ziet er namelijk eerder uit als een commerciële agenda, met  op de kaft achteraan beperkte publiciteit voor enkele bedrijven en voor een politieke partij. Alles heeft een reden: geen enkele uitgeverij was bereid om het boek uit te geven, hoewel de auteur toch al genoeg gepresteerd heeft. Een gemiste kans voor Brepols en co.

Ook binnenin verschilt het van een traditioneel historisch boek: hij verdeelt de geschiedenis in vele, op zichzelf staande hoofdstukjes, die met de leuke foto’s erbij 1 à 2 pagina’s beslaan. De lezer hoeft het dus ook niet in één keer uit te lezen.

Die hoofdstukjes of artikels beginnen rond 1.000 v.C., met de urnenveldcultuur. Dan volgen elkaar op: enkele Romeinse woningen, de vroege Middeleeuwen, de eerste vermelding van Turnhout in een pauselijke bul van 1186, de tweede in een oorkonde van een zekere Geerard van Duffel die Tempelier werd, de oorkonde van hertog Hendrik I van Brabant uit 1212 over Oud-Turnhout, waar de Tempeliers bezittingen hadden, de stadsrechten  die dezelfde hertog op 24 februari 1213 toekende aan Turnhout en andere stadjes in de omgeving: Herentals, Hoogstraten, Arendonk, Oisterwijk (NL). Eigenlijk zou  de viering dus in 2013  moeten plaatsvinden.

De informatie die we hier krijgen is bijzonder accuraat en up-to-date: de auteur is perfect op de hoogte van de  opgravingen en vondsten uit de jaren 1905 tot 2009. Van die opgravingen toont hij ook foto’s.

De auteur vermeldt ook enkele  documenten uit de 13de eeuw, oa. een samenwerkingsovereenkomst tussen Turnhout en Brussel uit 1262. Het kasteel dateert eveneens uit die 13de eeuw (1220 ev.). Bij sommige hertogen van Brabant, zoals Jan II (1275-1312), belandde Turnhout in de internationale politiek, meer bepaald de rivaliteit tussen Frankrijk en Engeland.
Het gasthuis bestond van 1300 tot 1875 en bestreek enkele straten rondom de Gasthuisstraat. Nadien verhuisde het naar de Warandestraat, tot het daar plaats moest maken voor het Cultureel Centrum (1967-1972). Het privilege van de zaterdagse markt dateert van 1338; het Begijnhof wordt voor het eerst vermeld in 1340, maar het is iets ouder. De pest of ‘zwarte dood’ teisterde Turnhout tussen 1349 en 1351. Het oude stadhuis kwam tot stand tussen 1394 en 1437. Maria van Brabant en Filips de Goede gaven de toelating. In 1961 verdween het helaas. Antoon van Bourgondië was de eerste heer van Turnhout, die er ook veel verbleef voor de jacht. Filips de Goede, keizer Maximiliaan van Oostenrijk en keizer Karel V volgden zijn voorbeeld. Keizer Karel V verbleef zelfs zes keer op het kasteel. Vanaf  1559  behoorde Turnhout tot het nieuwe bisdom Antwerpen, dat in 1801 werd afgeschaft en in 1961 heropgericht. Tijdens de Beeldenstorm van 1566 brachten 200 ‘Lutheranen'(in feite Calvinisten) veel vernielingen aan in de Sint-Pieterskerk, de kerk van het Begijnhof en de Theobalduskapel.
De kantproductie wordt voor het eerst vermeld in 1614-1615. Rond 1760 waren  er duizend kantwerksters. Na de Tweede  Wereldoorlog verdween dit beroep.

De Latijnse school werd opgericht in 1637. Ze bereidde de leerlingen voor op de universiteit van Leuven, van 1425 tot 1815 de enige in België. Het Heilig Grafinstituut dateert uit 1662 en viert dit jaar zijn 350ste verjaardag, maar dan zonder zusters. In 1665 maakte Lukas Vorsterman een bekende kopergravure van  Turnhout, met een zicht op de toenmalige stad, het stadswapen en de drie dames van Turnhout. In 1648 werd Amalia van Solms vrouw van Turnhout, in 1711 ging het  over van de Oranjes naar Pruisen, maar Beatrix mag zich nog altijd ‘Vrouwe van Turnhout’ noemen. Het wordt tijd dat ze haar stad eens bezoekt.

De Slag van Turnhout van 1789 is de belangrijkste gebeurtenis uit de geschiedenis van de stad. De Zuidelijke Nederlanden kwamen toen  in opstand tegen Jozef II van Oostenrijk. Op 27 oktober 1789 werden de Oostenrijkers verrassend verslagen in Turnhout. De auteur zegt er niet bij hoe groot of klein hun leger was. Een klein jaar later waren de Oostenrijkers opnieuw de baas, totdat zij verdreven  werden door de Fransen. De Franse bezetter vestigde in 1800 een rechtbank in het kasteel. Tot 1904 fungeerde het ook als gevangenis. Deken Van der Sloten weigerde de eed van trouw af te leggen en werd afgevoerd naar Frans Guyana. Blijkbaar leefde hij daar nog bijzonder lang, want hij stierf pas in ‘1891’, dus op zijn 136ste (pag. 80). In de Franse tijd ontstond ook drukkerij Brepols. In de 19de eeuw groeide ze uit tot één van de belangrijkste van de wereld. Helaas is dat al enkele decennia niet meer zo.

Het Ravelskamp zorgde ervoor dat koning Willem I drie keer in Turnhout op bezoek kwam: in 1819, 1821 en 1823. In 1830 bleef de gemeenteraad trouw aan Nederland, maar bij de verkiezingen van november wonnen de aanhangers van de revolutie, onder leiding van Pieter De Nef. In augustus 1831 vielen de Nederlanders terug binnen in België. Er werd hevig gevochten. De auteur spreekt over ‘richting Poppel’, maar volgens mij was dit in het Ravelskamp.

Het drukken van speelkaarten begon in 1826 bij Brepols en resulteerde in 1970 in de oprichting van Carta Mundi, de grootste ter wereld in allerhande soorten speelkaarten.

Pieter De Nef was politicus, zowel lokaal als nationaal, leider van de burgerwacht en oprichter van een Latijnse school.  Na zijn dood werd die in 1845 het Jezuïetencollege of Sint-Jozefcollege, dat nog altijd bestaat en bekend is in  heel Vlaanderen. Petrus Van Gorp of Klein Peerke raakte verder bekend: hij trad op als kermisattractie in Parijs, Londen, Amsterdam, enkel omdat hij zo extreem sterk en groot was -2,18 m- terwijl de gemiddelde grootte toen 1,60 m was. Helaas was hij niet zo gezond: hij stierf al op zijn 33ste, in 1842.

Het jaartal 1837 ontbreekt: toen kreeg Turnhout hoog bezoek van Victor Hugo. In zijn Choses vues schrijft hij dat hij op zoek was naar schilderijen van Rubens. In plaats daarvan zag hij de augustuskermis en het kasteel, waar één gevangene in zat.

Tot 1846 was Turnhout een afgelegen plek in de arme zandgronden van de Kempen. Toen kwam het kanaal Turnhout-Dessel, dat nog elke dag gebruikt wordt voor vervoer van grondstoffen. In 1855 volgde de spoorlijn Lier-Turnhout. Maar tot 1874 duurde een treinrit naar Antwerpen nog 2 u 30′. De auteur maakt hier een kleine vergissing door de eerste spoorweg van België(1835) en van het Europese vasteland  de lijn ‘Mechelen-Turnhout’  te noemen ipv. Mechelen-Brussel. De spoorverbinding tussen Turnhout en Tilburg, het ‘Bels Lijntje’, kwam er in 1866. Het telde vier stations en 27 wachthuisjes. Dagelijks reden drie treinen in beide richtingen. Helaas was het geen groot succes: in 1934 werd het personenvervoer stopgezet en in 1973 de goederentrein. Nu is het een fietspad van 35 km. Snelle fietsers  leggen de afstand even vlug af  als de treinen van 1866.

In 1874 volgde deel II van het kanaal, nl. Turnhout-Schoten. Aan de zwaaikom kwamen fabrieken zoals Allard en Anco. Momenteel is het een jachthaven met lofts. In 1886 kwam er nog een tramlijn naar Antwerpen, die al decennia lang vervangen is door bussen. Het stationsgebouw werd ingehuldigd in 1896. Het Heilig Graf was de eerste vernederlandste middelbare school van Vlaanderen (1906-1911).

Andere historische gebeurtenissen waren de bevrijding in 1944, de volksraadpleging van 1950, waarbij Turnhout massaal voor koning Leopold III stemde, de schoolstrijd waarbij het bezoek van minister Piet Vermeylen tot veel tumult leidde.
Verder krijgen we biografische portretten van oa. de architecten Pieter Jozef en zijn zoon Jules Taeymans, dokter en schrijver Renier Snieders, deken Adams, burgemeester Van Hoeck, geschiedschrijver kanunnik Jansen, Jozef Simons, auteur van ‘Eer Vlaanderen vergaat’, verzetsstrijder Kamiel Van Baelen en portretten van gebouwen zoals het Clarissenklooster, Paterspand, Watertoren, gevangenis, H. Hartkerk, Taxandriamuseum, kasteel, Zegeplein, Sint-Victor, de ringlaan (gepland vanaf 1888, maar nooit afgewerkt), Miko, kazerne, Joosen-Luyckx, Janssen-Pharmaceutica, dat in 1957 helaas naar Beerse verhuisde, Philips (dat hopelijk niet naar China trekt), ziekenhuis Sint-Elisabeth, stadhuis, Soudal, De Warande, Museum van de Speelkaart en Carta Mundi, Utopolis, Campus Blairon en de opnieuw aangelegde grote markt.

Sam Van Clemen geeft een vlot leesbaar overzicht van de Turnhoutse geschiedenis. Het lettertype had iets groter mogen zijn, temeer omdat de doelgroep niet meteen de jeugd is. Het is geschreven voor een breed publiek, in een zeer toegankelijke taal. Doordat het ook de gebouwen toont en toelicht, is het ook handig voor toeristen. De schrijver heeft noodgedwongen aangeklopt bij  een niet-officiële uitgeverij, wat misschien een nadeel is voor de verspreiding buiten Turnhout. Een register, stratenplan en overzicht van de evolutie van de bevolking zijn er niet bij.

Turnhout na de Tweede Wereldoorlog is het thema van het tweede boek

Marcel Hendrickx(°1935) was 50 jaar lang van dichtbij betrokken bij de gemeentepolitiek in Turnhout en tijdelijk ook bij de landelijke politiek. Hij was journalist voor de Gazet van Antwerpen (1961-1978), schepen (1983-1994), burgemeester (1995-2008), volksvertegenwoordiger.

Zijn boek overloopt ongeveer alles wat er in de hoofdstad van de Kempen gebeurde sinds 1932.

Deel I beschrijft het politieke gebeuren: de gemeenteraadsverkiezingen  vanaf 1932, waarbij de katholieken toonaangevend waren, hoewel ze in gespreide slagorde optraden. Het ‘Kristen Werkersverbond’ haalde 8 zetels, de eerder conservatieve Verenigde Katholieken 4. Die verdeeldheid herhaalde zich bij vele verkiezingen. De socialisten  vertegenwoordigden meestal zo’n 25 procent van de bevolking, goed voor 7 zetels. De verkiezingen van 1938 zorgden voor wat meer afwisseling: er kwam één VNV-er en één Rexist in de gemeenteraad. VNV-er Verachtert werd na de oorlog ter dood veroordeeld wegens collaboratie. De uitslagen van deze twee verkiezingen ontbreken in het boek. Tijdens de 2de WO. mochten burgemeester Van Hoeck en enkele schepenen hun post behouden van de bezetter, maar de zittingen van de gemeenteraad werden vanaf 28 mei 1941 verboden. En de Duitsers vulden het schepencollege aan met één VNV-er en één lid van De Vlag. De sfeer tussen het bestuur en de bezettende Ortskommandant was goed, maar dat betekende wel het politieke einde van de oorlogsburgemeester. De heropstart na de oorlog verliep moeizaam. August De Boodt verzette zich tegen de uitspattingen van de Weerstand, kreeg daarvoor een proces dat hij won, slaagde niet in de Turnhoutse politiek, maar werd wel de eerste Turnhoutenaar die minister werd (1950-1952).

Aan de na-oorlogse verkiezingen van 1946 namen slechts twee partijen deel. De CVP haalde de volstrekte meerderheid (13 zetels tegen 6 voor de BSP) en behield die tot 1983. Maar de CVP leverde maar één parlementslid, terwijl de socialisten er vier hadden. Dit laatste was eenmalig. Na deze verkiezingen werd een vrouw schepen, Theresia Dergent-Bouvin, mogelijk de eerste in België. Burgemeester Bauweraerts bleef in functie van 1946 tot 1970, 24 jaar, een record dat niet meer verbroken werd. Vanaf deze verkiezingen staan de uitslagen afgedrukt. Het valt op hoe de mensen toen stemden: vooral voor lijsten, weinig voor personen. Bij de Turnhoutse straatnamen herken je de naam van enkele verkozenen van toen.

In 1952 waren er vijf partijen, oa. de communisten, die bij deze en volgende verkiezingen telkens 0 zetels haalden. De CVP viel uiteen in drie strekkingen: werklieden (6 zetels), middenstand (ook 6), gemeentebelangen (1). Dit was een eenmanslijst van Marcel Boone, een man die bij ongeveer elke verkiezing wel voor een stunt zorgde. ACW en Middenstand vormden het bestuur. De schoolstrijd en een toespraak van Collard in Turnhout (1955) zorgden voor veel onrust. Allicht moeten we Collard, die geen Nederlands sprak, hier vervangen door zijn partijgenoot Piet Vermeylen, die wel Nederlands kende. Jammer was dat het stadsbestuur onvoldoende moeite deed om Janssen Pharmaceutica  te behouden; in 1957  trok het bedrijf naar  Beerse. Ook werd er beslist om het oude stadhuis af te breken en te vervangen door een nieuw, dat in 1961 ingehuldigd werd.
Positieve verwezenlijkingen waren de bouw van sociale woningen, die in de plaats kwamen van houten huisjes, een ziekenhuis en het binnenhalen van de Philipsfabrieken.

In 1958 vormden de drie CVP-strekkingen weer één lijst, die 15 zetels haalden. De BSP zakte naar 6.
In 1964 was er meer variatie. De ‘witte Boone’  kwam weer op en  haalde drie zetels met een bizarre lijst van zowel franskiljons als Vlaamse nationalisten. De CVP hield nog 12 zetels over, de BSP steeg naar 7, de VU haalde er 1. Communautaire spanningen op nationaal vlak hadden hun weerklank in Turnhout, net zoals plaatselijke incidenten en schandalen, oa. bij de dienst Openbare Werken.

In 1970 waren er opnieuw problemen bij de CVP, maar dat belette niet dat ze 15 zetels haalden op 25. De BSP had er 8, de VU 2. Alfons Boone werd burgemeester, hoewel Richard Proost 709 stemmen meer had: 2174 tegenover 1465.
1976 bracht verandering: voor het eerst  was de burgemeester een ACW-er (Proost), de liberalen kwamen voor het eerst op en haalden meteen 5 zetels, ‘Stad voor de Mens’ (het latere Agalev) 2, BSP 9, CVP 17, de communisten en Amada 0.

1982 betekende het einde van een tijdperk: de CVP (13 zetels op 33) verloor zijn absolute meerderheid. Landelijk was dat al veel eerder het geval. Bijna werd er een coalitie gevormd zonder hen, met een groene burgemeester. De auteur beschrijft de maneuvers achter de schermen, het bespioneren van mekaar, geheime ontmoetingen etc. De installatievergadering werd gevolgd door 500 toeschouwers. De stemming draaide uit op een coalitie van CVP-PVV-VU. De politie moest ingrijpen om twee verontwaardigde groene raadsleden uit de zaal te slepen.

Bij de verkiezingen van 1988 was de auteur nummer 1 in de poll, maar hij kreeg niet de eerste plaats op de lijst. Hij haalde 2073 stemmen, terwijl burgemeester Proost slechts 1169 kiezers achter zich kreeg. Deze kon dat niet verkroppen en negeerde Hendrickx compleet.

Ook in 1994 was er ruzie tussen het ACW en de middengroep van Hendrickx. Deze werd eindelijk burgemeester, met 2856 stemmen, tegenover 427 voor de ACW-kandidaat. Het Vlaams Blok haalde 4 zetels, evenveel als de VLD.

In 2000 ging dat stemmenaantal naar 4257, een historisch record in Turnhout. Op zijn eentje haalde Hendrickx meer dan SP.A, Agalev en Vlaams Blok samen. Vier parlementsleden namen deel aan deze verkiezingen. Deze keer waren er meer ruzies bij de VLD en SP.A dan bij de CVP.

In 2006 volgde een coalitiewissel: SP.A kwam erin, VLD moest eruit. Vlaams Belang ging van 4 naar 7 zetels. Hendrickx was nog twee jaar burgemeester, dan volgde Francis Stijnen hem op, hoewel deze slechts 950 stemmen had en Eric Vos 1556. In 2008 kreeg Hendrickx een grandioos afscheid, in aanwezigheid van vele toppers uit de nationale politiek.
In oktober 2012 komen de volgende gemeenteraadsverkiezingen, met opnieuw interne verdeeldheid binnen CD&V en SP.A: bij beide partijen stapt een schepen op.

Na dit overzicht van de verkiezingen volgen losse artikeltjes over de grote macht van het ACW, de OCMW-leden (die niet door de bevolking verkozen worden), de burgemeesters sinds 1830, de stemmenkampioenen (waarbij de auteur de eerste drie plaatsen inneemt).

Dan komen ‘markante verhalen’: politici die vaak van partij veranderden, de gemiste fusie met de randgemeenten Vosselaar, Beerse en Oud-Turnhout, waarbij we hier voor het eerst vernemen dat de schuld niet lag bij Vosselaar, maar bij de eigen Kempische CVP-parlementairen (Frans Tanghe ea.). Hendrickx toont hier nooit eerder gepubliceerde documenten. We missen enkel het motief waarom ze obstructie voerden(106-109). Sinds 1998 is er wel een officieel samenwerkingsverband.

Enkele triestige artikels gaan over de strijd tegen de hormonenmaffia en de moord op Karel Van Noppen (1995), de eindeloze lijdensgang van het nieuwe, bijna permanent gesloten zwembad in het Stadspark, de moord op gemeenteraadslid Tony De Preeuw (2004). Een mooier verhaal is dat van de stedenband met het Chinese Hanzhong, ook een idee van Hendrickx. Gelukkig verdwijnt deze verruimende band niet, want op 10 april 2012 vertrekt opnieuw een Turnhoutse delegatie naar ginds, nav. het tienjarig bestaan van de stedenband. De ‘Vrij-dagen’ daarentegen, gratis concerten die honderdduizenden mensen naar Turnhout brachten, verdwenen in 2010. De indrukwekkende lijst van de artiesten die er optraden, staat op p.143.
In het verhaal over de eengemaakte politiezones wordt nogmaals bevestigd dat Duquesne de zwakste minister van Binnenlandse Zaken was die België ooit gehad heeft. Met een zone van 110.000 inwoners werd Turnhout de vijfde grootste in Vlaanderen. De fusie van de ziekenhuizen sleepte tien jaar aan, oa. door de grote salarisverschillen tussen de twee en doordat het ene (Sint-Elisabeth, OCMW)) verlies leed en het andere (Sint-Jozef, CM) winstgevend was.

Daarna volgen nog enkele luchtige artikels over uiteenlopende onderwerpen, zoals de Ronde van Frankrijk door Turnhout, koninklijke bezoekers, ook uit Nederland, de toekomstige Turnova site.

Het boek eindigt met een chronologisch overzicht van 1938 tot november 2011.
Het geeft een mooi overzicht van bijna 80 jaar gemeentepolitiek en andere gebeurtenissen in Turnhout. De auteur beschikt over een scherp geheugen; hij heeft grondig werk verricht in de archieven en zijn dagboeken goed bijgehouden en keurig verwerkt. Het toont een grote variatie aan bronnen: spotprenten, pamfletten, verklaringen die politici tekenden, geheime akkoorden voor en na de verkiezingen, tabellen met uitslagen, foto’s. Bij die tabellen ontbreken een pak voornamen, met name van kandidaten uit andere partijen dan de katholieke CVP/CD&V.

Voor de rest noemt de auteur de personen wel bij hun naam. Iedere lezer weet dus wie voor bepaalde verwezenlijkingen of mislukkingen verantwoordelijk was. Hier en daar duikt een drukfoutje op. Een register ontbreekt. Het zou misschien ook teveel plaats innemen.

Eén echte aanmerking: de kaft is veel te slap voor een mooi boek van dit groot formaat (30 x 29 cm).
Het is in de eerste plaats bedoeld voor inwoners van Turnhout en omgeving, maar tegelijk ook leerrijk voor wie in de gemeentepolitiek wil gaan: hij of zij moet opgewassen zijn tegen interne en externe ruzies, onterechte verwijten, hautain misprijzen.

Referenties:

Sam Van Clemen, 800 jaar Turnhout. Een stadsgeschiedenis.
Uitgeverij Otten Communications, Turnhout, 2011. 238 p. ; foto’s. (geen ISBN)

Marcel Hendrickx, De ‘mannen’ van ’t Stadhuis.
Politiek in Turnhout tijdens en na de Tweede Wereldoorlog.
Uitgeverij Pelckmans, Kalmthout, 2011.
262 p.; foto’s, prenten, documenten, tabellen.
 ISBN    978-90-289-6275-0;

Jef Abbeel

take down
the paywall
steun ons nu!