Nieuws, Wereld, Economie, België, Sociaalecologische economie, Tmd, Sociaalecologisch pact -

Waar en waaraan zullen we morgen werken?

De economie is de draaischijf voor onze vele behoeften en ambities. Van echt bankieren tot energiebedrijvigheid, van goed wonen tot transportindustrie, we zullen samen de handen uit de mouwen moeten steken. Pleidooi voor een vernieuwde sociaalecologische economische politiek, door economen en politici ook wel eens industrieel beleid genoemd.

zaterdag 30 april 2011 15:46
Spread the love

Welk nieuw energetisch en industrieel beleid? Een beleid dat sociaal en ecologisch verantwoord is

Wat de jongste jaren en decennia vooral groeit in de samenleving is niet de financieel-economische rijkdom die het neoliberalisme – en al zijn aanhangers van zowat alle politieke stromingen, van Thatcher tot Blair, van Schröder tot Dehaene – beloofde. Als de dogma’s over de weldaden van het almaar verder vermarkten en privatiseren zouden kloppen, leefden we nu allemaal in het land van overvloed en hoefden we vanavond niet hier samen na te denken.

Neen dus, wat groeit is de ongelijkheid, de ecologische puinhoop, de onrechtvaardigheid, de opbrengst van de financiële hold-up op de economie, de samenleving én de planeet, het gebrek aan inkomen van miljarden mensen, het onvermogen om welvaart voor iedereen te scheppen, het gemis aan publieke voorzieningen, en bovenal groeit de angst om de toekomst, de overtuiging dat overheden en politiek falen en niet meer weten wat te doen.
Daarom is het dat al wie mee verantwoordelijk is voor de publieke zaak – en als burgers zijn we dat allemaal – opnieuw oog moet hebben voor de toekomt en voor het passende beleid.

Want tal van crisissen sluimeren al lang en breken nu volop los. De financiële crisis liet velen bij ons voor het eerst voelen dat slechte globalisering – versta het hersenloos nastreven van de dogma’s van het neoliberalisme – zware gevolgen kan hebben. Maar vergeet niet, er is de voedselcrisis, nooit waren er zoveel hongerigen; er is de ecologische crisis van de aanstormende klimaatverandering en het snelle verlies aan biodiversiteit, er is de sociale crisis van de groeiende ongelijkheid en van onleefbare inkomens, er is de crisis van de politieke en meer nog van de economische democratie, want steeds meer mensen hebben steeds minder greep op hun economische bestaan. Bij zoveel breuken van onze vertrouwde wereld loert een mondiale systeemcrisis om de hoek, de sociaalecologische ineenstorting van onze beschaving over pakweg veertig jaar is intussen zelfs al het meest waarschijnlijke scenario. Denk niet dat dit niet kan, ook de Paaseilanders en de Maya waren er wellicht van overtuigd dat hun beschaving niet kon verdwijnen… toch gebeurde het.

De vrijheid om aan politiek te doen

Maar we hebben altijd de vrijheid om van koers te veranderen en het catastrofescenario te vermijden. Niemand verplicht ons op de ijsberg te varen. Dan is er wel op de meest korte termijn een fundamentele sociaalecologische omslag nodig van onze economie, van lokaal tot globaal, van Antwerpen tot Shanghai.

We zullen moeten aanvaarden dat de huidige economie onmogelijk oneindig kan groeien in een eindige biofysische wereld, en eindelijk erkennen dat de aarde en de natuur ons grootste kapitaal zijn. We zullen onze economie drastisch moeten sturen in de richting van een ecologische economie, meer nog, van een sociaalecologische economie – en daarbij is de rol van overheden en van samenlevingen even essentieel als die van het bedrijfsleven.
We zullen opnieuw moeten begrijpen dat om sociale, ecologische én economische redenen de verdeling van de welvaart al even belangrijk is als de creatie ervan.

De creatie van die welvaart brengt ons bij het te voeren industrieel beleid, dit is het voeren van een sociaalecologische economische politiek. Het is de ombouw van de huidige olieverslaafde economie tot een sociaalecologische economie, op alle terreinen.

Natuurlijk is het belangrijk om daarbij de meest gunstige voorwaarden of zogenaamde omgevingsfactoren voor welvaartsproductie te bevorderen, denk aan goed onderwijs, degelijke infrastructuur, efficiënte overheidsadministratie. Maar al te vaak is het werkelijk bevorderen en rechtstreeks ontwikkelen van specifieke economische activiteiten ondergesneeuwd geraakt? En daar wil ik ook op focussen.

Want de overheden zijn de jongste decennia veel te ver en vooral ondoordacht en verkeerd in de achtergrond getreden. Een wereld die alternatieven voor het neoliberalisme wil realiseren heeft nood aan actieve overheden, al is het niet zozeer om alles zelf te doen en nog minder om iedereen te betuttelen. De overheden zijn in de eerste plaats de coach van de samenleving die zorgt voor goede spelregels en ze ook doet naleven. Maar overheden kunnen zich daartoe niet beperken.

Bovenal is er de noodzaak van een financieel industrieel beleid.

Laat er geen twijfel over bestaan. Het geldwezen – in essentie het spaar- en kredietwezen – is een onmisbare en cruciale pijler onder om het even welke economie. De financiële crisis heeft zowel het belang als de kwetsbaarheid ervan blootgelegd. Het geldwezen toevertrouwen aan privé systeembanken is niet langer een verantwoorde optie. Merk trouwens op dat wanneer systeembanken argumenteren dat zij moeten gered worden omdat zij niet failliet mogen gaan – en zij dus de overheden chanteren met hun systemisch-zijn – zij dus eigenlijk het voorrecht opeisen om privé te ondernemen zonder de risico’s van de vrije markt te moeten trotseren. Essentiëler nog, zij vervullen eigenlijk een publieke taak, én zij doen dat slecht, met welke criteria ook men hun wanprestaties meet.

Het allereerste te voeren industrieel beleid is er dus één van een nieuw financieel systeem te ontwikkelen met daarin een ruime plaats voor publieke banken, en wat mij betreft, ook voor coöperatieve banken – allebei onderhevig aan een pak beperkingen. Een nieuw financieel systeem, en zeker de strenge regelgeving ervan, is best Europees (of zelfs mondiaal) maar elke samenleving heeft voor haar ontwikkeling nood aan haar eigen spaarbanken en financiële investeringsinstituten.

Die eigen financiële infrastructuur maakt trouwens een pak minder kwetsbaar of zelfs onkwetsbaar voor aanvallen op de internationale financiële markten. We zouden de hoge Belgische spaarquote kunnen omzetten in zinvolle investeringen – en ook in liefst heel zinvol aangewende overheidsschuld en overheidsinvesteringen – en geen beroep moeten doen op buitenlands geld.

Hef belastingen, bij iedereen naar vermogen

Essentieel voor elk succesvol sociaalecologisch economisch beleid – of industrieel beleid als u wil – is dat samenlevingen over voldoende middelen kunnen beschikken. Overheden zoeken hun middelen vooreerst bij wie meer draagkrachtig is en door belastingen te heffen op de sociaal, ecologisch en economisch meer belastende activiteiten. Progressieve inkomstenbelasting is samen met kapitaalsbelasting de vrucht en het fundament van de sociale welvaartstaat.

Waarom is dat zo? Daarover kort twee belangrijke bedenkingen, tegelijk argumenten. De verdeling van de welvaart, ook via belastingen, is immens belangrijk om ongelijkheid te bestrijden, én is – ten tweede -op zichzelf een bron van welvaart: want de inkomens die bij de armsten komen vertalen zich meteen in de meest zinvolle vragen naar voedsel, kleding, wonen, gezondheidszorg, onderwijs of vorming.

Eigenlijk moeten we af geraken van het beladen begrip ‘belastingen’, die zwaar en unfair zouden wegen op onder andere onze bedrijven. Want er is niemand die welvaart kan creëren – of ondernemen in de meer courante economentaal – wanneer samenlevingen en overheden niet zorgen voor rechtszekerheid, veiligheid, goede infrastructuur, degelijk opgeleide mensen, enzovoort. Probeer maar eens te ondernemen in een land als Congo. Wanneer samenlevingen en hun overheden dit alles voor hun rekening nemen, hebben zij recht op hun aandeel in de winsten die ondernemingen mee daardoor kunnen realiseren.

Ik geef nog mee dat overheden wel efficiënt moeten omspringen met hun middelen, want in België noch in Vlaanderen voldoende het geval is. En belastingen moeten inderdaad fair zijn. Het is totaal ongepast dat een bedrijf als Total België geen belastingen moet betalen op de ingevoerde olie, of dat Electrabel amper een half miljoen euro aan belastingen betaalt op een winst van ruim anderhalf miljard euro.

Het belang van hernieuwbare energie

Als voedsel de energie is voor de mens, dan leveren vooral fossiele brandstoffen en kernenergie vandaag de energie voor economie en samenleving, een totaal onhoudbare toestand, en niet alleen om ecologische redenen. Wie vandaag niet af wil van onze olieverslaving, zegt eigenlijk tegen onze kinderen en kleinkinderen dat ze zullen moeten gaan vechten om die olie in het Midden-Oosten.

Een veel aantrekkelijker alternatief is het ombouwen van onze economie zodat ze in 2050 tien maal minder CO2 verbruikt, en toch vergelijkbare welvaart voortbrengt. Het is daarom dat we alle nodige mensen en middelen moeten mobiliseren om vanaf vandaag een energiebestel uit de grond te stampen dat zo snel als maar mogelijk voor hernieuwbare energie zorgt. Er is tijd genoeg verloren, er zijn al te veel kansen verspeeld. We waren ooit kampioenen en voorlopers in windenergie en zonnetechnologie, en we hebben verzuimd om er gebruik van te maken en er een bloeiende industriële sector van te maken. Innovatief zijn we ja, in het verzinnen van allerlei nepargumenten tegen windmolens en andere vormen van hernieuwbare energie. Het is een triest verhaal dat wel meer voorkomt in dit land: zelfs met de beste kaarten in handen, slagen bedrijven, overheden en samenleving er onvoldoende of zelfs niet in om de economische toekomst tijdig vorm te geven, om ondernemend te zijn. Het is niet voor niets dat de vorige VBO-voorzitter, Thomas Leysen, in zijn maidenspeech een lans brak voor de noodzaak van duurzaam ondernemen.

Cruciaal, dat nieuwe energiebestel moet in handen zijn van de samenleving, niet in die van een monopolistisch bedrijf als Electrabel dat al decennia een funeste energie- en prijspolitiek voert, zowel voor de bedrijven, voor de burgers als voor de samenleving in haar geheel. Net zomin als we kunnen rekenen op privé grootbanken voor ons financieel bestel, kunnen we vertrouwen op de monopolist Electrabel als het om onze energie draait. Persoonlijk zie ik graag alleen al in ons land tientallen of zelfs honderden energiecoöperaties groeien die in handen zijn van de samenleving. Zelfs als niet SP.a-er heb ik weet van de historische socialistische bakkerscoöperaties die een hefboom waren voor een betere samenleving. Welnu, laat energiecoöperaties hun 21ste eeuwse equivalent zijn.

Materialen van de toekomst

In 2050 zal ook de materiaaldoorstroming van onze economie tien maal lager moeten liggen dan nu. Immens veel werk aan de winkel dus. Nieuwe materialen, anders omgaan met gebruiksgoederen – onder andere van een product- naar een diensteneconomie – en niet in het minst de ontdekking van en omschakeling naar een recyclage-economie.

Eigenlijk zou je er niet één bedrijf mogen uitpikken maar de ommekeer die Umicore – het vroegere Union Minière – in de loop van de jongste jaren liet optekenen is toch vermeldenswaard. Van een ontzettend vervuilend koper- en loodbedrijf dat zijn ertsen uit Congo haalde, dat gezondheidsravages aanrichtte en maandenlange stakingen kende is het getransformeerd in een onderneming die actief is op vlak van zonnecellen, brandstofcellen, herlaadbare batterijen en, wat ons hier speciaal interesseert, recyclage van edele metalen.
Niet dat Umicore het absolute ideaalbedrijf is maar werknemers van de fabriek in het Antwerpse Hoboken waar die recyclage van edele metalen gebeurt, zien toch vooral voordelen: ‘Onze fabriek draait op recyclage. De nieuwe smelter kan rekenen op een stabiele aanvoer. Die zware investeringen hebben het bedrijf verankerd. Zo is voor ons de last van de globalisering, anders dan bij General Motors, in grote mate verdwenen.’

Het kan dus, een kringloopeconomie opbouwen waarbij de metalen niet meer ergens overzee uit de aarde moeten worden gekerfd, maar komen van gebruikte materialen aan het einde van een levenscyclus… en die worden hergebruikt als volledig evenwaardige materialen, zonder enig kwaliteitsverlies.

U heeft het misschien al begrepen. Hoe goed enkele privébedrijven ook presteren, we gaan nooit op tijd aan de duurzame sociaalecologische economie geraken die nodig is, indien de overheden en de samenlevingen aan de kant blijven staan. Niet dat ze ook hier overheidsbedrijven moeten oprichten of vooral coöperaties voorrang geven. Neen, ik zie echt wel een rol voor een innovatief en dynamisch privé bedrijfsleven. Maar wat ten aanzien van die privésector dringend moet gebeuren, is dat overheden de economie gaan sturen in de gewenste richting.

Als het bijvoorbeeld om materialen gaat, moeten overheden en samenlevingen bepalen op welke plaatsen en in welke mate de mijnmultinationals nog verder mogen kerven in de aarde, zij moeten de ecologische voorwaarden opleggen waaraan die jacht op grondstoffen moet voldoen, zij moeten duidelijk maken dat die materialenslag nooit ten koste mag zijn van mensen en gemeenschappen, en dat de gewonnen materialen de welvaart van alle wereldbewoners moeten dienen. Meer nog, overheden en samenlevingen moeten resoluut sturen richting een economie die de productie van goederen en diensten om ter snelst en meest verregaand dematerialiseert, dus minder materiaalafhankelijk maakt. Sterke sturing is ook nodig om die economie tegelijkertijd te verplichten alle gebruikte materialen te recycleren.

In het licht daarvan is het in ons land en in Antwerpen – waar het tweede grootste petrochemische complex ter wereld huist – zaak eens minstens een diepgaande gedachtewisseling te houden over de toekomst van de petrochemie en een gepaste industriële politiek op ontwikkelen.

Handel, havens en deglobalisering

Nu we met Umicore en de petrochemie in Antwerpen zijn beland, laten we dan met dezelfde groothoek, met hetzelfde helikopterperspectief kort de rol van een wereldhaven bekijken in een sociaalecologische economie. Natuurlijk zal er nog handel zijn, te begrijpen als een vrije transactie van goederen en diensten met voordeel voor iedereen die daarbij is betrokken. Natuurlijk blijft er nood aan havens, en zullen zij een dynamische rol blijven spelen in de economie. Maar wanneer wij een economie bouwen die tienmaal minder CO2 produceert, en tienmaal minder materialen laat doorstromen, heeft het echt geen zin om geld weg te smijten in extra dokken… tenzij Vlaanderen in die toekomst de voetveeg wil spelen voor de belangen en de handel van Chinees en Indiaas kapitaal.

Want laten we de globalisering niet misverstaan. Zelfs in een verder globaliserende wereld en economie – en zelfs dat is niet zeker – doen we er beter aan om onder andere inzake energie en materialen, maar ook bijvoorbeeld inzake voedsel en landbouw, in de grootst mogelijke mate te deglobaliseren vooraleer crises ons daartoe dwingen.

En nogmaals, laten we de globalisering niet verkeerd begrijpen. Zelfs al  mondialiseert de economie steeds verder, de rol van de fysiek beperkte ruimten van de staten is allerminst uitgespeeld, integendeel. Wie anders zou in 2008 de banken hebben gered? En als het bedrijf dat decennialang het grootste ter wereld was – ‘What’s good for General Motors, is good for America’‘, kent u die slagzin nog? En heeft u dat ooit geloofd? – vandaag nog bestaat, is dat alleen maar te danken aan de Amerikaanse overheid die zo ‘goed’ was om GM te redden.
Sta me deze terloopse bemerking toe: als meer dan 1 miljard mensen niet van de honger worden gered in deze wereld en banken wel, zegt dat alles over de prioriteiten van de politiek, en over wie de politiek best voor zijn kar kan spannen.

Terug naar de mondialisering en de rol van een gelokaliseerde economie. Al ben ik dan een utopist – ik zal daar op het eind nog iets over zeggen – verwar dit niet met naïviteit. Echt naïef is degene die er op rekent dat in een mondiale economie overal en voor iedereen de nodige producten en diensten wel zullen worden aangeboden, dat landen of regio’s geen nood zouden hebben aan eigen banken, energieproductie, industrie of landbouw. Het is trouwens dat wat China de jongste jaren snel heeft leren begrijpen.

Welk transportbeleid?

Elke industriële en economische sector hier belichten is ondoenbaar. Laten we inzake transport kort even kijken naar het alternatief van elektrische voertuigen. Ook al omdat we al decennia veel kennis daarover in huis hebben… maar het scenario van gemiste kansen dat ook al de wind- en zonnetechnologie kenmerkte zich herhaalt. Opnieuw verzuimen we een nieuwe beloftevolle industriële sector uit te bouwen.

Onze onder andere aan de VUB ontwikkelde kennis, de batterijtechnologie van Umicore, de kunde om auto’s te bouwen, het leidt er jammer niet toe dat België in de spits loopt van de overstap naar elektrische voertuigen. Onze overheden verzuimen stelselmatig onze economie de goede richting in te sturen. Oh ja, de Vlaamse ministerpresident heeft n.a.v. het zieltogende Opel de elektrische auto al eens vermeld. En een Vlaams minister heeft zich laten filmen bij de introductie van één – jawel, één – elektrische laadpaal, zonder dat de betrokken journalist zelfs maar de vraag stelde waar de tweede, honderdste… duizendste laadpaal zou komen. Als het gaat om een echte ombouw van onze vervoerseconomie, is dit totaal irrelevant. Op dat ogenblik had Frankrijk trouwens beslist om het elektriciteitsnet geschikt te maken voor een miljoen oplaadpunten in 2015 en vier miljoen in 2025. Nederland mikt op één miljoen elektrische wagens tegen 2020, Duitsland eveneens.
Het geeft aan hoe belangrijk een overheid is voor elke industriepolitiek, voor elk sociaalecologisch economisch beleid, ook vandaag, zeker vandaag.

We hebben allemaal een dak nodig

Zo hebben we allemaal een dak nodig. En onder dat dak moet het knus en warm zijn, en laten we ons huiselijk fabriekje draaien. Als een vijfde tot zelfs een vierde van onze energie opgaat aan verwarming en afkoeling van gebouwen, is het duidelijk dat we nog lang niet toe zijn aan duurzaam wonen en bouwen.

Hoe kan het dat wij onze woningen isoleren zoals de Griekse en zij dubbel energie gebruiken als de Zweedse, waar de winters echt wel een pak kouder zijn dan bij ons? Hoe kan het dat de Vlaamse overheid genoegen neemt met een isolatienorm die minder streng is dan de bouwindustrie zelf zegt aan te kunnen? Had Kafka dit kunnen verzinnen?

Opnieuw, waar blijft de overheidssturing? Als ik dan toch eens dat afschuwelijke woord mag gebruiken, waar blijft het supersnelle groeipad dat ons in de kortste keren, jaar na jaar, bij de allerstrengste isolatienormen? Dat ons zelfs verplichte passiefbouw brengt? Dat bouwen en wonen verplicht C02 positief maakt. Zodat we ook zowat allemaal energieproducent worden, en veel zou bijdragen tot de economische democratie in onze samenleving.

Kijk even met mij naar Brussel, die schitterende hoofdstad van Europa, maar ook die stad vol tegenstellingen die de meeste armen en slechts geïsoleerde huizen telt. Waarop wachten we om een sociaalecologisch pact te sluiten – trouwens ook in Vlaanderen, België, Europa – waarin we voluit gaan voor de sociaalecologische ombouw van ons huidige woningareaal en massaal investeren in de bouw en ombouw van honderdduizenden duurzame en passiefwoningen, waaronder ook vele tienduizenden sociale passiefwoningen.

Het is onbegrijpelijk dat zoiets niet gebeurt want het is vele malen winst, en het is voordeel voor iedereen. We stimuleren van de meest nuttige economische bedrijvigheid die er is. Het is een aansporing en steun voor de ‘early movers’ in de bouwsector die nu al volop de kaart trekken van duurzame woningen en dus de economie van de toekomst gestalte geven. De CO2 winst die hieruit te puren valt, is in geen enkele andere sector zo drastisch en snel en zonder verliezers te realiseren. En, eveneens van onschatbare waarde, dit is massaal veel werk en inkomen, dikwijls voor de meest zwakken op de arbeidsmarkt – en het is werk dat zich grotendeels afspeelt vrijwel ‘om hun hoek’. Hun inschakeling in de economie maakt dat zij ook zullen kunnen wonen in huizen waar ze zich niet blauw betalen aan energie die door ramen en kieren van hun niet geïsoleerde huurhuizen vliegt.
Niet te vergeten, een bloeiende economische sector als deze vernieuwde en vernieuwende bouwindustrie levert ook belastinginkomsten op voor de samenleving waarmee in tal van noodzakelijke publieke goederen kan worden geïnvesteerd.

Waarom mobiliseren we trouwens ons vele spaargeld – grotendeels te vinden bij wat oudere medeburgers – om vanuit de samenleving te investeren in duurzame rusthuizen, verzorgingstehuizen, serviceflats. Die kunnen deels publiek zijn, maar het gros ervan zou  Het is in elk geval wijs om hier initiatief te ontwikkelen waar net als voor onderwijs, gezondheidszorg of publiek transport het winstprincipe wordt weggehouden of stevig ingeperkt.

We moeten allemaal eten

Een desastreuze landbouwpolitiek zorgde de voorbije veertig jaar wereldwijd voor verarmde boeren, onderinvestering en honger. Voedsel en landbouw zijn van onschatbaar belang, en dat is schromelijk onderschat, ook bij ons waar amper één procent van de werkende mensen boer of boerin zijn; wereldwijd is dat één op drie. Maar vergeet niet dat er in het verlengde een hele voedingsindustrie bestaat, en dat ook de distributiesector sterk op voeding draait.

Wij verwachten dat landbouwers van alles presteren en voortbrengen: genoeg eten voor iedereen, veilig en voedzaam voedsel, heel wat nuttige grondstoffen, alles ecologisch duurzaam voortgebracht, een bloeiende plattelandseconomie, rustgevende aangename landschappen, een rijke plattelandscultuur en bovenal vitale samenlevingen waar het goed is om leven.

Dat is allemaal mogelijk, maar vergeet dat dit uit de lucht valt. Daarvoor moeten we voorrang geven aan regionale gemeenschappelijke landbouwmarkten boven de volledig open wereldmarkt. Daar kunnen we werk maken van een sociaal contract voor een duurzame landbouw: in ruil voor een landbouw die het voedselvraagstuk oplost op een ecologisch en sociaal verantwoorde wijze, garanderen samenleving, voedingsindustrie en distributiesector de landbouwers een eerlijke prijs voor hun werk en een fatsoenlijk inkomen. Ze nemen alle maatregelen die daarvoor nodig zijn, of het nu om aanbodbeheersing, marktafscherming, minimumprijzen, vergoedingen voor natuurbehoud of welke maatregel ook gaat. Om maar te illustreren hoe wijdlopend een industrieel beleid kan én moet zijn. Even aanstippen dat een echt vrije marktbeleid erop toeziet dat b.v. supermarktketens geen verstorende monopoliepositie behouden.

De rol van wetenschap en dienstbare technologie, gebruik ze voor wat ze waard zijn

Nog altijd gebeuren de meeste innovaties door medewerkers van onze kennisinstituten. Steeds meer echter worden hun activiteiten gedreven door contractonderzoek met het bedrijfsleven. Dat is een verdedigbare zaak indien het om een evenwichtige relatie gaat, niet als bedrijven beslissen welk onderzoek voorrang krijgt – dat wat financieel winstgevend is natuurlijk – en wat er al dan niet mag worden gepubliceerd. Dit betekent immers het einde van het vrije onderzoek en van publieke kennis… en zowel academische wereld als overheden staan erbij en kijken ernaar, geparalyseerd.

Het is waar, overheden moeten hun verantwoordelijkheid nemen en meer investeren in onze kennisinstituten. Want wetenschap en techniek zijn en blijven onmiskenbaar stuwende krachten in de samenleving en voor de economie. Maar dit is niet genoeg.

Om goederen en diensten voort te brengen op een ecologisch, sociaal en economisch verantwoorde wijze maakt een duurzame economie volop gebruik van het beste wat technologie en wetenschap kunnen ontwikkelen. Daarom sturen de overheden waar nodig de technologische ontwikkelingen ten dienste van die duurzame economie en stemmen ze zo af op de behoeften van de samenleving.

Daarom is een instituut als het IWT, het agentschap voor innovatie door wetenschap en technologie, zo belangrijk. Maar het moet allemaal veel beter. Is het onjuist te stellen dat er een remmende ‘ons kent ons’ cultuur heerst? Dat er geen oog is voor maatschappelijke winst, en dat er te weinig oog is voor innovaties die uit de samenleving kunnen komen? Dat is alvast de ervaring die wij hebben met DeWereldMorgen.be, dat er wel mooie woorden vallen over maatschappelijke innovatie, maar dat die in de praktijk buiten de deur wordt gehouden. In een wereld waarin fenomenen als Google of Facebook zich mondiaal ontplooien in maanden, moeten we meer dan één tandje bijsteken.
O ironie, als nieuwssite merken we trouwens ook op dat de huidige subsidiëring van privémedia – voor maar liefst 350 miljoen euro per jaar in België – allerminst technologieneutraal is en zelfs innovatieremmend is want ze gaan uitsluitend naar print.

Niet onbelangrijk, wanneer samenlevingen investeren in hun kennisinstituten, is het maar normaal dat de vindingen, patenten en bijbehorende royalties navenant ook in handen van de samenleving zijn.

Samenleving aan het stuur

Er valt over tal van onderwerpen nog veel te vertellen, over de stuwende rol van het bedrijfsleven, over de rol van kennisinstituten, over de kracht van de samenleving om te innoveren, waar anders komen onze prachtige sociale zekerheid, ons sterk onderwijs en onze prima gezondheidszorg vandaan? Ik heb me echter vooral geconcentreerd op die cruciale factor die de overheid is, een overheid die al decennia veel te afwezig blijft. Tijd om af te sluiten met enkele algemene bedenkingen over de noodzaak om onze economie te sturen.

De mens heeft de economische vrijheid om welvaart te creëren, en beschikt daartoe overigens over het recht op en de toegang tot kapitaal – in zijn meest brede betekenis. Net zo heeft de samenleving het recht en de plicht om op een democratische wijze alle beschikbare middelen aan te wenden om haar maatschappelijke doelen, heel in het bijzonder een duurzame economie, best te realiseren.

Tot die middelen behoort ook de economie. Omdat de samenleving het algemene belang bewaakt, moet zij de economie en de economisch bedrijvige mens de nodige regels opleggen. Het is dan ook onbegrijpelijk dat daar zelfs na het debacle in de financiële sector geen ernstig werk van is gemaakt.

Democratische overheden sturen onze economie in dienst van een duurzame, sociale en democratische wereld.

Overheden en samenlevingen moeten economisch initiatief ontplooien om hun doelstellingen te realiseren, zeker wanneer de vrije markt in gebreke blijft, en vanzelfsprekend ook in die domeinen waar de op financiële winst gerichte privésector geen toegang toe krijgt.

Voor dit alles moeten overheden beschikken over de nodige hefbomen, wetgevend of regelgevend, financieel – denk aan overheidsbanken – energetisch, technologisch, wetenschappelijk en ook economisch – denk aan vervoersbedrijven, post en telecom. Mag ik eraan herinneren dat voor breedband Vlaanderen internationaal nooit beter presteerde dan toen Telenet nog een overheidsbedrijf was.

Ik wens zowel de samenleving als onze ondernemers heel actief sturende en verstandig ondernemende overheden toe. Want als we denken dat het zonder kan, zitten we pas echt in nesten. Zo wordt het mogelijk een economie te bouwen die de grenzen van het ecosysteem respecteert en toch de nodige welvaart creëert én verdeelt om alle mensen op humane wijze te laten leven. Dat is de utopie of het toekomstbeeld dat we moeten realiseren.

Dirk Barrez

De auteur is hoofdredacteur en coördinator van DeWereldMorgen.be en auteur van ‘Van eiland tot wereld. Appèl voor een menselijke samenleving’.
 

Deze lezing is uitgesproken in Antwerpen voor de gespreksavond ‘Een nieuw groeipad/groenpad voor de industrie’ op 26 april 2011, een initiatief van Kathleen Van Brempt.

take down
the paywall
steun ons nu!