De Egyptische vlag bestaat uit drie gelijke horizontale banden: rood, wit en zwart.

In het midden van de witte band staat het nationale embleem – een gouden adelaar van Saladin, de kop naar de vlaggenstok gewend, met op zijn borst een schild met paal en in zijn klauwen een perkamentrol met, in het Arabisch, de naam van het land.

De kleuren van de banden stammen van de Arabische Bevrijdingsvlag, gebaseerd op de Arabische Revolutievlag, en vertegenwoordigen: de onderdrukking (zwart) die, overwonnen in een bloedige bevrijdingsstrijd (rood), plaats moet maken voor een stralende toekomst (wit).

Nieuws, Wereld, Afrika, Politiek, Leger, VS, Egypte, Veiligheidsdiensten, WikiLeaks, Presidentsverkiezingen, Cablegate, Amerikaanse diplomatie, Moebarak, Geostrategische belangen, Oppositiebewegingen, Parlementsverkiezingen, Gamal Moebarak -

WikiLeaks: het Egyptisch koningsdrama

Uit de door WikiLeaks vrijgegeven telexen van Amerikaanse diplomaten blijkt dat de VS al sinds 2005, toen hun Egyptische bondgenoot, president Hosni Moebarak, aan zijn vijfde opeenvolgende ambtstermijn begon, nauwgezet mogelijke opvolgingsscenario's aftastten.

woensdag 2 februari 2011 17:00
Spread the love

Het is frappant hoe een telex van 15 juni 2005 melding maakt van een verslag in The Financial Times dat Hosni Moebarak na de presidentsverkiezingen in september van dat jaar, voor het eerst sinds zijn presidentschap een vicepresident zou aanstellen. Hoewel het bericht met scepsis ontvangen werd, werd er toen al gespeculeerd dat Omar Suleiman de meest waarschijnlijke kandidaat zou zijn.

De telexen geven de overtuiging weer dat het welslagen van een mogelijke opvolging van Moebarak door zijn zoon Gamal Moebarak – en belangrijker de steun van het leger hiervoor – afhankelijk is van de wijze waarop dit zou gebeuren. Wel is duidelijk dat de onvrede met het idee van een opvolging door Gamal zeer groot is.

Ook wordt aan de hand van de telexen duidelijk dat vanaf het begin al een belangrijke rol wordt toegedicht aan Omar Suleiman in eender welk scenario. Op de reikwijdte van de huidige opstanden werd niet geanticipeerd door de VS noch door het zittende regime. Een onderschatting van de onvrede bij grote lagen van de Egyptische bevolking en van de kracht van de oppositiebeweging leidden tot deze situatie.

De post van vicepresident werd na het aantreden van Moebarak als president in 1981 nooit ingevuld. Uiteindelijk benoemde Moebarak Suleiman, onder druk van de aanhoudende onlusten in Egypte, pas op 29 januari 2011 in deze functie.

Suleiman, voormalig hoofd van de Egyptische geheime dienst, de Mukhabarat, is één van Moebaraks naaste adviseurs en kwam de laatste jaren meer in de schijnwerpers door zijn rol als Egyptes voorman in het Palestijns-Israëlisch conflict.

Vicepresidentschap onder druk van protesten

De aanstelling van Suleiman getuigt van zelfbehoud en is mogelijk een teken aan de wand. Zoals we lezen in een telex van 21 december 2008 gaat de VS ervan uit dat, indien hij nog in leven zou zijn bij de presidentsverkiezingen in september 2011, Moebarak weer zou meedingen en onvermijdelijk zou winnen.

Over zijn opvolging meldt de telex dat Moebarak “vertrouwt op God en op de inertie van de militaire en burgerlijke veiligheidsdiensten om een ordelijke overgang te verzekeren”. In de telex worden drie mogelijke opvolgers genoemd: zoon Gamal Moebarak, Omar Suleiman en de secretaris-generaal van de Arabische Liga Amr Moussa.

In een telex van 14 mei 2007 wordt Suleimans loyaliteit ten overstaan van Moebarak als rotsvast gekarakteriseerd. Hoewel de man volgens een citaat van één van diens vermeende vrienden “diep persoonlijk gekrenkt” werd door het feit dat Moebarak – toen al enkele jaren geleden – was teruggekomen op Suleimans benoeming als vicepresident. Ook zou Suleiman volgens deze bron een afkeer hebben van het idee dat Gamal Moebarak de nieuwe president zou worden.

Alleszins, met het Tunesisch scenario in het achterhoofd – waar al een arrestatiebevel werd uitgevaardigd werd tegen ex-president Ben Ali en er massaal protest is tegen deelname van diens partij aan het bewind – is Suleimans benoeming te interpreteren als een poging om een op hande zijnde machtswissel in handen te houden van een getrouwe. Die overeenkomstig de Egyptische wet als militair ook geen lid is geweest van een politieke partij – ook niet Moebaraks Nationaal-Democratische Partij (NDP).

Rollen bij opvolging

Uit de telex van 14 mei 2007 blijkt echter wel dat een scenario met een vicepresident voorheen niet in Moebaraks achterhoofd speelde. In april 2007 werd artikel 82 van de Egyptische grondwet gewijzigd opdat het zou voorzien in een opvolging, wanneer de president tijdelijk niet in staat is te regeren, bij afwezigheid van een vicepresident. Het presidentschap zou desgevallend tijdelijk worden waargenomen door de premier.

Artikel 84 stelt dat wanneer het presidentschap permanent vacant komt de presidentiële macht waargenomen dient te worden door de voorzitter van het parlement of de voorzitter van het hoogste grondwettelijke hof. Geen van deze mag zichzelf nomineren – een beperking die niet wordt opgelegd aan de premier – voor de presidentsverkiezingen die dienen plaats te vinden binnen 60 dagen na het vrijkomen van het presidentschap.

Grondwet op maat

In een telex van 16 mei 2006 wordt gemeld dat waarnemers de machtsoverdracht vroeger verwachten dan de presidentsverkiezingen van  2011. De bevolking vreest echter, volgens de telex, dat Moebaraks ‘machinaties’ er op berekend zijn om de macht over te dragen aan zijn zoon Gamal.

In een telex daterend van 3 april 2006 lezen we over een eerste wijziging van artikel 76 van de Egyptische grondwet die plaatsvond in 2005 en die garandeerde dat de heersende NDP – die meer en meer gedomineerd werd door Gamal en zijn bondgenoten – haar greep op het presidentschap consolideerde.

Het artikel bepaalt de parameters waaraan moet worden voldaan bij presidentsverkiezingen. Partijen moesten van toen af minstens vijf procent vertegenwoordigers in zowel het parlement als de ‘Shuraraad’ (nvdr: het Hogerhuis) hebben indien ze een presidentskandidaat wensten voor te dragen. Iets waar enkel de NDP aan voldeed.

Voor onafhankelijke kandidaten werd de lat nog hoger gelegd. Zij moeten de handtekeningen verzamelen van 250 verkozen vertegenwoordigers, waarvan minstens 65 parlementsleden, 25 shuraraadsleden en 10 leden elk van minstens 14 van de 26 provincieraden.

In april 2007 werd dit artikel echter nogmaals aangepast waardoor er iets meer concurrentie tussen de partijen mogelijk werd tijdens de presidentsverkiezingen. Door deze wijziging werd het spectrum toen uitgebreid tot vier partijen die voldeden aan de nieuwe criteria. (De el-Ghad, de Wafd, de Tagammu en de NDP.)

Volgens de wijziging dient:

  • de partij vijf jaar te bestaan;
  • de voorgedragen kandidaat gedurende minstens 1 jaar lid te zijn geweest van het hoogste leidinggevende orgaan van zijn partij;
  • de partij minstens 3 procent vertegenwoordigers te hebben in zowel parlement als Shuraraad of 6 procent in één van beide.

Hierdoor kan de alomtegenwoordige NDP de opkomst van elke onafhankelijke kandidaat blokkeren of in theorie er één naar voren schuiven die zij over de partijgrenzen heen verkiest en die welgevallend is voor de heersende elite.

Het blijft in de familie

Hoewel zowel president Hosni Moebarak als diens zoon Gamal herhaaldelijk en nadrukkelijk hebben ontkend dat er een ‘opvolgingsscenario’ bestaat – of Gamal dat hij zelfs maar presidentiële ambities zou hebben – wordt in een telex van 3 april 2006 een analyse gemaakt van de acties die ondernomen werden door hen en anderen die toch Gamals opvolging lijken voor te bereiden.

Het is de VS opgevallen dat in de periode 2004-2005 de ‘oude garde’ in de NDP systematisch vervangen werd door jongere, ambitieuze technocraten met directe of indirecte linken naar Gamal. In 2006 werd door een omvorming in de NDP, Gamal gepromoveerd tot assistent secretaris-generaal. Dit had eveneens tot gevolg dat nog een aantal andere bondgenoten van Gamal op sleutelposities in de NDP terecht kwam.

Volgens een telex van 19 mei 2009 is Hosni Moebaraks ideaal voor een opvolger dat van een “sterke, rechtvaardige leider” de reden waardoor hij – gezien Gamals gebrek aan militaire ervaring – de opvolgingskwestie steeds met terughoudendheid benadert. De telex van april 2006 omschrijft Moebaraks houding evenwel als ‘ambivalent’ omdat hij de klim naar de macht van zijn zoon doorheen de rangen van de NDP nooit heeft verhinderd.

Integendeel, verving hij in de periode 2004-2005 ook het merendeel van zijn kabinet met aan Gamal gelinkte jonge technocraten. In overeenstemming met de situatie in Tunesië van voor de Jasmijnrevolutie, is het ook een in Caïro aanvaardde waarheid dat presidentsvrouwe Suzanne Moebarak Gamals politieke beschermheilige is.

In tegenstelling tot de president zelf ging zij geen publieke fotogelegenheid met Gamal uit de weg. Zo zouden het haar macht en invloed zijn die Gamals troonsopvolging levensvatbaar maakten. Nog volgens bronnen is het zij geweest die de president er steeds van weerhouden heeft een vicepresident aan te stellen.

Militaire coup beste uitweg voor Egypte

In een telex van 4 april 2007 wordt verslag gedaan van een ontmoeting tussen een lid van de Amerikaanse ambassade en een Egyptisch volksvertegenwoordiger. De volksvertegenwoordiger maakt ook gewag van de grondwetswijzigingen die tot doel hebben Gamals opvolging te verzekeren en “een meer controleerbare, stabiele politieke scène wanneer hij de macht in handen neemt”.

Volgens de bron waren “Gamal en zijn clique” zelfverzekerd omtrent de onvermijdelijkheid van Gamals opvolging. Zij zouden ook hengelen naar de verwijdering van potentiële ‘struikelblokken’. Volgens de bron waren de twee personen die door Gamal en zijn kompanen als de grootste bedreiging gezien werden de minister van Defensie, Tantawi, en het hoofd van de geheime dienst, Suleiman.

Gamal zou er bij zijn vader herhaaldelijk op aangedrongen hebben hen op een zijspoor te zetten. Gamal wou ‘haperingen’ in zijn opvolging vermijden, mocht zijn vader komen te overlijden.

De bron maakte gewag van kritiek waarbij hem gezegd was dat het sommigen “tot hier zat met Gamal en zijn handlangers en de corruptie die zij mogelijk maakten”. Ook had de bron gezegd, gezien de scepsis over de politieke hervormingen door de president of Gamal, “een militaire coup de beste uitweg zou zijn voor Egypte”.

Ook heerste onder de parlementsleden ongerustheid over de wijziging van artikel 136 van de grondwet die de president de mogelijkheid gaf het parlement te ontbinden bij decreet, zonder nationaal referendum.

Militair engagement voor grondwettelijke machtsoverdracht

In alle telexen die over de opvolging van het presidentschap handelen, is er één steeds weerkerend geluid. De vraag over de houding van het leger  tegenover een opvolging door Gamal. Elk van de drie presidenten sinds de stichting van de republiek in 1952 kwamen voort uit het officierencorps.

Gamal heeft nooit gediend als officier en het is niet duidelijk – zelfs niet op papier – of hij zijn legerdienst ooit heeft vervuld. Bijgevolg kan hij niet, zoals zijn vader, de steun van het leger als gegarandeerd beschouwen.

Deze factor werd door de contacten van de VS steeds aangehaald. Zij geloofden dat in elk opvolgingsscenario voor Gamal het hoofd van de inlichtingendienst, Suleiman – die wel over een militaire achtergrond beschikt – zou moeten figureren, al was het maar als overgangsfiguur.

In een telex van 30 juli 2009 wordt verslag gedaan van een ontmoeting met NDP-ingewijde en voormalig minister Dessouki. Deze verzekerde de VS dat de Egyptische militaire en veiligheidsdiensten een “vlotte opvolging” zouden verzekeren naar een burger. Hiermee doelend op Gamal Moebarak.

Dessoukis belangrijkste boodschap was dat “het werkelijke centrum van de macht in Egypte het leger is”. Het idee dat het leger een belangrijke politieke en economische macht is, is een volkswijsheid, meldt de telex.

Volgens de telex meldden andere waarnemers dat het leger aan invloed verloor, verscheurd was en zijn leiderschap zwakker werd de laatste jaren. Dit zou een opvolgingsscenario minder voorspelbaar maken.

Dessouki merkte op dat hoewel het leger zich niet inmengt in het dagelijkse beleid, zijn leiding vastbesloten was “de orde te bewaren en dat het belang van een legale overgang niet te onderschatten was”. Dessouki gaf toe dat de militairen bezorgd waren over hun “belangen in het bedrijfsleven”, maar benadrukte hun engagement voor een “grondwettelijke machtsoverdracht”.

Ook erkende Dessouki dat er wat geweld zou plaatsvinden rond de parlementsverkiezingen van 2010 en de presidentsverkiezingen van 2011, maar hij suggereerde dat “de veiligheidstroepen in staat zouden zijn alles onder controle te houden”. (nvdr: Op de dag van de parlementsverkiezingen van 2010 werden volgens het Moslimbroederschap 9 mensen gedood en werden verscheidene van hun leden gearresteerd. Volgens het hoofd van de VN-mensenrechtenraad, Navi Pillay, zijn er tijdens de huidige onlusten mogelijk reeds 300 doden gevallen, meldde de BBC.)

“Wijdverbreide politiek gemotiveerde onrust”, zei hij, “was onwaarschijnlijk omdat dat geen deel uitmaakte van de ‘Egyptische mentaliteit’.” De bedreiging van het dagelijkse overleven, niet de politiek, waren volgens hem de enige zaken die de Egyptenaren en masse de straten op kon drijven.

Hij voegde er nog aan toe dat “Egypte op weg was naar democratie”, maar dat de overgang van een faraonisch politiek systeem een lange tijd in beslag zou nemen.

Ambiguë houding van het militaire apparaat

In een telex van 23 september 2009 laten Egyptische academici en andere burgeranalisten hun licht schijnen over het leger. Zij schilderden een portret van een instelling die intellectueel en sociaal achteruit gaat.

Zij beschreven ontevreden officieren van het middenniveau die misnoegd zijn met hun minister van Defensie die loyaliteit hoger waardeerde dan vaardigheden. Onvrede ook met het feit dat de de soldij gezakt was onder het niveau van het loon in de privésector.

Niettegenstaande zagen ze het leger grote invloed behouden door zijn rol in het verzekeren van stabiliteit en door het uitbaten van een groot netwerk van commerciële ondernemingen.

Allen waren ze ervan overtuigd dat Gamal Moebaraks machtsbasis geconcentreerd is in het bedrijfsleven. Eén professor meldde dat officieren hem hadden verteld dat zij Gamal niet steunden en dat indien Moebarak zou overlijden tijdens zijn ambtstermijn, zij veeleer de macht zouden grijpen dan toe te staan dat Gamal zijn vader zou opvolgen.

Niettegenstaande waren de analisten het er allemaal wel over eens dat de militairen zouden accepteren dat Gamal de macht zou overnemen via verkiezingen indien Hosni dit proces zou ‘zegenen’ en vervolgens effectief de macht zou overdragen aan Gamal. Een scenario dat de VS onwaarschijnlijk achtte.

Een andere professor deelde het inzicht dat nadat Gamal actief werd in de NDP, in 2002, het regime met privatiseringsprocessen begonnen was ten gunste van rijke zakenlieden rond Gamal met de bedoeling een machtsbasis te creëren binnen de NDP stammende uit het bedrijfsleven om Gamals gebrek aan militaire geloofsbrieven te compenseren.

Een gevolg van deze strategie was, volgens de professor, de noodzaak voor het regime om de economische en politieke macht van de militairen te verzwakken zodat ze Gamals pad naar het presidentschap niet zouden kunnen blokkeren.

ElBaradei levensvatbaar maar onbekend alternatief

Een telex van 23 februari 2010 belicht ElBaradei als mogelijke opvolger na zijn terugkeer naar Egypte op 19 februari 2010. Volgens de telex werd ElBaradei gezien als een “onafhankelijk en levensvatbaar alternatief voor een corrupt regime en een ineffectieve oppositie”. De mainstream oppositie zou, nog volgens de telex, hoewel blij met ElBaradeis activisme, niet bereid zijn hem te aanvaarden als een consensuskandidaat.

De NDP had zich ver gehouden van eerdere pogingen om ElBaradei te demoniseren. Die pogingen hadden een averechts effect gehad. Opiniestukken in overheidskranten merkten zijn ‘Europese stijl’ van ‘korte en to the point antwoorden’ op, suggererend dat ElBaradei geen voeling meer had met het Egyptische volk. Ook werd vanuit de NDP gesuggereerd, aan de hand van ElBaradeis weigering zich te willen binden aan één partij, dat hij was teruggekeerd zonder een echt politiek programma.

Activisten van allerhande strekkingen, de 6 April-beweging, Kefaya, … reageerden over het algemeen positief op de komst van ElBaradei en verwelkomden hem ook. De voorzitter van Kefaya, George Is’haq, zelf al ver de zestig voorbij, was aangenaam verrast dat de mensen die ElBaradei kwamen begroeten van de ‘jongere generatie’ waren.

Voor activist en directeur van het Arabisch Centrum voor de Onafhankelijkheid van de Rechterlijke Macht en de Advocatuur, Nasser Amin, vertegenwoordigde ElBaradei “een kandidaat met een schone lei, iemand die gevrijwaard was van samenspannen met het regime – zoals andere leden van de oppositie – en niet besmet door beschuldigingen van laakbare praktijken”.

Schrijver Alaa Al Aswani noemde het enthousiasme over ElBaradei het bewijs van het verlangen naar verandering in Egypte, maar waarschuwde ervoor dat men hem niet moest zien als een ‘redder’.

ElBaradei had tijdens een televisie-interview herhaald dat hij niet de intentie had om deel te nemen aan de presidentsverkiezingen, maar deelde mee dat hij dit wel zou doen indien de nodige grondwetshervormingen werden doorgevoerd. Voornamelijk de hervorming van artikel 76, waardoor hij – aangezien hij zich niet wilde binden aan een partij –  verplicht zou zijn om 250 handtekeningen te verzamelen, en artikel 88 dat geen limiet op de presidentstermijnen voorschrijft.

ElBaradei bekritiseerde de wijdverspreide verkiezingsfraude van 2005 en het huidige regime, in het bijzonder president Moebarak, voor zijn leiderschap dat had geleid tot een corrupte staat die gekenmerkt wordt door een klimaat van angst, opgelegd door de veiligheidsdiensten. Het falende armoedebeleid, de ongeletterdheid en de sektarische spanningen.

De decaan van de Faculteit voor Economie en Politieke Wetenschappen van de universiteit van Caïro en lid van het beleidscomité van de NDP, Alia Al Mahdy, had een ambassademedewerker meegedeeld van mening te zijn dat ElBaradei wellicht de intentie had veranderingen door te drukken, maar dat het onwaarschijnlijk was dat hij zich kandidaat zou stellen voor het presidentschap. Ze zei dat zij en anderen in de NDP ElBaradei ‘respecteren’ maar loyaal bleven aan Moebarak.

Ze voegde eraan toe dat ElBaradeis lange afwezigheid uit Egypte niet betekende dat hij Egypte niet genoeg begreep om voor het presidentschap te gaan, zoals andere NDP’ers hadden beweerd, maar dat Egyptenaren hèm niet goed genoeg kenden om voor hem te stemmen.

Tijdens zijn eerste publiek optreden ontmoette ElBaradei ook de secretaris-generaal van de Arabische Liga, Amr Moussa, die hij een ‘persoonlijke vriend’ noemde. Het optreden dat werd verslagen door de onafhankelijke media ging over de toekomst van Egypte. Moussa liet zich hier ontvallen dat alle Egyptenaren “hevig naar verandering verlangden en dat dat hun goed recht was”.

6 April-beweging: ‘onrealistische’ doelstelling

In een telex van 30 december 2008 laat de VS zich sceptisch uit over de “hoogst onrealistische doelstelling” van de 6 April-beweging om het huidige regime nog voor de presidentsverkiezingen van 2011 te vervangen door een parlementaire democratie.

De telex geeft weer hoe een activist van de beweging poogde om Washington ervan te overtuigen hervormingen in Egypte af te dwingen door druk uit te oefenen op het regime-Moebarak door ermee te dreigen informatie vrij te geven over Egyptische ambtenaren en hun illegale buitenlandse bankrekeningen.

Hij koesterde de hoop dat de VS en de internationale gemeenschap deze rekeningen zouden bevriezen zoals ze gedaan hadden met deze van vertrouwelingen van de Zimbabwaanse president Robert Mugabe.

De activist zei de VS ervan te willen overtuigen dat “Moebarak erger is dan Mugabe en dat hij nooit democratische hervormingen zou aanvaarden”. Hij beweerde tegenover de ambassade dat Moebarak zijn legitimiteit haalt uit steun van de VS en “dat bijgevolg de VS verantwoordelijk is voor Moebaraks misdaden”.

Hij beschuldigde NGO’s die werken aan politieke en economische hervormingen ervan in een “fantasiewereld te leven en niet te erkennen dat Moebarak – de kop van de slang – een stap opzij moet zetten om het mogelijk te maken dat de democratie kan wortel schieten”.

Deze activist beweerde, volgens de telex, dat verschillende figuren uit de oppositie – met inbegrip van partijen als de Wafd, Nasserite, Karama en Tagammu, en het Moslimbroederschap, Kifaya en de Revolutionaire Socialistische bewegingen – hadden ingestemd met een ongeschreven plan om de overgang naar een parlementaire democratie te ondersteunen. Een verzwakt presidentschap met een verkozen premier en parlement zou nog voor de presidentsverkiezingen van 2011 een feit kunnen zijn.

Nog volgens de activist was de oppositie geïnteresseerd in steun vanwege politie en leger voor een overgangsregering voorafgaand aan de presidentsverkiezingen van 2011. Het plan was volgens hem “zo gevoelig dat het niet kon worden neergeschreven”.

***

De Egyptische vlag bestaat uit drie gelijke horizontale banden: rood, wit en zwart.

In het midden van de witte band staat het nationale embleem – een gouden adelaar van Saladin, de kop naar de vlaggenstok gewend, met op zijn borst een schild met paal en in zijn klauwen een perkamentrol met, in het Arabisch, de naam van het land.

De kleuren van de banden stammen van de Arabische Bevrijdingsvlag, gebaseerd op de Arabische Revolutievlag, en vertegenwoordigen: de onderdrukking (zwart) die, overwonnen in een bloedige bevrijdingsstrijd (rood), plaats moet maken voor een stralende toekomst (wit).

***

De telexen:

dagelijkse newsletter

take down
the paywall
steun ons nu!