Opinie, Nieuws, Politiek - Camille Truus, Karen Moeskops, Nico De Winter, Pieter Stockmans

Gaza en Zuid-Israël: hoe lang moeten slachtoffers nog wachten?

Op 18 januari 2011 ‘vieren’ we de trieste tweede verjaardag van het einde van het conflict in Gaza en Zuid-Israël. Hoewel een VN-onderzoeksmissie oorlogsmisdaden door beide partijen vaststelde, wachten de slachtoffers nog steeds op gerechtigheid. Nu, twee jaar na het einde van het conflict, is van een engagement om de daders te vervolgen weinig te merken.

dinsdag 18 januari 2011 18:50
Spread the love

In maart 2011 zal de VN-Mensenrechtenraad dit falen van de nationale Israëlische en Palestijnse overheden onder het licht houden. Amnesty International ziet geen andere uitweg dan internationale gerechtigheid.

Families wachten nog steeds op gerechtigheid

Op 27 december 2008 lanceerden Israëlische troepen een aanval op de Gazastrook, waarbij ze honderden burgers doodden en duizenden verwondden. Ze vernietigden VN-gebouwen, ziekenhuizen, duizenden huizen en publieke infrastructuur.

Palestijnse gewapende groeperingen, waaronder Hamas, vuurden willekeurig honderden raketten af op het zuiden van Israël. Ongeveer 1.400 Palestijnen en 13 Israëli’s vonden de dood in dit 22-dagen durende conflict; drie van de Israëlische en de meerderheid van de Palestijnse doden waren burgers.

Op 14 januari 2009 vuurde Israël een precisieraket af op de familie Mousa, in hun tuin in de wijk Sabra van Gaza-stad. Izzeddin Wahid Mousa, zijn vrouw Samira, hun 14-jaar oude dochter Nour en hun drie zonen verloren het leven. Eén van de overgebleven dochters zegt: “We begrijpen nog steeds niet waarom dit is gebeurd. We willen een onderzoek. Ik wil weten waarom wij wees zijn geworden!”

De familie Mousa is maar één van de velen die het slachtoffer werden van precisiewapens. Waarom voerde het Israëlische leger schijnbaar doelgerichte aanvallen uit op burgers? Tot vandaag blijven de Israëlische autoriteiten het antwoord op die vraag schuldig.

De al-Sammouni-familie verloor 31 familieleden in de al-Zaytoun-wijk van Gaza-stad toen het huis van het gezin van Wa’el al-Sammouni werd beschoten, een dag nadat Israëlische soldaten tientallen andere familieleden hadden bevolen om naar dat huis te gaan.

Salah al-Sammouni vertelde Amnesty International: “Met zo’n 100 familieleden, vele kinderen, bleven we de hele dag en nacht in Wa’els huis. De volgende ochtend probeerden we in de tuin wat tomaten te gaan halen. Zodra we de deur uit waren, werden mijn neven Mohammed en Hamdi doodgeschoten. Dan werd het huis gebombardeerd. Mijn dochtertje, mijn ouders, mijn neven en nichtjes, mijn schoonzussen, werden allemaal gedood. Kinderen lagen dagenlang onder het puin, tussen de lijken van familieleden. Sommige gewonden bloedden dood omdat het leger geen ambulances van het Rode Kruis doorliet.”

Israël werd getroffen door een reeks aanvallen van Palestijnse gewapende groeperingen. Eén van de dodelijke slachtoffers was Irit Sheetrit, een 38-jarige moeder van vier kinderen. In het centrum van de stad Ashdod, nabij haar auto, ontplofte een raket. Ze was op slag dood. Vele Israëlische burgers ontsnapten aan de dood.

Op 2 januari 2009 ontplofte een raket in het appartement van Viktor en Esther Berdichev in Ashkelon. De raket kwam via het slaapkamerraam binnen bij de twee vijftigers en ontplofte daar waar Viktor een minuut voordien nog sliep. Op 15 januari 2009 zat de 7-jaar oude Uriel Elazarov in de auto bij zijn moeder toen de alarmsirene luidde in Beersheva. Zij probeerde haar zoon te beschermen met haar lichaam, maar hij raakte zwaargewond aan het hoofd door een scherf van de raket die naar verluidt was volgeladen met metalen balletjes.

Impliciete bekentenissen

Palestijnse gewapende groepen, waaronder Hamas, hebben herhaaldelijk de verantwoordelijkheid voor deze raketbeschietingen opgeëist. Zij stelden uitdrukkelijk dat zij Israëlische stadscentra viseerden. Zo bekenden zij impliciet oorlogsmisdaden.

Ook Israëlische soldaten maakten geen geheim van hun intenties. Een Israëlische bevelvoerder gaf volgende veiligheidsbriefing aan zijn soldaten: “Ik wil agressiviteit zien. Als jullie iemand verdacht op de bovenverdieping van een huis zien, moeten jullie het bombarderen. Dat de vergissingen over hun levens gaan, niet de onze.”

Op een nota die een soldaat in een Palestijns huis achterliet, stond in het Hebreeuws zelfs te lezen: “Situatie beoordeling: ook het vuur openen als gewonden opgehaald worden”.

Ofer, een soldaat in de Golani Brigade (een elite-eenheid van het Israëlische leger) zei: “We kregen bevelen om onze machinegeweren af te vuren op al wat verdacht leek als uitvalsbasis voor Palestijnse militanten. We schoten op al wat bewoog. Burgers hadden toen al het bericht gekregen om het gebied te verlaten, dus ik voel me niet slecht voor de slachtoffers. Het feit dat ze daar bleven, betekent dat ze voor Hamas waren.”

Een baken van hoop: het Goldstone-rapport

Twee jaar na deze gruwel wachten de slachtoffers en hun families nog steeds op gerechtigheid. Het proces zit al een tijdlang vast in de bureaucratische molen van de Verenigde Naties. In januari 2009, een paar weken na de wapenstilstand, richtte de VN-Mensenrechtenraad een onderzoeksmissie op, om alle schendingen tijdens het conflict te onderzoeken.

Het panel bestond uit vier internationale deskundigen, onder leiding van rechter Richard Goldstone, voormalig lid van het Zuid-Afrikaanse Grondwettelijk Hof en voormalig hoofdaanklager van het Joegoslavië- en Rwanda Tribunaal.

In september 2009, 8 maanden na de wapenstilstand, publiceerde Goldstone zijn onderzoeksrapport. Volgens het rapport hadden beide partijen oorlogsmisdaden en mogelijk ook misdaden tegen de mensheid gepleegd.

Twee maanden later nam de Algemene Vergadering van de VN een belangrijke resolutie aan over de opvolging van het rapport. Beide partijen kregen 6 maanden om de gedocumenteerde misdaden van hun strijdkrachten zelf te onderzoeken. Ingeval de partijen dat niet zouden kunnen of willen, of indien hun onderzoek niet onafhankelijk en geloofwaardig zou zijn, dan zou de secretaris-generaal het Goldstone-rapport moeten verwijzen de Veiligheidsraad, het machtigste VN-orgaan. Die zou het naar de aanklager van het Internationaal Strafhof (ICC) kunnen sturen.

Op 26 februari 2010 herhaalde de Algemene Vergadering dit in een nieuwe resolutie. Secretaris-generaal Ban Ki-moon werd verzocht een opvolgingsrapport voor te leggen. Opmerkelijk was dat 22 landen die zich bij de vorige stemming nog hadden onthouden, deze keer voor stemden. Daarbij ook België. Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk, belangrijke EU-lidstaten en permanente leden van de Veiligheidsraad, stemden voor de resolutie. Het gevraagde opvolgingsrapport van de secretaris-generaal bevatte echter geen evaluatie van de Israëlische en Palestijnse onderzoeken.

Doofpotoperatie

Het grote aantal aanvallen op onschuldige burgers en het grote aantal burgerslachtoffers doen vermoeden dat aanvallen op burgers een doelbewuste keuze was. Totnogtoe hebben de Israëlische autoriteiten geen andere verklaring voorgelegd.

Op 25 maart 2010 richtte de VN-Mensenrechtenraad een Comité van Onafhankelijke Deskundigen op. Dat Comité onderzocht of de eigen Israëlische en Palestijnse onderzoeken wel onafhankelijk, effectief en oprecht waren en of ze conform waren aan de internationale standaarden.

Het Comité had ernstige twijfels bij zowel de Israëlische als de Palestijnse onderzoeken. Vooral de onvolledigheid en de transparantie van de Israëlische onderzoeken waren zorgwekkend. De besluiten van het Comité sluiten naadloos aan bij de observaties van Amnesty International.

Amnesty neemt aanstoot aan de totstandkoming van het Israëlische onderzoek. Het werd immers uitgevoerd door het leger zelf. De slachtoffers weten niet welke feiten het leger onderzoekt en welke niet, en hoe dat gebeurt. Een dergelijk onderzoek voldoet niet aan de eisen van onafhankelijkheid en transparantie.

Tot nu toe heeft slechts één voorval geleid tot een rechtszaak en veroordeling: een soldaat moest zeven en een halve maand de gevangenis in voor het stelen van een bankkaart. Het leger stopte veel zwaardere vergrijpen in de doofpot zonder ze aan een strafrechtelijk onderzoek te onderwerpen: aanvallen op burgers en ziekenhuizen, het gebruik van witte fosfor, … Deze werden afgedaan als operationele vergissingen, of werden slechts disciplinair gesanctioneerd.

Bovendien bleven diegenen die de beslissingen namen over de plannen en de uitvoering van de Gaza-operaties, buiten schot. Die beslissingen zouden volgens het Goldstone-rapport systematische en doelbewuste vernielingen in Gaza voor ogen hebben gehad. In plaats van deze misdaden grondig te onderzoeken, heeft Israël zijn soldaten afgeschermd van onafhankelijk onderzoek.

Ook Hamas doorstaat de test niet. Ook zij voerden tot op heden geen behoorlijk onderzoek naar de oorlogsmisdaden van Palestijnse miltanten. Hamas diende tot dusver drie documenten in bij de Verenigde Naties. Amnesty International heeft sinds februari 2010 geen informatie ontvangen die zou kunnen aantonen dat Hamas kwaliteitsvolle onderzoeken voert of de verantwoordelijken berecht en bestraft. De standaarden vooropgesteld door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties lapte Hamas aan zijn laars.

Internationale gerechtigheid nu!

Het is duidelijk dat geen van beide partijen het ernstig meent met hun plicht om de oorlogsmisdaden van hun strijdkrachten onafhankelijk en volledig te onderzoeken. De klok heeft lang genoeg getikt. Het is nu aan de internationale gemeenschap om een halt toe te roepen aan de doofpotoperatie en te garanderen dat de daders niet ongestraft wegkomen.

Richard Goldstone suggereert in zijn rapport dat de Veiligheidsraad de situatie in Gaza nu moet doorverwijzen naar het Internationaal Strafhof. Amnesty vindt dat de Veiligheidsraad zijn rapport even ernstig moet nemen als bijvoorbeeld rapporten over de situatie in Darfour. Gerechtigheid voor oorlogsmisdaden duldt geen dubbele standaarden.

Noch Israël noch de Palestijnse Autoriteit hebben het Statuut van Rome van het Internationaal Strafhof geratificeerd. Daarom kan de aanklager van het Internationaal Strafhof niet automatisch een onderzoek instellen. De Veiligheidsraad kan een dossier wel zelf steeds naar het Internationaal Strafhof verwijzen, maar die beslissing stuit op politieke hindernissen. Elke internationale oplossing vergt nochtans sterke politieke steun van de internationale gemeenschap.

Daarom riep Amnesty de VN-Mensenrechtenraad in september al op om sterk te reageren en te erkennen dat de Israëlische en Palestijnse onderzoeken ontoereikend zijn. De Mensenrechtenraad moet de aanklager van het Internationaal Strafhof vragen om dringend uit klaren of het Strafhof bevoegd is om misdaden begaan tijdens het conflict in Gaza te onderzoeken.

Daarnaast moet de zaak opnieuw naar de Algemene Vergadering en moet de secretaris-generaal het Goldstone-rapport voor de Veiligheidsraad brengen. Dit zijn alle onontbeerlijke stappen naar gerechtigheid. Amnesty herinnert er bovendien aan dat alle staten de misdaden begaan tijdens het conflict moeten onderzoeken en vervolgen voor hun nationale rechtbanken (universele jurisdictie).

Maart 2011: het moment van de waarheid

De VN-Mensenrechtenraad vroeg het Comité van Onafhankelijke Deskundigen enkel een nieuw verslag te bezorgen in maart 2011. Dat lijkt veel op uitstel, of afstel, van gerechtigheid. Amnesty is verbijsterd over deze vertragingsmechanismen.

De Palestijnse Autoriteit steunde deze beslissing. Druk vanwege Israël en de Verenigde Staten deed de Palestijnse Autoriteit waarschijnlijk buigen. Nochtans gaven vele landen, waaronder de belangrijkste EU-landen, al aan dat zij een verwijzing naar de Algemene Vergadering zouden ondersteunen.

Het gebrek aan politieke wil van de VN-Mensenrechtenraad riskeert het proces van gerechtigheid tot stilstand te brengen en de straffeloosheid te bevestigen. In dat geval zullen burgers een zware en gruwelijke prijs blijven betalen. De zitting in maart 2011 zal bepalend zijn: zullen de slachtoffers de gerechtigheid krijgen waar zij recht op hebben? Of zullen de daders wegkomen met moord?

Zal de internationale gemeenschap, voor de zoveelste keer, de politieke belangen van staten boven de rechten van slachtoffers van zware mensenrechtenschendingen plaatsen? Of zal de Mensenrechtenraad de vicieuze cirkel van straffeloosheid doorbreken, die al zo lang in de weg staat van een duurzame vrede en veiligheid voor alle Palestijnen en Israëli’s?

Herinner samen met Amnesty de Verenigde Naties eraan dat wanneer nationale overheden falen, de internationale gemeenschap ervoor moet zorgen dat gerechtigheid gegarandeerd wordt voor de slachtoffers. Teken de petitie:

http://www.aivl.be/actie/gerechtigheid-voor-slachtoffers-gaza-en-zuidelijk-israel/34967

Karen Moeskops, Camille Truus, Nico De Winter en Pieter Stockmans

Karen Moeskops is directeur van Amnesty Vlaanderen. Camille Truus, Nico De Winter en Pieter Stockmans zijn medewerkers van het landenteam Israël/Bezette Palestijnse Gebieden.

take down
the paywall
steun ons nu!